Cornelis Aernoudt van der Marssche, jonker, zoon van Evert van der Marssche en Elisabeth Alita van der Boeije, geboren ca. 1630, overleden 1677-1680
Gehuwd op 11 januari 1653 voor het gerecht te Utrecht (#) met
Francoise Marguereta van Weede, dochter van Francois van Weede en Mechtelt Francoise van Amerongen, geboren ca. 1638 te Geestdorp, begraven 20 juli 1695 in de Buurkerk te Utrecht (#)
Bron: hetutrechtsarchief.nl
Uitgebreide persoonsbeschrijving op de website van Franz Salzborn
Familie aangelegenheden
Op 26 januari 1654 staat Jordaen Poeijt borg voor Cornelis van de Marssche als echtgenoot van Francoise van Weede, mede-erfgename van haar vader Francois van Wede die successief erfgenaam was van zijn moeder Maria van Sneeck weduwe Daniel van Wede, in leven raad ordinaris in hof van Utrecht, inzake eventuele restitutie van hoofdsom en rente van plecht indien dat uit hoofde van sententie van preferentie en concurrentie zou dienen te geschieden.
Op 1 juli 1664 sluiten de kinderen en erven van Arnold van der Boeijen, bij name Otto Christoffel van Dieten gehuwd met Maria Mechteldis van der Boeijen, en de kinderen van Elisabeth van Berch met Willem Raijmont van der Boeijen, een akkoord met de kinderen en erven van Everhard van der Marsche en Elisabeth, bij name Cornelis Arnoud van der Marsche en Harman Franciscus Kockman gehuwd met Josina Elisabeth van der Marsche, over de verdeling van Arnold van der Boeijen en Boudewijn van der Boijen, hun broer en (oud)oom, tot wiens nalatenschap de comparanten ieder eveneens tot een derde deel gerechtigd zijn, en die in Keulen is overleden. Anna van Lerchevelt is tweede echtgenote van Arnold van der Boeijen. Elisabeth van Berch is executeur van het testament van Boudewijn van der Boijen, die executeur is geweest van het testamen van Arnold van der Boeijen. Op 8 augustus 1664 Harman Franciscus Kockman gehuwd met Josina Elisabeth van der Marsche, constitueert haar broer Cornelis Arnoud van der Marsche tot verkoop van landerijen, rentebrieven, plechten etc., de comparanten en de geconstitueerde toebedeeld middels scheiding van de erfenis van Arnolt van der Boeije, hun grootvader, en Boudewijn van der Boeije, hun oudoom van wie zij mede-erfgenaam zijn. Op 9 augustus 1664 Otto Christoffel van Dieten, Cornelis Arnoud van der Marsche en Harman Franciscus Kockman constitueren Willem van Velpen, Johannes Grimmer en Willem van Westbroeck om Elisabeth van den Berch, weduwe van Willem Reijmont van der Boeije, in leven der keijzerlijke majesteits appellations raad in koninkrijk Bohemen, als moeder en voogd van haar kinderen en gemachtigde van haar oudste zoon, en in die kwaliteit mede-erfgename van haar schoonvader en oom respectivelijk, te arresteren tot voldoening van f 899-1-7 en van f 700. Op 17 augustus 1664 dragen de kinderen van Elisabeth van Berch over aan Cornelis Arnoud van der Marsche, neef van de kinderen, hun derde deel in een rentebrief van f 200,- ’s jaars uit nalatenschap, die nog onverdeeld gebleven was omdat Arnoud van der Boeije in Spaanse dienst was.
Op 27 juni 1671 benoemen Cornelis Aernoudt van der Marssche en zijn kinderen, Gijsbert van Bijlevelt, notaris, tot het vorderen fidei-commissaire goederen, die Daniel van Weede heeft geërfd van hun oudoom Elias van Weede. Op 13 april 1672 benoemt Francoise Marguereta van Weede, Gilbertus Junius, canunnik en vice deeken van den capittule van Ste Mariae, tot regeleing van zaken betreffende de boedel van broer Daniel van Weede. Dit gebeurt met goedkeuring van akkoord dd 1 april 1672 tussen Cornelis Arnoudt van der Marssche, als voogd van de onmondige kinderen van Daniel van Weede, en van tweede partij als administrateur van eerste partij. Op 13 september 1672 benoemen zij opnieuw Gijsbert van Bijlevelt, nu om zich door akte erfgenamen te laten verklaren van Daniel van Weede en van notaris Willem van Velpen de administratie over te nemen.
