Burch, Vranck Adriaensz van der (ca. 1570-1646/47)

Vranck Adriaensz van der Burch, bouwman te Wateringen, geboren ca. 1570, overleden 1646-1647

Gehuwd met

Dignum Pieters van der Valck, dochter van Pieter Claesz en Maritgen Maertens, geboren ca. 1570, begraven 28 januari 1651 in de Oude Kerk te Delft (#)

 

Bronnen: 1) hogenda.nl, 2) K.J. Slijkerman – De oudste generaties van Zuid-Hollandse geslachten Duivestein. De rooms-katholieke / gereformeerde familie (Van) Duijvesteijn uit Wateringen. In: Ons Voorgeslacht, jrg 38 (1983), blz 7-29, 3) Protocollen van transporten en schuldbrieven van Wateringen 1606-1623. ORA Wateringen inv. 29, Teun van der Vorm, versie 1.0, 20-8-2016, 4) Protocollen van transporten en schuldbrieven van Wateringen 1624-1629. ORA Wateringen inv. 30, Teun van der Vorm, versie 1.0, 20-8-2016, 5) Protocollen van transporten en schuldbrieven van Wateringen 1629-1633. ORA Wateringen inv. 31, Teun van der Vorm, versie 1.0, 21-8-2016, 6) Protocollen van transporten en schuldbrieven van Wateringen 1633-1645. ORA Wateringen inv. 32, Teun van der Vorm, versie 1.0, 26-8-2016, 7) Oud rechterlijk archief Naaldwijk (1605-1613), inv.nr. 7, Pieter van der Hoeven, 8) alsemgeest.hele.nl

NB: In diverse genealogieën vindt ik Arijen Vranckensz en Neeltgen Ariens als ouders van Vranck Adriaensz van der Burch. Dit is dan gebaseerd op een brief van H. Janssen in Ons Voorgeslacht uit 1972. In Ons Voorgeslacht van 1972 heb ik die brief niet kunnen terugvinden. Ik heb er ook geen andere aanwijzingen voor.

In oktober 1577 verkopen Arijen Pietersz woonende tot Rijswijck, Arent Wilemsz als man ende voogd van Geertgen Pietersdr, Jacob Claes woonende tot Monster als voogd van vaderszijde van Stijntgen Pieters ende Grietgen Pieters, Claes Pietersz ende Diggenum Pieters ende Cornelis Simons als voogd van haers moederszijde van Stijntgen Pieters en Grietgen Pietersdr, verkopen aan Sebastiaen Sijmons woonende tot Delft een woning gelegen in den ambachte van Rijswijckerhoeck, te weten huis, schuur, bijschuren, geboomte waar Pieter Claesz gewoond heeft met nog 21 morgen en 4 hond eigen land en 1,5 morgen leenland. Aan de noordzijde de Vlietweg. Ook nog 3 morgen land in het ambacht van Wateringen. e.a.

Op 6 juni 1606 bekennen Pieter Aertsz wonende op Honselaersdijck als principaele schuldenaer, Vranck Arentsz tot Wateringh en(de) Cornelis Jacobsz Thou wonende aen(de) Maesdijck als borge ende mede als principaele schuldenaren ende bekenden vercocht te hebben joffrou Margarita d’Jonge van Bartwijck een jaerlicxse losrente van sevenendertich ponden thien schellingen … gehijpothecqueert op zes mergen twee hont lants gelegen inden ban van Naeldwijck.

Op 18 november 1606 bekennen Arent Cornelisz Swartgen als erfgenaam van Maritgen Vrijesendr, Vranck Adriaensz als erfgenaam van Annetgen Vrijesendr en Louweris Willemsz als erfgenaam van Nijesgen Vrijesendr voor haar zelf en vervangende en hen sterk makende in deze voor al de erfgenamen van de voornoemde Maritgen, Annetgen en Nijesgen Vriesendrs, verkocht te hebben aan Arent Jansz van de Hoorn onze mede broeder in officio een huising en erf in de Vleerstraat in het dorp van Wateringen.

