Duijvesteijn, Hendrick Jansz (ca. 1555-1620/24)

Hendrick Jansz Duijvesteijn, kerkmeester (1606), schepen van Wateringen (1607, 1608, 1618), zoon van Jan Hendricxz en Anna Pieters, geboren ca. 1555, overleden 1620-1624

Gehuwd met

NN

Gehuwd ca. 1590 met

Lijsbeth Henricx

 

Bronnen: 1) hogenda.nl, 2) K.J. Slijkerman – De oudste generaties van Zuid-Hollandse geslachten Duivestein. De rooms-katholieke / gereformeerde familie (Van) Duijvesteijn uit Wateringen. In: Ons Voorgeslacht, jrg 38 (1983), blz 7-29, 3) Repertorium op de lenen van de hofstad van der Wateringen, C. Hoek. In: Ons Voorgeslacht, jrg 21 (1966), 4) Protocollen van transporten en schuldbrieven van Wateringen 1606-1623. ORA Wateringen inv. 29, Teun van der Vorm, versie 1.0, 20-8-2016, 5) Protocollen van transporten en schuldbrieven van Wateringen 1624-1629. ORA Wateringen inv. 30, Teun van der Vorm, versie 1.0, 20-8-2016

Op 28 juni 1584 wordt Hendrick bij dode van Jan Hendricxz beleend met de 8 hond land van de hofstad van der Wateringen, hetwelk hij op 16 juni 1620 overdraagt aan Jonkheer Dideric van Schagen, vrijheer tot Goudriaan.

Voorts erft hij het leen van de Lek en Polanen en draagt dit op een niet nader te achterhalen tijdstip (vermoedelijk tussen 1584 en 1589) over aan Cornelis Adriaensz van Royen, wiens weduwe in of na 1589 met Duijvestein zou hertrouwen. Blijkens diverse akten bewoont Duijvesteijn in de Wippolder in het ambacht Wateringen een woning met schuur, bijschuur en barg, staande op ruim 6 morgen patermoniaal eigen land. Ten noorden grenst dit vaderlijk erfgoed aan de ‘Cleijne’ of ‘Corte Noortwech’, dus aan dezelfde weg waar in 1557 zijn vermoedelijke vader Jan Hendricxz. woont en vermoedelijk ook eigen grond (ruim 3 morgen) bezit.

Een akte uit 1610 maakt melding van zijn perceel patermoniaal eigen land ter grootte van 1½ morgen genaamd ‘de mient weij’ en dat in het noorden grenst aan de Mientweg en deel uitmaakt van de ruim 6 morgen land bij zijn woning in de Wippolder. Dit perceel heeft aanvankelijk met een stuk land van dezelfde oppervlakte deel uitgemaakt van een groter perceel, waarvan de wederhelft behoort aan de kerk van Monster. Duijvesteijn heeft vóór 1610 deze 1½ morgen van die kerk gekocht.

Het kan haast niet anders of hier is sprake van dezelfde stukken land als genoemd in de leenakten van de 8 hond uit 1583. Als belenders ten noorden van dit leen worden dan genoemd: Jan Henricxz en de kerk van Monster. Als men oudere kaarten van het ambacht Wateringen ter hand neemt, ziet men dat de genoemde Wippolder in het noorden begrensd wordt door de Mientweg en in het zuiden door de korte- of kleine Noordweg; dus zowel Jan Hendricxz als Hendrick Jansz Duijvesteijn zijn tussen de Mientweg in het noorden en de korte Noordweg in het zuiden gegoed. Daarenboven is omstreeks 1600 geen andere Hendrick Jansz te Wateringen aangetroffen dan Hendrick Jansz Duijvesteijn en zeker geen naamgenoot die eveneens in de Wippolder gegoed was. Al met al kan men wel zeker stellen dat Duijvesteijn een zoon was van Jan Hendricxz.

De naam van zijn latere vrouw blijkt uit een akte van 16 mei 1603 als Jacob Corneliss, zoon van Cornelis Doessen en Maritgen Cornelisdr, akte van huwelijkse voorwaarden maakt met Ingetgen Cornelisdr, dochter van wijlen Cornelis Adriaenss van Roijen en Lijsbeth Henricxdr, welke laatste nu de vrouw is van Henrick Janss Duijvesteijn.