Op 22 december 1674 komen Cornelis Arnout van der Marsche en Francoise Margareta van Weede tot verzoening. Beide partijen, eerder met elkaar gehuwd maar vervolgens gesepareerd, verklaren weer samen te gaan wonen, voorlopig op Wingerveldt en later te Culemborg, waarbij de goederen van comparante eigendom zullen zijn van hun kinderen en beheerd zullen worden door Justus van der Laeck. Met goedkeuring van Everhard Josephus van der Marssche, zoon. Deze akte is op 24 december 1674 voor het hof van Utrecht bekend en op dezelfde dag voor het gerecht van Utrecht in het boek van transporten en plechten geregistreerd. Op 25 december 1674 benoemen de erven van Daniel van Weede, zijnde de onmundige kinderen van Cornelis Aernout van der Marssche, notaris hove van Utrecht Justus van der Laeck, tot het beheer van roerende en onroerende goederen.
Op 18 oktober 1678 compareert te Amersfoort vrouwe Francoise Margarethe van Wede weduwe Jhr Cornelis Arnout van der Marssche, die geeft als donatio inter vivos aan Jfr Ignatia v/d Marssche en Franchoise v/d Marssche haer onmondige kinderen o.a. een erf van omtrent 28m onder Houten en Oudwulven gelegen, jegenwoordig in gebruik bij Peter Joosten.
Op 19 maart 1680 benoemt Francoisa Margareta van Weede, weduwe van Cornelis Aernout van der Marssche, Hendrick Schelling, schout van Geverscoph, om aan Maria van der Marssche te Culemborg inzage en kopie te vragen van het testament en andere papieren van Cornelis Aernout van der Marssche.
Verkoop, verhuur en transport
Op 9 juni 1654 verklaart Peter van Hardenbroeck dat Cornelis Arnolt van de Marssche, echtgenoot van Francoisa van Weede, executie van goed van comparant mag voortzetten indien f 850-0-0, rente van f 3000-0-0, niet op 1 september 1654 zal zijn voldaan. Comparant zal zich niet beroepen op verjaring van de condemnatie.
Op 29 november 1656 verhuurt Cornelis Arnolt van de Marsschen aan Henrick Gerritssen Schenckel een erff ende hoffstede, mitte huijssinge c.a. en duijfhuijsgen groot 8 mergen 4 hondt genaamd Loevenhout gelegen in het gerecht Achttienhoven. Op 25 februari 1663 verhuurt hij nog aanvullend 2 voorste weijcampen gelegen naast de hoffstede Loevenhout, gelgen in het gerecht Achtienhoven ontrent de Roodebrugh. Op 13 juli 1666 verklaart Herbert Claess over oplevering van hofstede Het Loevenhout, gehuurd van Cornelis Arnout van der Marssche, en over verrichte reparaties. Aert Cloetingh heeft de huur overgedaan aan Herbert Claess.
Op 4 februari 1661 Cornelis Arnoud van der Marsche insinueert Willem de Cock en Aert den Berger van vraag of ze de huur van de hofstede en landen waar Jan van Rossum op woont willen voortzetten. Op 16 maart 1661 verhuurt Cornelis Arnaud van der Marsche aan Jan Cornelisz van Rossum een hoffstede, boomgaert, huijs, achterhuijs, backhuijs, twee bergen, schuijr ende duijffhuijs mitsgaders nog 28 mergen weij- en bouwlant gelegen in het gerecht Houten ende Oude Wulven en 2 hont lants te Houten, met have, beesten en koren van de huurder als onderpand. Op 7 mei 1661 Cornelis Arnoudt van der Marsche, broer en mede-erfgenaam van zijn vader Everard van der Marsche, constitueert zijn broer Bitter van de Marsche om voor het gerecht van Utrecht aan Gerard van Blocklant een huis, hofstede c.a. aan de oostzijde van de Nieuwegracht te transporteren.