Op 6 juni 1607 bekennen Lenart Pietersz en Vranck Adriaensz onze mede buurlieden verkocht te hebben aan Gijelis Jorisz mede wonende in het ambacht van Wateringen een
huising en erf met een barg staande en gelegen te Wateringen.

Op 4 februari 1612 bekent Jan Cornelisz. wielmaker onze buurman, verkocht te hebben aan Vranck Adriaensz van der Burch, mede wonende in het ambacht van Wateringen een jaarlijkse losrente van 6 gld. 5 st. ’s jaars. Cornelis Jorisz van der Lelij onze buurman stelt zich borg. Hij koopt op 23 september 1612 een stuk land in de Nieuw Wateringveldse Polder.

Op 28 juni 1614 bekent Pieter Pietersz Huijb verkocht te hebben aan Vranck Adriaensz van der Burch, zijn zwager, een perceel land genaamd de Noortweij groot omtrent 4 morgen 1 hond land vrij patrimoniaal goed uitgezonderd 3,5 hond wezende erfpacht, gelegen in Wateringen in de Wippolder. Voor 2700 gld. daarin gerekend 900 gld. kapitaal toekomende Pieter en Daniel Pieterszonen zijn comparants zonen en 400 gld. kapitaal toebehorende juffrouw Cornelia van der Nadt te Leiden voor welke twee hoofdsommen het land speciaal verbonden staat. Op 17 december 1615 geeft Pieter Pietersz Huijb, wonende aan Kwintsheul in het ambacht van Monster, te kennen dat Vranck Adriaensz van der Burch en Joris de Vries beide wonende te Wateringen en Jasper Jansz van der Geest wonende op Honselersdijk zich heden voor hem als borgen hebben verbonden voor de som van 400 gld. volgens de obligatie door hem en zijn voorsz. borgen op heden ten behoeve van Dirck Jorisz van Waelsdorp wonende buiten Den Haag voor notaris gepasseerd. Hij verbindt hiervoor speciaal eerste 2 morgen 4,5 hond land gemeen met het kapittel van Naaldwijk en nog 4 morgen 4 hond land gemeen met de heer van Straten alles gelegen in Wateringen bij Kwintsheul in de Oude-Wateringveldsepolder in een strekweer strekkende van de weg zuidwaarts tot de Zwet.

Op 22 mei 1621 bekent Vranck Adriaensz van der Burch verkocht te hebben aan Cornelis Cornelisz van der Bie onze buurman de helft van omtrent 3 morgen land eertijds gekomen van St. Angenieten te Delft gelegen in het ambacht van Wateringen in de Nieuw-Wateringveldsepolder. Op dito bekent Vranck Adriaensz van der Burch verkocht te hebben aan Pieter Joosten onze buurman de helft van omtrent 3 morgen land eertijds gekomen van St. Angenieten te Delft gelegen in het ambacht van Wateringen in de Nieuw-Wateringveldsepolder.

Op 9 mei 1626 verklaren Jonge Jan Heindricxss. Duijvestein, ‘wonende in Naeltwijckerbrouck in den ambachte van Wateringen’ en Vranck Adriaenss van der Burch, mede wonende in het ambacht Wateringen, op assignatie van de erfgenamen van Arent Janss en Jannetgen Arijens, in leven gewoond hebbende in Naaldwijkerbroek, 2000 car. gld. schuldig te zijn aan de rentmeester van vrouwe Maria van Utrecht, weduwe van de heer Johan van Oldenbarnevelt, in zijn leven heer van Berkel, Backum enz., advocaat van Holland en Westvriesland, en dat i.v.m. met de koop van een woning, schuur, barge en geboomte, staande op bruiklanden in Naaldwijkerbroek. Aansluitend bekennen Cornelis Cornelisz. van der Bie en Pieter Joosten van Leeuwen onze buurlied schuldig te wezen aan Vranck Adriaensz van der Burch onze buurman de som van 1383 gld. uit zaak van koop van omtrent 3 morgen land eertijds gekomen van St. Angenieten te Delft gelegen in het ambacht van Wateringen in de Nieuw-Wateringveldsepolder.

