Voorst, Cornelis van (ca. 1530-1585/88)

Cornelis van Voorst, tinnegieter, handelaar in levensmiddelen, zoon van Joost van Voorst en Wendeloet Zanders van Rodenburch, geboren ca. 1530, overleden 1585-1588, begraven in het graf van zijn schoonzoon Valentijn van der Voort, schepen en thesaurier van Utrecht

Gehuwd ca. 1560 met

Petronella Claas Gerrits van Overmeer, dochter van Claes Gerritsz van Overmeer en Oedel Peter Robberts, geboren ca. 1535, begraven 23 juni 1581 in het graf van haar vader in de Geertekerk te Utrecht

 

Bron: 1) hetutrechtsarchief.nl, 2) Een andere weg naar God. De reformatie van Arnoldus Buchelius (1565-1641), Judith Pollmann. Uitgeverij Bert Bakker, Amsterdam, 2000, 3) dbnl.org, 4) Nadere toegang op de inv. nr 45 uit de Collectie Digitale Bronnen (61). M.S.F. Kemp, februari 2018. Regionaal Historisch Centrum Zuidoost Utrecht, 5) Maandblad van het Genealogisch-Heraldisch genootschap De Nederlandsche Leeuw, 1926, jaargang 44

Cornelis van Voorst is oorspronkelijk tinnegieter, net als zijn vader en een van zijn broers, maar hij raakt in de jaren 70 betrokken bij de graanhandel en de vetweiderij. Terwijl zijn broers hun hele leven handwerkslieden blijven, wordt Cornelis’ sociale stijging vergemakkelijkt door zijn vrouw Peterken, die een aanzienlijke bruidsschat meebrengt.

Op 12 maart 1562 kopen Cornelis en Peterken ‘alinge huijsinge, hoffstede met kelder en cluijs aan de oostzijde van de Lijnmerckt’ van Alidt Knoops, weduwe van Willem van Hijndersteijn. Hiervoor sluiten zij bij haar een plecht van f 400 tegen 5½% rente. Op het huis berust een oudteijgen van f 5 en 5 stuivers. Op 20 februari 1567 sluit Cornelis opnieuw een plecht van f 100 en 16 stuivers op het huis met 5½% rente bij Gabriel Cornelis van Mijnden en Anna Jaspertsdr, ter vervanging van een rentebrief van 18 maart 1505. 

Op 22 april 1563 leent Cornelis f 200 tegen 6¼% rente van Gherridt Adriaen Alpherton en Belichgen Gijsbertsdr. Als onderpand fungeert een perceel aan de Nieuwe Gracht tegenover de Reguliersbrug.

Op 30 augustus 1564 vertegen Jan Claesz van Overmeer en Cornelis Joosten van Voerst magen van Margriet Aert Roeloffs van Velpens onmondige dochter bij Geertruijt Claes Gerrits van Overmeersdr ten behoeve van Geertruijt voorschreven van de erfenis van zaliger Aert Roelofsz van Velpen.

In 1565 verkoopt de stad Utrecht een lijfrente aan Cornelis van Voirst en zijn vrouw Petertgen op lijve van hun dochter Claesgen.

Op 31 januari 1566 kopen zij ‘alinge huijsinge ende hoffstede aan de noordzijde van de Watersteech bij de St Jacobskerck’ van Seger, zoon van Willem Seger. Op het huis rust een oudteijgen van 5 stuivers per jaar ten behoeve van de pastoren van de St Jacob. Op 22 mei 1572 worden zij eigenaar van een huis met het ‘bachhuijsken daer achter aen’ eveneens aan de Watersteeg. Op het huis rust een plecht van f 125 en een oudteijgen van 5 stuivers. Op 11 mei 1569 lenen Cornelis en Peterken f 200 tegen 6¼% rente van de nabestaanden van Peter van Dael ende Peternel. Als onderpand dient ’t huijs van Amerongen aan de OUdegracht tussen de St Geertruijdenbrug en de Smeebrug. Op het pand rust een oudteijgen van 13 stuivers ten behoeve van de weduwe van Rutger van den Kerck en een plecht van een onbekend bedrag met f 12 en 10 stuivers losrente ten behoeve van Gerrit Claess Voss.

Op 14 maart 1575 doen Cornelis en Peterken twee rentebrieven over aan Claes Jeroenss en Elsgen Willem van Nijkerckensdr. Het betreft een rentebrief van f 300 van 31 maart 1562 en een rentebrief van f 400 van 15 januari 1571. Op 4 november 1575 komt Cornelis in het bezit van een plecht van Mechtelt Foock.