Op 18 juli 1663 verhuurt Cornelis Arnoud van der Marsche aan Peter Dircksz Kleijntje 11½ mergen hoijlant te Vinckeveen genaamd Hoogenbraem. Op 19 oktober 1663 Cornelis Aernoudt van der Marssche constitueert Willem Jan Schouten tot transport ten behoeve van Johan van Egeren, gehuwd met Johanna Maria van Pallaes, eerder weduwe van Johan Belten de Goesbergen, als moeder en Guilliaem Edmondt als voogd van Pieter Belten de Goesbergen, van 6 morgen land in de Hooge Birckt onder Soest. Op 25 mei 1664 verhuurt Cornelis Arnoud van der Marsche aan Adriaen Adriaensen den Jongen en Cornelis Claesen van Oostveen 5½ mergen weijlant in 3 campen gelegen in het gerecht Achtienhoven.
Op 24 november 1669 Cornelis Arnoudt van der Marsche constitueert Willem van Velsen en Gerrit van Lochem tot transport voor het gerecht van Utrecht van plechten ten behoeve van Berent van Sutphen, advocaat hove van Utrecht. Op 9 december 1669 verhuurt Cornelis Arnoud van der Marsche aan Pieter van Naerden een huijsinge mitte stalle aan de oostzijde van de Nieuwegraft ontrent het Jeronimus School gelegen aende Walle, uitgezonderd de achterkamers boven de stal.
Op 8 februari 1670 Cornelis Arnoudt van der Marsche constitueert Nicolaes Pesser om voor het gerecht van Hardenbroek te transporteren aan Elisabeth Schuijt, weduwe van Cornelis van Wijckerslooth, een plecht van f 3000,-. Op 24 februari 1670 benoemt Cornelis Aernout van der Marssche, wonende aan de Nieuwegraft omtrent ’t Jeronimusschool te Utrecht, Gijsbert van Bijlevelt, notaris, tot de verkoop van percelen grond, obligaties en plechten. Op dito Cornelis Arnoudt van der Marsche constitueert Maria van der Marsche tot verkoop van 3½ morgen land te Tricht in het graafschap Buren. Op 29 maart 1670 benoemt Cornelis Aernout van der Marssche, Aernolt van den Berch, wonend te Antwerpen, tot de verkoop van een obligatie ten laste van de Bregittinen te Brussel. Op 1 april 1670 tekenen Cornelis Aernout van der Marssche en Maria van der Marssche een kwitantie voor voldoening van overdracht van een obligatie van f 1200 ten laste van Nederlangbroeck. Op 9 april 1670 is de obligatie overhandigd aan Ambrosius Bosschaart, schout van Nederlangbroeck. Op 29 november 1670 benoemt Cornelis Aernout van der Marssche, Nicolaes Pesser en Dirck van Westerholt, om voor het gerecht van Vinkeveen 12 mergen land, de Hogenbraem, te transporteren aan Cornelis Henricxe van Sethoven.
Op 5 januari 1671 benoemt Cornelis Aernout van der Marssche, Henrick van Duijsel, advocaet, Dirck van Westerholt en NN Holland, boode tot Montfoort, om voor het gerecht van Willeskop land ten laste van Aert van Sant, wonende aan de Vaart, te transporteren. Op 8 april 1671 benoemt Cornelis Aernout van der Marssche, de schout van Abcoude Statengerechte Johan van Ewijck, tot het transporteren voor het gerecht van Aesdoms St Peters van land aan Gijsbert van Bijlevelt, notaris, en Cornelia Poolvoet, echtelieden. Op 23 juni 1671 benoemt Cornelis Aernout van der Marssche, wijncoper Jan van Schaick en clerquen Nicolaes Pesser en Berent van Kennewech om voor het gerecht van Achtienhoven een plecht van f 5000 te passeren te behoeve van de erven Enoch Poolvoet, en om voor het leenhof van Vianen en het gerecht van Lage Haar een plecht van f 2000 ten behoeve van de erven Enoch Poolvoet te passeren.