Op 6 december 1623 bekent Vranck Adriaensz van der Burch onze buurman verkocht te hebben aan de heer Joost Brasser omtrent 18 of 20 roeden land uit zijn comparants weitje gelegen in de Wippolder binnen het ambacht van Wateringen genaamd het Lentweijtgen, makende dezelfde 18 of 20 roeden land een volkomen ‘winckel ende viercante’ van de voornoemde heer Brasser zijn hofstede op de noordwesten hoek.

Op 16 maart 1627 bekent Jacob Cornelisz Hoochwerff wonende in het dorp van Wateringen door overwijzing van Willempgen Gijsendr weduwe van Pieter Adriaensz. van der Valck schuldig te wezen aan Vranck Adriaensz van der Burch wonende in het ambacht van Wateringen de som van 500 gld. uit zaak van de laatste kooppenningen van een woning als huis, schuur, bargen en geboomte met omrent 4 hond land. Op 10 juli 1632 bekent Vranck Adriaensz. van der Burch onze inwoner getransporteerd te hebben aan Jan Engelsz wonende binnen het dorp van Wateringen een bezegelde custingbrief gepasseerd voor schepenen van Wateringen d.d. 16 maart 1627 inhoudende nog tot last van Jacob Cornelisz Hoogenwerff de som van 200 gld. en de renten vandien.

Op 17 mei 1628 bekennen Henrick Lenartsz van der Valck, nagelaten zoon en mede-erfgenaam van zaliger Lenart Pietersz van der Valck en Grietgen Adamsdr in haar leven gewoond hebbende tot Wateringen, voor hem zelf en Vranck Adriaensz van der Burch mede wonende tot Wateringen als oom en voogd van Pieter en Adam Lenartszonen van der Valck, mitsgaders van Maritgen Lenartsdr, mede nagelaten onmondige kinderen en erfgenamen van de voorsz. Lenart Pietersz van der Valck en Grietgen Adamsdr, in die kwaliteit verkocht te hebben aan Willem Willemsz Hoochwerff mede wonende tot Wateringen een woning als huis, bijhuis, schuren, bargen, boomgaarden en geboomten met 5 morgen eigen land daar dezelve woning op het oosteinde van het dorp van Wateringen op staat mitsgaders een jonge boomgaard genaamd Woninckgens Boomgaert mede aan de voorn. woning gelegen. Op 13 augustus 1628 bekennen Henrick Lenartsz van der Valck, nagelaten zoon en mede-erfgenaam van zaliger Lenart Pietersz van der Valck en Grietgen Adamsdr in haar leven gewoond hebbende tot Wateringen, voor hem zelf en Vranck Adriaensz van der Burch mede wonende tot Wateringen als oom en voogd van Pieter en Adam Lenartszonen van der Valck, mitsgaders van Maritgen Lenartsdr mede nagelaten onmondige kinderen en erfgenamen van de voorsz. Lenart Pietersz van der Valck en Grietgen Adamsdr, bekenden in die kwaliteit verkocht te hebben aan Pieter Doesz. van Ockenburch wonende omtrent Honselersdijk omtrent 5 morgen 1,5 hond weiland gelegen in de Oudewateringveldsepolder binnen het ambacht van Wateringen. Tevens verklaren ze op dito verkocht te hebben aan Cornelis Jansz Hensbrouck mede wonende in het ambacht van Wateringen 11 hond patrimoniaal weiland genaamd het Noortweijtgen gelegen in de Wippolder in het ambacht van Wateringen. Op 23 maart 1629 bekennen ze in die kwaliteit verkocht te hebben aan Adriaen Vranckensz van der Burch tegenwoordig wonende te Vlaardingen een rentebrief inhoudende de som van 1000 gld. kapitaal tot last van Willem Willemsz Hoochwerff wonende op het oosteinde van het dorp van Wateringen, volgens de brief d.d. 17 mei 1628 voor schepenen van Wateringen gepasseerd.