Op 20 december 1606 bekennen Pieter Pietersz. en Heijndrick Jansz Duijvesteijn kerkmeesters, Willem Lenartsz dekker en Maerten Cornelisz, meesters van de armen van Wateringen, verkocht te hebben aan Doe Vranckensz van der Hooff, secretaris alhier, een huising en erf in de Vleerstraat te Wateringen. 

In de jaren 1607, 1608 en 1618 is hij schepen van Wateringen en in transportakten wordt hij steeds als ‘onse mede buijrman’ (te Wateringen) aangeduid. 

Op 2 juli 1607 bekent Maritgen Pietersdr weduwe Jan Pouwelsz Vos geassisteerd met Joost Jansz Vos haar zoon en gekoren voogd in deze, verkocht te hebben aan Heijndrick Jansz Duijvesteijn onze mede broeder in offitio 5 morgen land eertijds gekomen van St. Aagten tot Delft gelegen in het ambacht van Wateringen. Op 9 februari 1608 bekent Heijndrick Jansz. Duijvesteijn onze mede broeder in offico verkocht te hebben aan Arent Jansz van de Hoorn mede onze broeder in schependom 5 morgen land eertijds gekomen van Sint Aagten te Delft gelegen in Wateringen.

Op 11 augustus 1607 verkoopt Duijvesteijn uit eigen naam, zowel als voor de gemene erfgenamen van Cornelis Adriaenss van Roijen, een perceel land buiten het dorp Wateringen. Zijn twee zoons kennen wij o.a. uit een akte van 17 mei 1613. Daarin verklaart Henrick Janss Duijvestein ‘onze mede buijrman’ met zijn zoons en borgen ouwe Jan Henricxz Duijvesteijn en jonge Jan Henricxs Duijvesteijn 1550 carolus gulden schuldig te zijn aan Cornelis Maertenss te Wateringen en dat in verband met de koop van een huis met boomgaard in het dorp Wateringen, hetwelk is belast met 16 hoenderen toekomende ‘den huijse van Naeltwijck’. Verder moet er nog een 68 gulden betaald worden welke de verkoper eerder aan het ambacht van Wateringen heeft toegezegd voor het bestraten van het dorp.

Op 11 maart 1608 bekent Heijndrick Jansz. Duijvesteijn onze mede broeder in officio verkocht te hebben aan Dirck Dircxsz 3 morgen land eertijds gekomen van het Koningsveld
buiten Delft gelegen in het ambacht van Wateringen in de Oudewateringsveldsepolde. Op 11 mei 1610 bekent Heijndrick Jansz. Duijvesteijn onze buurman verkocht te hebben
aan Jan Jansz Bom notaris en burger te Delft een losrente van 50 gld. ’s jaars. Op 10 juli 1610 bekent Heijndrick Jansz Duijvesteijn onze mede buurman verkocht te hebben aan de kerk te Wateringne een losrente van 25 car. gld. ’s jaars.

Op 18 mei 1613 bekent Cornelis Maertensz. wonende in het dorp van Wateringen verkocht te hebben aan Henrick Jansz Duijvesteijn onze mede buurman een huising, erf en
boomgaard in het dorp van Wateringen. Op 4 december 1614 verklaren IJsbrant Govertsz d’Overschije vader en Michiel Lambrechtsz Krieckenbeeck oom en te samen voogden van de kinderen van Sophia Lambrechtsdr zaliger bij de voorsz. IJsbrant Govertsz. d’Overschie gewonnen, […] aan Hendrick Jansz Duijvesteijn opgedragen te hebben 4 hond 64 roeden land. Op dito transporteert Henrick Jansz Duijvesteijn onze mede buurman aan de vier kinderen van zaliger Sophia Lambrechtsdr gewonnen bij Isbrant Govertsz d’Overschije 8 hond land gelegen op zichzelf in het ambacht van Wateringen in de Wippolder.