Op 1 februari 1577 verkopen de Staten van Utrecht een lijfrente aan Cornelis van Voorst en zijn vrouw Petertje op het leven van hun dochters Klaasje en Geertruid.

Op 20 december 1577 ontvangt Cornelis Joostenss van Voorst, burger van Utrecht, de erfpacht van 2 hoeven land met hofstede c.a. in Schonauwen, strekkende uit de Goyerwetering tot de Schalkwijkerwetering en gelegen naast goed van de Orde en van het convent van Oudwijk, na overdracht door Dirck Berntss van Oostrum. Met een akte van 18 mei 1582 houdende belofte door Eelgis Willemse van Schaeijck te Houten om een losrente van 700 gulden binnen 10 jaren aan Cornelis van Voorst te zullen aflossen.

Op 6 december 1581 wordt Cornelis van Voorst eigenaar van een stadsplechtbrief van f 250 met 6% rente van zijn tante Agnische, weduwe van Willem Voorsten.

Op 6 september 1582 komt Cornelis in het bezit van een rentebrief met f 22,50 rente zijnde 5%, daterend van 14 augustus 1564. Op 8 september 1582 Henrick Roelofsz, Thomas Roelofsz en Herman van Cothen van der Meer vanwege Jan Henrickx, Cornelis en Joost Joostensz van Voorst en Jan Claesz van Overmeer vanwege Sophia Cornelisdr van Voorst, huwelijkse voorwaarden. Henrick Roelofsz geeft zoon Jan f 1000, en Cornelis van Voorst zijn dochter f 2000, namelijk f 1500 in geld en een rentebrief van f 500 sprekende op Eelgis Willemsz van Schaijck te Houten bevestigd op een erfpacht van de RDO.

Op 17 februari 1585 leent Cornelis f 200 tegen 6¼% rente van Willem de Swert. Onderpand is het huis “De Clock” aan de Scoutesteech.

In 1588 de akte van scheiding van de nalatenschap van Cornelis van Voorst, vader van Sophia Cornelisdr Van Voorst.

 

Uit dit huwelijk:

Sophia van Voorst

Claesken van Voorst (zie links schilderij door Paulus Moreelse – collectie Centraal Museum Utrecht), geboren 1564 te Utrecht, begraven 16 september 1644 in de Geertekerk te Utrecht. Gehuwd in 1587 (huwelijkscontract september 1587) met Valentijn Jacobsz van der Voort, koopman, schepen en thesaurier van Utrecht, samelaer van de Lekdijk, geboren 1541-1545, overleden 28 januari 1590 te Utrecht. Gehuwd op 6 mei 1593 in de Geertekerk te Utrecht met Aernout van Buchell (Arnoldus Buchelius, zie links schilderij door Paulus Moreelse – collectie Centraal Museum Utrecht), geschiedkundige en advocaat voor het Provinciale Hof van Utrecht, bewindhebber van de Amsterdamse kamer van de VOC (1619-1621), zoon van Arend van Buchell en Brigitta Jans, geboren 18 maart 1565 te Utrecht, overleden 15 juli 1641 te Utrecht, begraven in de Geertekerk te Utrecht

Josijntje van Voorst, geboren 1558 in de Lijnmarckt te Utrecht, overleden 1580, begraven in de St Jacobskerk. Gehuwd in 1578 met Thomas Fredericxsz van Breen, raad van Utrecht (1585-1617)

Geertruijt van Voorst, geboren 21 april 1567 (acht daech voor Meij op een Vrijdach). Gehuwd 1590 (huwelijkse voorwaarden 22 november 1590) met Johan Baptist Schipper, arts, zoon van Martinus Schiperius en Gerrichie Nobels, geboren 1566-1567, overleden 25 februari 1593 ‘an een teerende siecte’, begraven 28 februari 1593 in de Magdalenakerk te Utrecht. Gehuwd in 1597 met Everardus Vorstius (zie afbeelding links – Leiden University Library, CC BY 4.0), arts en botanicus, arts bij Nicolaas Grana bisschop van Angola en Fabricius Pignatelli markgraaf van Querieto, lijfarts van de gravin van Nieuwenaar en Meurs, lijfarts van stadhouder Maurits, hoogleraar in de Medicijnen te Leiden (1598), zoon van Henricus Vorstius en Maria Schaeria, geboren 26 september 1565 te Roermond, overleden 22 oktober 1624 te Leiden