Jan Stevensz die Witte, leenman van de hofstede Oostrum, zoon van Steven de Keijser en (?) Belije Jans de Witte, geboren ca. 1410, overleden 1465-1469
Bronnen: 1) razu.nl, 2) NT00061_20. Nadere Toegang op inv. nr 20 uit de Collectie Digitale Bronnen (61). M.S.F. Kemp, Februari 2018. Regionaal Historisch Centrum Zuidoost Utrecht, 3) NT00061_37. Nadere Toegang op inv. nr 37 uit de Collectie Digitale Bronnen (61). M.S.F. Kemp, Februari 2018. Regionaal Historisch Centrum Zuidoost Utrecht, 4) Van Oostrum te Houten; aanzetten voor een genealogie, M.S.F. Kemp. In: Jaarboek van het Centraal Bureau voor Genealogie en het Iconographisch Bureau, deel 41, 1987, 5) onsvoorgeslacht.nl, 6) Repertorium op de lenen van de hofstede Oostrum, 1449-1630, J.C. Kort. In: De Nederlandsche Leeuw, jrg. 114 (1997)
NB: Marcel Kemp (1987) suggereert dat de moeder van Jan Stevensz de Witte een dochter van Johan de Witte kan zijn. Ik heb deze suggestie overgenomen maar er is geen direct bewijs voor.
Op 26 januari 1434 is Johan de Witte Steven de Keijserssoen beleend met ‘vier merghen lants also als die gelegen sijn in Hermans gerichte van Wulven in den Meren, dair baven ende beneden naest gelant is Gerit van Voern mit lande, dat hij holdende is van den Gesticht van Utrecht’, na opdracht door Willam van Oestrum. Op 1 april 1457 id. Op 30 juli 1469 Steven die Keijser na dode zijns vaders Johan de Witten Stevenszoon.
In 1434–1436 morgengeld te Houten:
- Nonnen van den Dael 11½ m, s Willem de Keijser vanwege Jan de Wijt Stevenss,
- Tijman Deel en de H.Geest 30 morgen, s Jan de Wijt Stevenss 14 m en Mercelis Hubertss oock 14 m.
In 1434–1436 morgengeld te Schonauwen:
- Nonnen van Wijck ½ hoeve, bet. Jan Stevenss de Wit 2 m, Daem van Scaijck 2 m en Bernt Daemss van Scaijck 3 m,
- Vrederic Martijnss 1 hoeve, bet. Jan Stevenss de Wijt 5½ m, Daem van Scaijck 3 m en Jan Daemss van Scaijc 7½ m.
In 1434–1436 morgen te Wulven:
- Gerijt van Voern 4½ m en 3½ m, s Jan de Wijt Stevenss,
- Willam Gijsbertss 8 m, s Jan de Wijt Stevenss van 4 m.
(?) In 1434–1436 morgengeld in ‘die Nederside van Scalckwick’: Jan de Wit 8 m.
In 1440 voor Gerijt Janss, scout van Goij, compareren Heinrick Pawe en Gerijt van Utert die transporteren 3 morgen. Over waren Jan de Witte Stevenss, Wouter Luijtgenss en Dirck van Scadick Daemss lantgenoten.
Op 6 april 1440 voor Gerijt Janss, scout int Goij, compareren Jacob van Zulen van Blickenborch die transporteren een hofstede met 11 morgen daer Dirc van Drijell nu ter tijt op woent, en 7 hont, 2 morgen en 3 morgen op St. Pieter. Over waren Wijer de Witte, Jan de Witte Stevenss, Daem van Schaijck en Gerijt Janss lantgenoten.
Op 19 maart 1443 ‘Maendach na St Geertrudendach’ Willam van Oostrum verpacht Johan de Witke Stevenss, 3/4e deel van 21 m geheten die Perrick metten campgen dat over de stadtwech leijt, daer mij Jan de Wit en de Heijlige Geest van Utrecht 1/4e deel af behoort, 3/4e deel van de helft van 6½ m daer Jan de Witke ¼ deel van heeft en de Heijlige Geest de wederhelft van alinghe lande heeft, de drie delen van de helft van 1½ m geheten die Belle, daer Jan de Wit 1/4e van heeft en de Heijlige Geest de wederhelft, 3/4e deel van 1 hoeve geheten Bovit daer Jan de Wit ¼ van gebruikt. Jan Stevenss de Witke zegelt zelf met drie schaapscheerdersscharen met in het schildhoofd een sterretje.
Op 10 september 1458 ‘Zondacht na OLV dach Nativitas’ is Johan de Wit Stevensz beleend met een viertal land in Schalkwijk, bij dode van Willem de Keijser. Over over Goijert Dedel en Steven die Keijser ‘mijn mannen’ en Wijer de Wit, man van het Sticht. Op 24 november 1469 Steven de Keijser, als getuige vermeld in 1458, bij dode van Jan, zijn vader.
Op 24 februari 1463 ‘St. Mathijsavont’ voor Gerijt Janss van den Velde, scout int Goij, compareert Jan van der Haer Dircss die transporteert de helft van 8 morgen op St. Barbaren en St. Laurens gasthuijss. Over waren Jacob van Vijanen, Jan de Witte Stevenss, Gerijt de Keijser, Gerijt Gerijtss van de Velde, Lubbert van Utrecht, Dirck Claes Engbertssoenssoen en Dirck Janss.
Op 3 maart 1464 voor Peter Gerijtss van den Velde, scout, compareert Steven van Zulen Aerntss, borger tUtrecht, die procuratie toent van Windesheim bij Swoll om te transporteren een hoeve op Gheenkisdam int Goij. Over waren Gerijt die Keijser, Gerijt Hermanss en Johan die Witte.
Op 24 november 1465 voor Splinter van Rossum schout van de Wetering gerecht Schonouwen, compareert Fije Jans wedue van Schadijck, Willam Janss van Scadijck x Korstine, Beernt Jansz, Elijaes Jansz, Cornelis Jansz, Henric Jansz, Merrij Jansdr en Adriaen Janskinderen van Scadijck, Elborch wedue Hubert Reijerss met Reijer Hubertss x Mechtelt, Filips Hubertss x Henricge en Jan Hubert Reijersoenskinderen, Dirc van Scadijck Daemss x Alijden en Eerst Berntss, en transportere op Beernt van Scadijck Daemss hun aandeel in de helft van 6 m in een weer van 8 m strekkend uijte Hoen in Schalkwijkerwetering. Over waren Jan de Wit Stevenss, Hubert Aerntss en Marcelijs Hubertss landgenoten.
In 1470 morgengeld te Schonouwen: Vrederic Martijnss 1 hoeve daar heeft in Jan die Wit Stevenss erfgenamen 5½ m en Jan van Reness van Wulven 3½ m die hi coft tegen Jan van Scadicx Daemss erfgenamen en Herman Gijsbertss tot Oudwulven 2 m die Jan van Scadick vrsz plach te bouwen en Henric van Ghent 8 h die hij kocht van de erfgenamen van Jan van Schaijck en Hubert Aerntss bruijct 3 m die Daem van Scaijck plach te bouwen ende horen toe Lijsken van Helsdingen. Bet. Hubert Aerntss 4 m; Jan die Wit Stevensz 5 1/2 m; rest 7 1/2 m.
(?) In 1470 morgengeld in ‘die Nederside van Scalckwick’: St Barbarengasthuijs en Jans Witten erfgenamen 8 m, bet. Jacob Gerijtss 8 st.
Kinderen: