Heerden, Adrianus van (1698-1728)

Adrianus van Heerden, zoon van Hendrick van Heerden en Johanna Overeem, gedoopt 2 december 1698 RK Achter Clarenburg te Utrecht (get: Adrianus Overeem) (#), overleden 13 april 1728, begraven op het Jacobikerhof te Utrecht (#)

Gehuwd op 8 februari 1721 voor het gerecht te Utrecht (#) met

641  Josina Verhaer, dochter van Johannes van der Haer en Cornelia van Everdingen, gedoopt 31 augustus 1700 RK Achter Clarenburg te Utrecht (get: Johanna van Everdingen) (#), overleden 10 juli 1767, begraven op het Jacobikerkhof te Utrecht (#)

Gehuwd op 8 september 1731 voor het gerecht te Utrecht met

Otto Willemsz van der Horst

Uit dit huwelijk:

Joannes van der Horst, gedoopt 4 januari 1732 RK te Utrecht (get: Arnolda Verhaer)

Wilhelmus van der Horst, gedoopt 23 september 1733 RK te Utrecht (get: Joanna van der Horst), overleden 28 september 1733, begraven in de Buurkerk te Utrecht

Cornelia van der Horst, gedoopt 1 september 1734 RK te Utrecht (get: Joanna van de Horst)

Wilhelmus Joannes van der Horst, gedoopt 24 juni 1737 RK te Utrecht (get: Arnolda van den Brinck)

Adriana van der Horst, gedoopt 24 augustus 1739 RK te Utrecht (get: Maria Snoeck)

NN van der Horst, begraven 20 juni 1741 in de Buurkerk te Utrecht

NN van der Horst, begraven 16 juni 1746 in de Jacobikerk te Utrecht

 

Bron: hetutrechtsarchief.nl

Op 7 februari 1721 worden de huwelijkse voorwaarden opgesteld tussen Adrianus van Heerden, 23 jaar, geassisteerd door Henrick van Heerden en Johanna Overeem sijne ouders, en Josina van der Haar, 21 jaar, geassisteerd door haar voogden Gijsbert van der Haar en Abraham Spruijt. De ouders van Adrianus beloven het bruidspaar te zullen schenken ‘de somme van eenduijsend Car. gulden a 20 stuijvers het stuck in contanten gelden’. De bruid zal inbrengen ‘alle des voorschreven bruijdts goederen en effecten, bestaande eerstelijck in contante penningen ter zomme van vijffhonderd gelijcke gulden en een vierdepart in twee huijsingen aan het Vredenburgh op de hoeck van den hoogen bergh’ (#).

Op 17 oktober 1724 staat Johanna van Overeem, weduwe van Henrick van Heerden, borg voor haar zoon Adriaen van Heerden voor diens schulden als pachter of borg. Op 18 januari 1726 huren Willem den Berger en Adrianus van Heerden van Johannes van Fransburgh ‘vier margen weijlants’ aan de Daalsendijck en ‘ses margen weijlant’ gelegen naast het landt van den Huppel in het gerecht van de Hooge Weijden en Lage Weijden. Op 29 januari 1729 wordt de helft van Adrianus door zijn weduwe Josina Verhaar verkocht aan Egbertus van Heerden.

Op 1 november 1726 verkopen Johanna van Overeem en de erven van Hendrik van Heerden, zijnde Arnoldus van Heerden, Adrianus van Heerden, Egbertus van Heerden, Johannes Hagenouwen getrouwd met Willemina van Heerden, Albertus van der Vloot getrouwd met Ledewina van Heerden, Anna van Heerden onmondig en Sophia van Heerden onmondig, aan Claes Harpenslaeger een huijzinge c.a. aan de noordzijde van het Vredenburgh genaamd het Vergulde Hooft.

Op 6 september 1731 sluit Josina Verhaar een akkoord met haar kinderen Hendrik van Heerden en Hendrica van Heerden over de toekenning van de erfportie van hun vader voor de onmondige kinderen. Als voogd treedt op hun grootmoeder Johanna Overeem. Josina Verhaar is voornemens te hertrouwen met Otto van der Horst. Op 1 november 1731 verkoopt Josina Verhaar een huijsinge met erve en grond aan de westzijde van de Jerusalemsteeg aan Hermannus Verhaar. De verkoopster behoudt het vruchtgebruik en zal het onderhoud blijven bekostigen. Op 7 maart 1739 staat Josina Verhaar borg voor Hermannus Verhaar als hij de huijsinge c.a. aan de Jerusalemsteeg verkoopt.

Op 3 januari 1735 koopt Otto van der Horst, gehuwd met Jesina van der Haar, eerder weduwe van Arien van Heerden, de onmondige kinderen Hendrica van Heerden en en Hendricus van Heerden, uit ter voldoening van de erfenis van hun vader. Daarbij belooft hij ‘dat ider kindt voor des vaderlikke besterffenis toekomst eene zomme van een hondert vijff en twintigh guldens’ en dat hij dat ‘te zullen betalen en voldoen als dezelve sullen hebben bereijckt den ouderdom van vijf en twintigh jaren of gekomen zullen weesen ten huwelijken staat’. Tevens beloven zij de ’twee kinderen na haar vermogen te zullen opbrengen en van het nodige voorzien, mitsgaders dezelve laten leeren leezen en schrijven ende een goed handwerk’.

De kinderen worden bijgestaan door hun grootmoeder en voogd Johanna Overeem, weduwe van Hendrik van Heerden.

Op 6 april 1740 verkopen de erven van Cornelia van der Haar, zijnde Aaltje van der Woude, Albertus van Rhee gehuwd met Wijnanda van der Woude, Otto van der Horst gehuwd met Josina van der Haar, Johannes van der Haar, Gerrit van der Haer, een huijsinge, herberge, erf en grond met camere daaragter aan de noordzijde van het Vreedburg, op de hoek van het Hogenberghsteegje, aan Hendrik van den Brink. Op 27 maart 1741 benoemen Otto van der Horst en Jesina van der Haer de langstlevende tot voogd over hun onmondige kinderen.

 

Uit dit huwelijk:

1  Henrica van Heerden, gedoopt 22 oktober 1722 RK te Utrecht, overleden > 15 mei 1752. Relatie met Joannes Wiltlang

2  Henricus van Heerden