Duijvesteijn, Jan Hendricksz (ca. 1588-<1658)

(Jonge) Jan Hendricksz Duijvesteijn, boer te Naaldwijkerbroek in het ambacht Wateringen (1626), nabij Quintsheul in het ambacht Monster (1646) en nadien te Honsholredijk, zoon van Hendrick Jansz Duijvesteijn, geboren ca. 1588, overleden < 17 september 1658 te Honselersdijk

Gehuwd ca. 1620 met

Engeltge Vrancken van der Burch, dochter van Vranck Adriaensz van der Burch en Dignum Pieters van der Valck, geboren ca. 1600, overleden < 22 mei 1641

 

Bronnen: 1) hogenda.nl, 2) K.J. Slijkerman – De oudste generaties van Zuid-Hollandse geslachten Duivestein. De rooms-katholieke / gereformeerde familie (Van) Duijvesteijn uit Wateringen. In: Ons Voorgeslacht, jrg 38 (1983), blz 7-29, 3) Protocollen van transporten en schuldbrieven van Wateringen 1606-1623. ORA Wateringen inv. 29, Teun van der Vorm, versie 1.0, 20-8-2016, 3) Protocollen van transporten en schuldbrieven van Wateringen 1624-1629. ORA Wateringen inv. 30, Teun van der Vorm, versie 1.0, 20-8-2016, 4) Protocollen van transporten en schuldbrieven van Wateringen 1633-1645. ORA Wateringen inv. 32, Teun van der Vorm, versie 1.0, 26-8-2016, 5) Protocollen van transporten en schuldbrieven van Wateringen 1654-1662. ORA Wateringen inv. 35, Teun van der Vorm, 1-9-2016, 6) Protocollen van transporten en schuldbrieven van Wateringen 1681-1692. ORA Wateringen inv. 38, Teun van der Vorm, versie 1.0, 11-11-2016.

Op 18 mei 1613 bekent Cornelis Maertensz, wonende in het dorp van Wateringen, verkocht te hebben aan Henrick Jansz Duijvesteijn, onze mede buurman, een huising, erf en
boomgaard in het dorp van Wateringen. Borgen zijn Ouwe Jan Henricxsz Duijvesteijn en Jonge Jan Henricxsz Duijvesteijn, zonen van de voorsz. Henrick Jansz.

Jonge Jan Heindricxss. Duijvestein, ‘wonende in Naeltwijckerbrouck in den ambachte van Wateringen’ en (zijn schoonvader) Vranck Adriaenss. van der Burch, mede wonende in het ambacht Wateringen, verklaren op 9 mei 1626 op assignatie van de erfgenamen van Arent Janss en Jannetgen Arijens, in leven gewoond hebbende te Naaldwijkerbroek, 2000 carolus gulden schuldig te zijn aan de rentmeester van vrouwe Maria van Utrecht, weduwe van de heer Johan van Oldenbarnevelt, in zijn leven heer van Berkel, Backum enz., advocaat van Holland en Westvriesland, en dat in verband met de koop van een woning, schuur, barge en geboomte, staande op bruiklanden in Naaldwijkerbroek. De pacht blijkt over de jaren 1619-1624 betaald te zijn. Als borgstelling geeft Duijvestein genoemde woning en beide hun overige eigendommen.

Op 22 mei 1641 procureert Jan Heijnricxsz Duijvesteijn, wonende omtrent Kwinthseul in het ambacht van Monster, Vranck Adriaensz van der Burch, onze inwoner als grootvader en voogd van de nagelaten weeskinderen van zaliger Engeltgen Vrancken, en de voornoemde Vranck Adriaensz van der Burch bekenden in voorsz. kwaliteit voor de ene helft en de voorsz. Duijvesteijn voor de wederhelft verkocht te hebben aan Phillips Claesz van Rijn onze inwoner, eerst een woning als huis, schuur, bargen en geboomte staande op bruiklanden, nog de toegift van 29 morgen 3 hond bruiklanden toebehorende verschillende eigenaren gelegen in Naaldwijkerbroek in het ambacht van Wateringen strekkende van de Broekweg zuidwaarts op tot de Zwet toe, nog het gewas van 3,5 morgen tarwe op devoorsz. landen gestaan hebbende in het jaar 1640. Phillips Claesz. van Rijn bekent schuldig te wezen aan Jan Heijnricxsz Duijvesteijn, voor de ene helft, en de nagelaten weeskinderen van Engeltgen Vrancken geprocreerd bij de voornoemde Jan Heijndricxsz Duijvesteijn, voor de wederhelft, de som van 3100 carolus gulden spruitende uit koop van een woning en bruiklanden.