Op 31 oktober 1671 verklaren Cornelis Aernout van der Marssche, echtgenoot van Franschoise Margareta van Wede, dat land onder Schalkwijk, verkocht aan Johan Knijff, nog op de naam van Daniel van Wede stond, die echter daarop toegestemd heeft in transport aan Johan Knijff. Op 13 januari 1683 benoemt Fransoisa van Wee, weduwe van Cornelis Aernt van der Marssche, de advocaet voor den hove van Utrecht, Hendrick van Lamsweerde, tot het innen van vordering op Hendrick Knijff als erfgenaam van vader Johannes Knijff. Op 1 april 1685 benoemt Francoise van Weede, weduwe van Cornelis Arnout van der Marssche, procureur voor den raede van Brabant in s’ Graevenhaeghe, Harmannus van Revenhorst, tot het voeren van proces in hoger beroep tegen de erfgenamen van Johannes Knijff. Op 9 april 1683 benoemt Franchoise Margareta van Weede, weduwe van Cornelis Arnoudt van der Marsche, Pieter Gerardt, vaendrich in garnisoen te Grave, en Johan de Meijer, procureur te Grave, om plecht te innen van NN Kuijff (Knijff ?), predikant te Grave.
Op 15 oktober 1673 draagt Fransoisa Margareta van Wede, echtgenoot van Cornelis Arnout van der Marssche, over aan Willem Terburch, winckelier te Utrecht, landpachten te betalen door Cornelis van Rossum te Houten, vanwege een obligatie van f 600 voor mondkosten, kamerhuur en voorgeschoten geld. Op 6 augustus benoemt Francoise Margareta van Weede, Justus van der Laeck, notaris hove van Utrecht, tot zaakwaarnemer. Op 9 augustus 1674 staat Henrick Roggen, coopman te Swol, borg voor levering in de plaats van de echtelieden Francoise Margareta van Weede en Cornelis Aernout ter Marsche, bij hun afwezigheid in Utrecht. Op 4 november 1674 tekent Cornelis Arnoudt van der Marsche een schuldbekentenis van f 340 vanwege twee eerdere obligaties, ten behoeve van Gijsbert van Bijlevelt, notaris.
Op 28 oktober 1675 benoemen Cornelis Aernout van der Marsche en zijn onmondige kinderen, Justus van der Laack, notaris hove van Utrecht, om voor het gerecht van Utrecht ten behoeve van Geerloff van den Capelle een huis aan de Wittevrouwenbrug te Utrecht uit de boedel van Daniel van Weede te transporteren. Op 17 december 1675 benoemt Justus van der Laeck, als gemachtigde van Cornelis Aernout van der Marsche, de procureur hove van Utrecht Dirck Versteech, om een proces te voeren. Op 31 januari 1676 benoemt Cornelis Aernout van der Marsche, Justus van der Laeck, notaris hoven van Utrecht, om voor schout en gerecht van Houten, Oudwulven etc. ten behoeve van Catharina Ibens, weduwe van Johannes Middeldorp te Rotterdam, plecht te vestigen op huis, hof en landerijen in Houten en omstreken, met huuropbrengst daarvan als onderpand voor jaarlijkse rente. Op 12 februari 1676 benoemen Cornelis Aernout van der Marssche en Francoise Margareta van Weede, Anthoni Versteech, procureur gerechte van Utrecht, om proces te voeren, speciaal om toe te stemmen in gerechtelijke eisen. Op 10 april 1676 benoemen Cornelis Aernout van der Marsche en zijn onmondige kinderen, Justus van der Laeck, notaris hoven van Utrecht, om aan de gemachtigden van de prins Willem III van Oranje land te verkopen. Op 5 juli 1676 benoemen de erven van Daniel van Weede, zijnde de onmundige kinderen van Cornelis Aernout van der Marssche en Francoise Margareta van Weede, de secretaris van de cleijne rolle van Utrecht Justus van der Laeck, om land te Schoonauwen uit boedel van Daniel van Weede te transporteren aan Jacob Martens, raad in de vroedschap van Utrecht. Op 10 mei 1677 tekenen Cornelis Arnold van der Marssche, echtgenoot van Francoise Margareta van Weede, en Cornelis Jansz van Rossum, wonende te Schoonouwen, een akkoord inzake verrekening van vorderingen betreffende door 2e partij gepachte hofstede in Houten, om proceskosten te voorkomen. Op 1 juli 1679 draagt Francoise Margareta van Weede, alias Francoise Margareta van der Marssche, over aan Dirck van Rijsen, advocaat hove van Utrecht, de opbrengst van verkochte goederen, na aftrekt van overige schulden, voor salaris en voorschot.
