Marssche, Evert van der (ca. 1580-1642)

Evert van der Marssche, jonker, hulder van Hinderstein, zoon van Bitter van der Marssche en Josina van Soudenbalch, geboren ca. 1580, overleden 29 september 1642 te Zwolle, overluiding 3 oktober 1642 en aangetekend 10 oktober 1642 te Utrecht (#)

Gehuwd 5 november 1608 voor het gerecht te Utrecht en 2 april 1609 te Zwolle met

Cornelia van Zuijlen van Nijevelt, vrouwe van Hinderstein, dochter van Beernt van Suijlen van Nijevelt en Mechtelt van der Maeth, geboren ca. 1585, overleden 24 augustus 1617, begraven te Langbroek

Gehuwd 22 november 1618 voor het gerecht te Culemborg met

Catharina Proeijs, overleden 30 oktober 1621 te Culemborg (overluiding 1 november 1621 te Utrecht)

Ondertrouwd 26 januari 1625 voor het gerecht te Utrecht (#) en gehuwd 22 februari 1625 te Zwolle (#) met

Elisabeth Alita van der Boeije, jonkvrouw, dochter van Arnold van der Boije en Elisabeth van Baerle, geboren ca. 1595, overluiding 24 juli 1640 en begraven 3 augustus 1640 in de St Paulus Abdij te Utrecht (#)

Gehuwd 1613 (huwelijkse voorwaarden 7 januari 1613 te Baarlo) met

Gerard van Laer, ridder van Overijssel, zoon van Gerrit van Laer tot Honlo en Elisabeth van Haersolte, overleden 3 januari 1624

Ondertrouwd 25 september 1641 voor het gerecht te Utrecht met

Beatrix de Waell van Vronesteijn, dochter van Lubbert de Waell van Vronesteijn en Catharina de Jode van Hardinxveldt. Gehuwd 2 december 1643 te Utrecht met Pauwels van der Laen, heer van Ingesteijn, zoon van Dirck van der Laen en Emerentia Dassa, geboren ca. 1585 te Brielle, overleden 13 september 1661

 

Bronnen: 1) hetutrechtsarchief.nl, 2) razu.nl, 3) www.users.on.net/~fsalzbor/, 4) Overijsselse bezittingen van de familie van der Marssche (1477 – 1604). Franz Salzborn, mei 2007, 5) 100 Jaar Nederlandse Leeuw, Jaargang 1941, col. 98,99, 6) archieven.nl, 7) hogenda.nl, 8) Rechterlijk Archief van Lisse inv.no. 7. H.J. van der Waag, 9) Overluidingen te Utrecht 1614-1651. In: De Navorscher deel 36 (1886) tot en met deel 51 (1901)

 

Evert is op 26 januari 1604 genoemd als erfgenaam van Bitter en Jacob van der Marssche en op 9 september 1623 als erfgenaam van Josina Soudenbalch. Hij wordt tevens genoemd in het testament van zijn zuster Elisabet op 24 juli 1634. Hij wordt door zijn huwelijk met Cornelia van Suijlen van Nijevelt in 1608 hulder van Hinderstein, zie afbeelding links tussen 1740 en 1745 (Bron: H. de Winter / Collectie Het Utrechts Archief / 201425).

In 1609 is een overeenkomst gesloten tussen Christina van Baerloe, Anna van Baerloe, Jor. Godart van Hardenraidt, Lijsbeth van der Boije dochter van wijlen Lijsbeth van Baerloe, en Niclaes Spee, scholtis van Dalenbroeck, ‘als van wegen de nagelatene kinderen van Wilhelm van Baerloe en Anna van Spee’.

Op 7 januari 1613 zijn op de Grote Berkt te Baarlo (huis van Godfriedt van Hardenrath, oom van Elisabeth) de huwelijkse voorwaarden opgesteld tussen Gerardt van Lahr, oudste zoon van wijlen Gerardt van Lahr en Elisabeth Harselt, en Elisabet Alitha van der Boije, dochter van Arnoldt van der Boije en Elisabet van Baerle, beiden gestorven. Gerardt van Lahr brengt in het huwelijk het huis te Holle gelegen in het Kerspel Olst buurschap Hinuarden met alle aanliggende landerijen en wijden en ook waarden gelegen in de Hegforder waarden de Olster waarden en ook de Welsumer waarden. Van de landerijen worden onder andere genoemd de Hackenhar en de Kijsbring en ook worden genoemd verschillende katersteden. Ook nog een erf en goed in de Kerspel Ommen buurschap Gietmen. Elisabet vander Boijen brengt in haar gedeelte van alle goederen die zij samen met de andere kinderen van haar vader geerft heeft in Holland, het Stift Utrecht en de Betuwe. Ook nog 2400 gulden in contanten die ze ook van haar vader geerft heeft en nog een rente van 300 gouden guldens die zij van haar grootmoeder van Baerle geerft heeft via haar vader’s testament. Als enig kind en erfgename van haar moeder Elisabeth van Baarle brengt zij in de boeren hof genoemt de kleine Berkt liggende te Baarlo in het Land van Kessel. Ook nog een boeren hof genoemt de Bischops Hof bij Grevenrade in het land van Kriekenbeek. En haar huis in Roermond gelegen achter de Dueren. Dan nog enige waardepappieren. Tenslotte maakt ze nog aanspraken op een boeren hof genoemt de Hochmoot gelegen bij Nijmegen in de Heerlijkheid Hochmoet die nog verdeeld moet worden tussen de Baarlose erfgenamen.

In 1616 heeft Albert Arentsen, op last van Johan van der Marssche als volmacht van zijn broer Evert, Margaretha van Sallandt weduwe van Herman van Spoolde de aflossing aangekondigd van een jaarlijkse rente gaande uit het erve en goed Het Laer in het schoutambt Wijhe.

Tussen 1625 en 1638 zijn vier processen gevoerd voor de Gedeputeerden van Ridderschap en Steden tussen Everardt van der Marssche als man en momber van Elisabeth Alita van der Boije, weduwe van Gerrit van Laer tot Hoenlo, eerst tegen haar zwagers Willem van Laer, Johan van Laer tot Elsen en Hendrik van Laer tot Baerle, daarna tegen Hendrik, de erfgenamen van Willem, en de weduwe en erfgenamen van Johan van Laer, drost van Haaksbergen, over de uitkoop van de tucht der allodiale en leengoederen van wijlen Gerrit van Laer.

In 1631 is het wapen van Evert van der Marssche opgenomen in het wapenboek van het St Bartholomeus Gasthuis te Utrecht. In goud een ankerkruis van sabel. Dekkleden en wrong sabel en goud. Helmteken een drakenkop en -hals van goud, uitkomend (zie links).

Op 28 juli 1635 Bitter van der Marsch, onmondig, en zijn vader Everardt van der Marssche, wonende aan de oostzijde van de Nieuwegraft bij de St. Pauwelsbrugge, constitueren Adam Hooft, notaris binnen Utrecht, om, in verband met het overlijden van Margareta van der Maeth oudtante van Bitter van der Marsch, voor het leenhof van Hans Wolphard heer tot Brederode belening te verzoeken met een perceel land op Schalkwijkerveld in ’t Waal. Op 21 mei 1636 de mede-erfgenamen van Margaretha van der Maeth die mede-erfgename was van haar broer Jacob van der Maeth, bij name Evert van de Marssche en de kinderen van Evert van de Marsche en Cornelia van Zuijlen van Nijvelt, constitueren Adam Hooft en Antonis Bijndorp om een bedrag te innen van de weduwe van Jan Vlack de jonge of haar kinderen als erfgenamen van Jan Vlack de oude, proces voort te zetten en akkoord te sluiten.

Op 10 maart 1637 benoemd Cornelia Ruijsch, weduwe van Albert van Hulsen, haar neven Johan en Evert van de Marsche tot voogd over haar zoon Francois van Hulsen, naast haar broer Henrick Ruijsch. Op 28 december 1639 Frans van Hulsen constitueert zijn neef Everardt van de Marsche om tijdens zijn afwezigheid landpachten te innen, percelen opnieuw te verhuren en procureurs te benoemen op te procederen.

Op 26 augustus 1639 de erven Boudewijn van der Boij, bij name Evert van de Marsche gehuwd met Elijsabeth Alidt van der Boijs, en overige mede-erfgenamen, constitueren Johan Boot, advocate hove van Hollant, om inkosten in Holland te innen, landerijen te verhuren en onwillige debiteuren in rechte tot betaling te dwingen. Op 27 november 1639 Everardt van de Marsch constitueert zijn echtgenote Elijsabeth Aleijda van der Bojie en Gerardt Stael om in de kwartieren van Roermond en Venlo te scheiden, liquideren, rekenen en vereffenen, op te treden in rechtszaken tegen debiteuren en anderen en om overige zaken waar te nemen.

Op 15 april 1640 Everardt van de Marsche, Joost van Aemstel van Mijnden en Gerardt de Waell, oom, constitueren Abraham van Karckenraedt, Nicolaes van Merkerck en Hillebrant van Rossum, om willige condemnatie te verzoeken inzake onderhands akkoord dd 30-1-1640 over betimmering van een muur, aanleg en onderhoud van een goot, vergoeding van eventuele schade en verplaatsing van een licht, gesloten tussen partijen als eigenaars van huizen aan de oostzijde van de Nieuwegracht bij de Paulusbrug te Utrecht.

Op 8 mei 1640 de erven van Jacob van der Maeth, bij name Maria van der Marsche c.s. en Evert van der Marsche vader van Maria van der Marsche, constitueren Niclaes van Merkerck om te procederen.