Op 3 juni 1628 geeft Vranck Adriaensz van der Burch onze inwoner te kennen dat op 10 april 1628 aan Arnouldt de Reeck, doctor in de medicijnen wonende in Den Haag, verkocht heeft gehad 4 morgen vrij eigen land daarin begrepen een vogelkooi en een huisje mede op hetzelfde land staande, al hetwelk Jacob Pietersz Tou wonende in de Poeldijk zijn comparants schoonzoon op 13 mei 1628 voor schepenen van Wateringen genaast heeft, zodat hij comparant daarom transporteert aan voornoemde Jacob Pietersz Tou de voorn. 4 morgen land, vogelkooi en het huisje daarop staande. 

Op 14 juli 1631 bekent Vranck Adriaensz van der Burch onze inwoner verkocht te hebben aan Pieter Doensz van Ockenburch wonende in Naaldwijk een stuk weiland gelegen in
de Oudewateringveldsepolder in het ambacht van Wateringen gekomen van het convent van Loosduinen, hem comparant aangekomen bij kaveling volgens de kavelcedulle d.d. 26 februari 1605.

Op 30 november 1635 bekent Vranck Adriaensz van der Burch onze inwoner verkocht te hebben aan sr. Brasser een stuk weiland genaamd de Lentweij gelegen in het ambacht van Wateringen in de Wippolder aan de noordzijde van het hof van de voorsz. heer Joost Brasser groot omtrent 9 hond land. 

Op 28 februari 1637 bekent Sijmon Adriaensz korenkoper te Delft getransporteerd te hebben aan Vranck Adriaensz van der Burch onze inwoner een vierde part van een bezegelde losrentebrief door Pieter Pietersz kleermaker te Wateringen voor schepenen aldaar verleden op 27 februari 1637 inhoudende in het geheel nog zuivers tot last van de voorn. Pieter Pietersz de som van 400 gld. kapitaal en de renten vandien [doorgehaald en bijgeschreven: ‘niet verleden vermits het overlijden van Sijmon Adriaensz.’].

Op 26 maart 1638 legt Vranck Adriaensz van der Burch, welgeboren man van de heerlijkheid, oud circa 67 jaren, een verklaring af.

Op 26 september 1640 stellen het echtpaar Vranck Arijensz van der Burch en Dingenom Pietersdr van der Valck, wonend in het ambacht van Wateringen, te Monster een langstlevende testament op. Als bezit wordt genoemd land, huis, levende have, gemunt en ongemunt goud en zilver etc. Er wordt een regeling getroffen voor de twee ongetrouwde kinderen Trijntgen en Arend Vrancken.

Op 22 mei 1641 procureert Jan Heijnricxsz Duijvesteijn, wonende omtrent Kwinthseul in het ambacht van Monster, Vranck Adriaensz. van der Burch, onze inwoner als grootvader en voogd van de nagelaten weeskinderen van zaliger Engeltgen Vrancken, en de voornoemde Vranck Adriaensz van der Burch bekenden in voorsz. kwaliteit voor de ene helft en de voorsz. Duijvesteijn voor de wederhelft verkocht te hebben aan Phillips Claesz van Rijn onze inwoner, eerst een woning als huis, schuur, bargen en geboomte staande op bruiklanden, nog de toegift van 29 morgen 3 hond bruiklanden toebehorende verschillende eigenaren gelegen in Naaldwijkerbroek in het ambacht van Wateringen strekkende van de Broekweg zuidwaarts op tot de Zwet toe, nog het gewas van 3,5 morgen tarwe op devoorsz. landen gestaan hebbende in het jaar 1640. Phillips Claesz. van Rijn bekent schuldig te wezen aan Jan Heijnricxsz Duijvesteijn, voor de ene helft, en de nagelaten weeskinderen van Engeltgen Vrancken geprocreerd bij de voornoemde Jan Heijndricxsz Duijvesteijn, voor de wederhelft, de som van 3100 carolus gulden spruitende uit koop van een woning en bruiklanden.