Op 11 oktober 1615 verkopen de erfgenamen van Adriaen Aertsz en Jannetgen Jans aan Henrick Jansz Duijvesteijn een huising met een tuin in het dorp van Wateringen. Op 20 februari 1616 verkoopt Henrick Jansz duijvesteijn onze mede buurman aan Doe van der Houff onze secretaris een tuin met een huising en aankleven vandien in het dorp van Wateringen.

Op 20 november 1616 bekent Henrick Jansz Duijvesteijn onze mede buurman verkocht te hebben aan Sijbrant Adriaensz Balckenende burger van Delft een jaarlijkse losrente van 18 gld. 15 st. ’s jaars. Op 20 oktober 1618 bekent Henrick Jansz Duijvesteijn onze mede broeder in officio verkocht te hebben aan Jan Jansz Bom notaris te Delft eenn losrente van 37 gld. 10 st. ’s jaars.

Op 16 juni 1620 bekent Henrick Jansz Duijvesteijn onze mede buurman schuldig te wezen Doe van der Houff onze secretaris de som van 1400 car. gld. uit zaak van geleende
penningen. Op 1 augustus 1620 verkoopt hij voor f 2200 aan Lenart Claess Rijshouck, waard in de ‘stofcan’ in het dorp Wateringen, een huising, erf en boomgaard hetgeen hij Lenart Claesz tegenwoordig binnen het dorp van Wateringen bewoont met enige roerende goedren daarin zijnde. 

Op 4 augustus 1624 hebben Jan Heijndricxsz Duijvesteijn, Anthonis van Vliet en Abraham van Vliet als administrateurs van de boedel en goederen van Heijndrick Jansz  Duijvesteijn verkocht bij willig decreet van het Hof van Holland aan Harman Pietersz van Ruijven koopman binnen de stad Delft omtrent 3 morgen weiland gelegen in de Wippolder binnen het ambacht van Wateringen.

Op 31 mei 1630 worden zijn woning en landen verkocht, terwijl in diens nalatenschap ook land in de ambachtsheerlijkheid Cromstrijen in de Hoekse Waard aanwezig is. Op 8 juni 1630 bekennen Pieter Huijbrechtsz wonende te Monster en Jan Huijbrechtsz wonende te Wateringen, als erfgenamen van Huijbrecht Maertsz haar zaliger vader, van de
waarborgtocht d.d. 28-6-1586 vanwege de verkochte woning en landen van Heijndrick Jansz Duijvesteijn, ten volle voldaan en betaald te zijn, ontslaan de de voorsz. woning en landen in de decreetbrief genoemd d.d. 27-1-1623 bij deze. Op dito bekennen Oude Jan Heijndricxsz Duijvesteijn en Anthonis Corsz van Vliet voor hem zelf en vervangende voor Abraham Corsz van Vliet zijn broeder, als administrateurs van de boedel en goederen van Heijndrick Jansz Duijvesteijn, ten volle betaald te zijn van de kooppenningen van de verkochte woning en landen van Heijndrick Jansz Duijvesteijn door Jan Jansz Pruijs gekocht, en van al de verlopen interesten volgens het accoord d.d. 31-5-1630 berustende onder notaris Cornelis van Vliet te Delft.

 

Uit het 1e huwelijk:

1  (Oude) Jan Hendriksz Duijvesteijn, geboren ca. 1583, begraven 10 december 1669 in de Nieuwe Kerk te Delft

Lijsbeth Hendricks Duijvesteijn, geboren ca. 1585, overleden < oktober 1666. Gehuwd in 1606 te Wateringen met Pouwels Ariensz Verheul, geboren te De Hoorn, overleden < 4 oktober 1666

3  (Jonge) Jan Hendricksz Duijvesteijn

Uit het 2e huwelijk:

Annetge Hendricks Duijvesteijn, geboren ca. 1600, overleden 1659-1666. Ondertrouwd op 16 september 1623 te Delft en gehuwd te Wateringen met Cornelis Simonsz van Schagen, boer, zoon van Sijmon Cornelisz van Schagen, overleden < april 1666