Genoemde schoonvader Van der Burch heeft in het ambacht Wateringen land dat grenst aan dat van Hendrick Jansz Duijvesteijn, de vader van zijn schoonzoon. Schoonzoon en schoonvader hebben in 1644 onenigheid naar aanleiding van de verkoop van een woning, landerijen, lenen en meubelen, waardoor het tot een proces voor het gerecht te Wateringen komt. 

Op 17 september 1658 compareren Pieter Janse Duijvestein, wonende in de Lier en Leendert Janse Duijvestein, wonende te Wateringen, voor hen zelf en als ooms en bloedvoogden van Jannetge Meesen, het nagelaten kind van hun zuster Jannetje Jans (Duijvesteijn) uit haar huwelijk met Mees Gerritss. van der Meer, en tevens uit naam van Gerrit, Arent, Vranck en Engel Jansen (Duijvestein), hun absente broeders, gezamenlijk kinderen en erfgenamen van Jan Gerritss. (moet Hendricksz. zijn!) Duijvestein, in leven wonende te Hondsholredijk, en bekennen aan Gerrit Hendrickse van Breuckhoven op Honsholredijk een huis met erf in de banne van Wateringen waar de koper reeds woont en dat hun vader in zijn leven in eigendom had verkocht te hebben voor f. 250.27.

De kinderen Duijvesteijn zijn medeerfgenamen van hun tante Trijntje Vrancken van der Burch nabij Schipluiden (Hodenpijl). De erfgenamen transporteren o.a. op 7 augustus 1685 een perceel land genaamd ‘de noortweij’ in de Wippolder in het ambacht Wateringen, dat voor een klein gedeelte erfpacht van de Prins van Oranje is. Als kinderen en kleinkinderen van Engeltie Vrancken van der Burch, zuster van de erflaatster, worden genoemd: Pieter Janse Duijvestein, Maria Hendricks van Noorde (weduwe en boedelhoudster van Leendert Janse Duijvestein, Gerrit Janse Duijvestein, Arent Janse Duijvestein, voor hen zelf als bij machtiging door Vranck Janse Duijvestein, bij akte gepasseerd te De Lier dd 21 augustus 1681, en Jan Benijer, secretaris van De Lier, als last en procuratie hebbende van Willem Jacobse Leelije, gehuwd met Jannetie Mees, dochter van Jannetie Jans Duijvestein, bij akte van procuratie gepasseerd voor schepenen te Maassluis dd 31 juli 1685. Diverse akten maken nog melding van de erfgenamen van genoemde Trijntje.

 

Uit dit huwelijk:

Jannetge Jans Duijvesteijn, overleden < 17 september 1658. Gehuwd met Mees Gerritsz van der Meer, overleden < 17 september 1658

Pieter Jansz Duijvesteijn, meester bakker te De Lier (1662), setter (1681, 1685), ouderling te De Lier (1682), geboren ca. 1623, overleden > 21 februari 1689. Ondertrouwd op 3 april 1649 te Delft en 4 april 1649 te De Lier en gehuwd op 25 april 1649 te Delft met Maritje Jans, geboren ca. 1625 te De Lier, overleden > 2 april 1662

Gerrit Jansz Duijvesteijn, welgeboren man van Delfland (1672), medepachter van de imposter van het turf en de koeien over Maasland (1681), van het zout en de koeien over Vlaardingen (1683), van het gemaal over Maassluis (1684), van de koeien over Delft en Delfland (1698-1700) en van het fruit over Schiedam, geboren ca. 1630, overleden > 7 februari 1721. Ondertrouwd op 30 oktober 1655 te Delft en gehuwd op 7 november 1655 te Maasland met Lijsbeth Cornelis, overleden < 1681. Gehuwd < februari 1681 met Lijsbeth Arents, overleden < 7 februari 1721

Leendert Jansz Duijvesteijn

Arent Jansz Duijvesteijn, bouwman te Berkel, geboren ca. 1640, overleden 1685-1697. Gehuwd op 20 januari 1668 RK te Berkel met Sebastiana Roelofs, overleden augustus 1724 te Berkel

Vranck Jansz Duijvesteijn, appelkoper te Pijnacker (1680), geboren ca. 1643, overleden > 12 augustus 1681. Gehuwd op 18 maart 1671 te Hof van Delft en op 5 april 1671 voor het gerecht te Schiedam met Jannetje Vrancken van Rijt, dochter van Vranck Jooste van Rijt, overleden > 22 maart 1680

Engel Jansz Duijvesteijn, overleden < 7 augustus 1685