Op 17 mei 1643 is Vranck getuige bij de doop van zijn kleindochter Maeijken Ingeneel.

Vranck van der Burch heeft in het ambacht Wateringen land dat grenst aan dat van Hendrick Jansz Duijvesteijn, zijn schoonzoon. Schoonzoon en schoonvader hebben in 1644 onenigheid naar aanleiding van de verkoop van een woning, landerijen, lenen en meubelen, waardoor het tot een proces voor het gerecht te Wateringen komt.

Vranck Adriaenssen van der Burch, wonende te Wateringen, als grootvader en voogd van de nagelaten weeskinderen van Engeltge Vrancken uit haar huwelijk met Jan Heijnricxss Duijvesteijn, aan de ene zijde, en genoemde Duijvesteijn, wonende omtrent Quintsheul in het ambacht Monster, ter andere zijde, bekenden op 22 mei 1646 aan Phillips Claessen van Rijn te Wateringen een woning, schuur, barge en geboomte, staande op 29 mergen en 3 hond bruikland in Naaldwijkerbroek in het ambacht Wateringen, met nog het gewas van 4½ mergen, verkocht te hebben voor 3.100 gld. De ene helft behoorde aan de weeskinderen en de andere helft aan Duijvesteijn.

Op 1 juni 1647 bekent Arijen Pieters Valck schuldig te zijn aan Dignom Pieters, weduwe van Vranck Arijensz van der Burch, 400 carolus gulden.

 

Uit dit huwelijk:

Engeltge Vrancken van der Burch

Adriaen Vrancken van der Burch, landbouwer te Delft aan de westzijde van de Schie, geboren ca. 1600, overleden > 15 januari 1665. Gehuwd in 1627 te Delft (huwelijkse voorwaarden 4 augustus 1627) met Claesje Cornelis Vlieger, dochter van Cornelis Cornelisz Vlieger en Grietje Claes

Marijtgen Vrancken van der Burch, geboren ca. 1605, overleden < 7 augustus 1685. Gehuwd < 13 juni 1628 met Jacob Pietersz Touw Hofstede, overleden < 27 april 1671

Pieter Vrancken van der Burch, geboren ca. 1610, overleden 1654-1660. Gehuwd op 27 januari 1634 voor het gerecht te Berkel met Jannetge Lenerts, geboren te Berkel, geboren 1608-1609, overleden > 8 april 1674

Neeltgen Vrancken van der Burch, geboren ca. 1610, overleden > 28 januari 1668. Ondertrouwd 4 augustus 1635 te Schipluiden met Maerte Claesz van Hooghstraeten, begraven 7 februari 1638 in de Oude Kerk te Delft. Ondertrouwd 19 februari 1639 en gehuwd 6 maart 1639 in de Nieuwe Kerk te Delft met Arij Cornelisz Jongeneel, zoon van Cornelis Cornelisz Jongeneel, geboren te Pijnacker, begraven 1 april 1666 in de Oude Kerk te Delft. Ondertrouwd 29 januari 1668 en gehuwd 15 februari 1669 te Bodegraven met Jan Cornelisz van der Wolff

Trijntgen Vrancken van der Burch, begraven 7 oktober 1678 in de Oude Kerk te Delft. Gehuwd met Cornelis Cornelisz van Rijt, zoon van Cornelis Vranckensz van Rijt en Trijntgen Claes van Tedingerbrouck, begraven (?) 1 december 1679 in de Nieuwe Kerk te Delft

Arent Vrancken van der Burch, bouwman te Wateringen, geboren ca. 1615, overleden < 4 juli 1684. Gehuwd in 1659 te Delft (huwelijkse voorwaarden 22 mei 1659) met Trijntje Pieters Duijfhuijs, dochter van Pieter Arentsz Duijfhuijs en Jannetje Arents Backer, begraven 31 december 1693 te Wateringen