Op 21 juli 1640 stelt Everardt van de Marsche, gehuwd met Elijsabeth van der Boije, zijn testament op met de lijftocht voor de langstlevende tot een bedrag van f 600-0-0, met benoeming van Johan van de Marsche tot voogd naast de langstlevende. Op dito stelt Elijsabeth van der Boije, gehuwd met Everardt van de Marsche, haar testament op, op last van lijftocht van haar echtgenoot tot een bedrag van f 600-0-0. Testatrice heeft voorkinderen, testatrice is te zwak om te ondertekenen. Zij benoemt tot erfgenamen haar zoon Cornelis van de Marsche en dochter Josina van de Marsche. Op 13 september 1643 benoemt Johan van de Marsche zijn neef Bitter van de Marsche tot medevoogd over de onmondige kinderen van Evert van de Marsche, broer, en Elijsabeth van der Boeije, met acceptatie gepasseerd in het sterfhuis van Evert van de Marsche op de Nieuwegracht bij de Paulusbrug te Utrecht. Op dito dragen de voorkinderen van Everdt van der Marsche, bij name Bitter van de Marsche en Maria van der Marsche, over aan de nakinderen van Everdt van de Marsche bij Elijsabeth Aleijda van der Boeije, bij name Cornelis van der Marsche en Josina van der Marsche, een plecht van f 1250-0-0 op een huis in de Donkerstraat, een obligatie van f 300-0-0 en een obligatie van f 200-0-0 ten laste van de domeinen, f 400-0-0 ten laste van Willem Henrixss te Zwolle, f 250-0-0 te laste van Evert Moerman, f 200-0-0 ten laste van Coenraet Versevelt, goudsmid te Zwolle, de helft van een plecht van f 700-0-0 op het goed tho Voorst, f 150-0-0 ten laste van Johan Kockman en f 300-0-0 ten laste van mevrouw van Westerholt ter voldoening van f 4000-0-0 vanwege de nalatenschap van hun moeder, verminderd met f 600-4-0 die de eerste partij nog moest ontvangen.

Op 25 mei 1643 wordt op verzoek van Beatrix de Wael van Vronesteijn, weduwe van Jhr Everhart van der Marsche wonende Utrecht, getaxeerd een woning met 20 morgen land
jegenwoordig in gebruik bij Peter op ’t Nest en Jan Deyserman c.s. achtergelaten bij jonffrouwe Machtelt Schroote vrouwe van Werm overleden Tongeren in den lande van Luijck
tbv Beatrix en haar zusters Maria en Catharina de Wael van Vronesteyn op 1080 gulden.

Op 19 juli 1645 vindt de scheiding en deling van de nalatenschap van Cornelia van Zuijlen van Nijevelt plaats door haar kinderen Bitter en Maria van der Marssche. In 1657 vindt de scheiding en deling plaats van de nalatenschappen van Evert van der Marsche en zijn broer Johan, tussen Everts kinderen Bitter, Cornelis, Maria en Josina van der Marssche, vrouw van Herman Kockman.

Op 20 december 1652 verklaart Bitter van de Marssche namens de erfgenamen van Evert van der Marssche, dat het lozen van water in een regenbak, behorend bij huis van Quirinus van Weede, zal beëindigd worden zodra dat gewenst wordt. De erven Evert van der Marssche zijn eigenaars van huis aan de oostzijde van de Nieuwegracht tegenover de Runnebaan, naast huis van Quirinus van Weede.

Op 21 september 1658 sluiten Steven van den Berch, gehuwd met Elijsabeth Schenck, en Maria van der Marssche, namens de erfgenamen van Evert van der Marssche, een akkoord in het geschil over rekeningen, opgesteld door Evert van der Marssche, van de boedels van Cornelia van der Maet en Margareta van der Maet, in leven weduwe N.N. Suijrmont, en van voogdij over Elijsabeth Schenck. Het proces voor hof van Utrecht wordt beëindigd.

 

Uit het 1e huwelijk:

Bitter van der Marssche, heer van Hindersteijn (zie wapen rechts), geboren ca. 1615, overleden 9 november 1667 te Nederlangbroek. Gehuwd 1645 met Johanna van Buren, dochter van Joost van Buren en Anna Jans van Huessen

Maria van der Marssche, overleden 1680 te Culemborg

Uit het 3e huwelijk:

Cornelis Aernout van der Marssche

Josina Elisabeth van der Marssche, geboren ca. 1630, overleden 1680-1681. Gehuwd 15 augustus 1654 voor het gerecht te Culemborg met Herman Franciscus Kockman, burgemeester van Zwolle, zoon van Hendrick Kockman en Agnes Penninck, geboren te Deventer, overleden 1680

Afbeelding links Portret van tweeling met houten paarden (1668) van Johanna Vergouwen (1630-1714). De kinderen zijn geidentificeerd als de tweeling Hendrick en Everhard Kockman, kinderen van Herman Franciscus Kockman en Josina Elisabeth van der Marssche.

NN van der Marssche, overleden oktober 1630 (aangetekend 25 oktober 1630), begraven in de St. Pauls Abdij te Utrecht

Maria van der Marssche, overleden mei 1635 (overluiding 20 mei 1635, aangetekend 25 mei 1635 te Utrecht)