Op 10 juni 1680 verkoopt Franchoise Margareta van Weede, weduwe van Cornelis Aernout van der Marssche, en haar onmondige kinderen, een huijsinge hoffstede c.a. met 37 dammaet lants in 3 percelen in Hooglandt, Neerseldert, aan een onbekende koper. De verkoopt vindt plaats in verband met onvermogen van de eerste partij tot betalen schuld, en om schade van gedwongen verkoop voor beide partijen te voorkomen.
Leningen, betalingen en inningen
Op 24 juni 1656 Cornelis Arnolt van der Marssche constitueert Godefridus van Acquoy tot inning van twee recipissen ten laste van gedeputeerden staten ’s lands van Utrecht, beide van f 5000,-.Op 3 juni 1659 Cornelis Arnoudt van der Marssche constitueert Dirck Schouten en Christiaen de Jonghe om voor het gerecht van Wilnis f 1700-0-0 in mindering van een plecht groot f 2000-0-0, gevestigd door Henrick Elbertssen op een bruikweer land aldaar te velde gelegen, over te dragen ten behoeve van Willem Ewoutssen van Bodegraven te Utrecht, alsmede om een plecht groot f 1800-0-0, door Arien Cornelis Antes gevestigd op 2 akkeren land mede aldaar gelegen, te casseren. Op 27 februari 1660 Cornelis Arnout van der Marsche constitueert Gerard Pelt tot cassatie van een plecht van f 1000-0-0 gevestigd op land in Bunschoten wegens aflossing door Reijer Geerlingh Heuvelinck.
Op 10 april 1660 sluiten de kinderen van Franchois van Weede, zijnde Cornelis Arnoud van der Marsche gehuwd met Franchoisa Margareta van Wede en Daniel van Weede, een akkoord met Jan Cornelisz de With over voldoening van tweede partij aan eerste partij ter zake 2 plechten gevestigd op een huis c.a. en boomgaard gelegen aan de oostzijde van het Zandpad in Schalkwijk. Op 1 november 1660 sluiten beide partijen een akkoord over voldoening van 2 plechten, samen f 850,- die eerste partij sprekende heeft op goederen van tweede partij te Schalkwijk aan de oostzijde van het Zandpad.
Op 2 februari 1661 Cornelis Arnoud van der Marsche constitueert zijn zuster Maria van der Marsche tot invordering bij notaris Acquoy en zijn vader van zijn tegoeden. Op 27 april 1661 Arnoudt van der Marsche, broer en mede-erfgenaam van zijn vader Everard van der Marsche, constitueert zijn zus Maria van der Marsche om voor het gerecht van Utrecht te transporteren aan Gerard van Blocklant een huis en hofstede aan de oostzijde van de NIeuwegracht en tot inning van een plecht van f 1200-0-0 van de weduwe van Aert van Westrenen, in leven domheer.
Op 26 maart 1662 Cornelis Arnoud van der Marsche constitueert Jacob Lauwen, schepen te Wilnis, tot cassatie van een plecht van f 500 ten behoeve van Maria van Sneeck, weduwe van Daniel van Weede, grootmoeder van echtgenote van de comparant. Op 4 april 1662 ontvangen Cornelis Arnoudt van der Marsche c.s., erfgenaam van Franchoisa van Amerongen, en Cornelis van Roijen, neef van de overdraagster, van Geertje Henricks Wasman, 1/3 erfgename van zijn moeder Grietje Aelberts van der Horst, de helft van 1/3 part van de rente van f 200 die haar verschuldigd was aan Willemina van Praet van Moerkercken, weduwe van Sombeeck die Geurt Wasman, broer van overdraagster aan laatstgeduide nog te betalen heeft. Op 19 juli 1662 Cornelis Arnoudt van der Marsche constitueert Anthonij Govertsen van Gaesbeeck, procureur en notaris te Cuijlenburch, tot procederen inzonderheid tegen Geertje Goosens weduwe van Jan Gerritsz, schepen te Culemborg, over de nagelaten boedel.
Op 15 februari 1663 Bitter, Cornelis Arnoldt, Maria en Josina Elisabeth van der Marsche constitueren Johannes Grimmer tot invordering bij Godert van Reede, Ernst van Reede en Johan van Reede van f 800,- volgens schuldbekentenis. Op 2 januari 1664 Cornelis Arnoud van der Marsche, als mede-erfgenaam van Maria van Sneeck weduwe Daniel van Weede, constitueert Cors Henricksen, gerechtsbode van Mijdrecht, om een plecht van f 1000,- te casseren. Op 24 september 1664 Cornelis Arnoudt van der Marsche constitueert Anthonij Govertsen van Gaesbeeck om voor het leenhof van het graaflijke huis Buijren in opdracht van Johan Otten van Acquoy te Culemborg, leenverlei te verzoeken terzake 3½ morgen weiland de Molencamp gelegen op Tricht in de Nieuwe Hoeve, plecht te casseren en vervolgens de landerijen van Johan Otten van Acquoy gelegen onder Beusichem uit hypothecair verband te ontslaan.
Op 8 juni 1667 Gerard van der Steen en Cornelis Arnoud van der Marssche constitueren Willem van Oudenhoven tot het innen van vorderingen op Philips de Cock van Oppijnen dict Vladeracken en diens echtgenote Geertruijt van Rijsenburch. Op 17 april 1669 Cornelis Aernout van der Marsche, als echtgenoot van Fransosa van Weede mede-erfgenaam van Maria van Sneeck in leven weduwe Daniel van Wede, constitueert Jacob Willemsz Stroinch om voor het gerecht van Mijdrecht een plecht te casseren. Op 13 april 1670 tekent Cornelis Arnout ter Marsche een schuldbekentenis van f 1200 na akkoord met NN Boschman, procureur. Op 10 juni 1670 benoemt Cornelis Aernout van der Marssche, Gijsbert van Bijlevelt, notaris, tot het afsluiten van een lening met als onderpand hun huis c.a. te Utrecht en assignatie op de huurpenningen.
Op 2 juni 1675 benoemt Johan Basti, gewesene camerlingh van Daniel van Weede, procureur s’ hoofs van Utrecht, Peter van Sompeecken, tot ontvangst van achterstallig loon van f 320 bij Cornelis Arnout van der Marssche, vader en voogd over de onmondige erfgenamen van Daniel van Weede of bij de administrateur van de boedel Justus van der Laeck.
Op 8 april 1680 tekent Francoisa Margrita van Wede, weduwe van Cornelis Aernoudt van der Marssche, een schuldbekentenis van f 46 wegens geleverd laken, onder overdracht van gelijk bedrag uit inkomsten van haar goederen, ten behoeve van Adriaen de Bruijn, laeckencooper te Utrecht. Op 2 juni 1680 benoemt Franchoijse Margareta van Weede, Daniel van den Bergh, advocaat hove van Utrecht, om het leenhof van Luttikweede verlei te verzoeken van een tiend, een huis c.a. en land in Hoogland, en om voor het leenhof in Hoogland huis en hofstede c.a. en land in Nedeseldert tot onderpand te verbinden aan obligatie ten behoeve de weduwe van Justus van der Laeck. Op 5 november 1681 brengt Francoise Margareta van Weede, weduwe van Arnout van der Marssche, f 500 in mindering op twee plechten bij Michiel Boudart, cruijdenier te Utrecht, voortkomend uit het vruchtgebruik van de goederen van Daniel van Weede, waarvan de comparante het vruchtgebruik heeft.
Uit dit huwelijk:
1 Everhard Josephus van der Marssche, jonker, geboren 1653, overleden > oktober 1680
2 Ignatia Allegonda van der Marssche. Ondertrouwd 9 mei 1679 en gehuwd 27 mei 1679 te Amersfoort met Johann Rudolph van Onderloch
3 Bitter van der Marssche, overleden > 2 oktober 1681. Gehuwd met Catharina Mulders