Tulleken, Evert (ca. 1530-1586)

Evert Tulleken, leenman, burgerhopman (1568), lid (1565-1586) en huismeester (1572-1586) van het St. Nicolai broederschap te Arnhem, zoon van Rutger Tolleken en Hese Ketelbuijters, geboren ca. 1530, overleden 26 januari 1586

Gehuwd in 1552 met

Hilleken Gaijmans, dochter van Evert Gaijmans en Elsken Bongaerts, geboren ca. 1530, overleden 1581-1582

Gehuwd > 26 juli 1582 met

Truij ten Haeff, overleden > 24 maart 1587

 

Bronnen: 1) geldersarchief.nl, 2) De Veluwsche familie Tulleken en hare aanverwanten. Eene genealogisch-historische proeve. J. Anspach, 1882

Op 10 april 1540 (zaterdag post Pasche) Herman van Heijthuysen en Gertruijt, zijn vrouw, sub et re Rutger Tolleken als een toevenger en tot behoef van Rutgers voorzegd 3 kinderen, nl. Joest, Evert en Rutger, 12 goud gl. ’s jaars, 7 gelrese rijder gl. voor 6 goud gl., uit hun huis en hofstede, gelegen in de Kortestraat, Gerijt van Groll ab una en Corneliss Tymmerman ab alia, te betalen nu op Pasen na datum ’s briefs naastkomende eerstaan en zo voort en te lossen met 200 goud gl. paijments enz.

Op maandag post Conceptionis Marie 1552 betaalt Evert Tolleken Rutgerss aan Hilleken Evert Gaijmijss dochter als bruidsschat 300 Joachim daler van de goederen van beiden (sue in dote 300 Joachim daler ex bonis utriusque).

Op 21 november 1557 Rutger Tolleken de jonge en Gertruijt, zijn vrouw, sub et re Evert Tolleken de helft van huis en hofstede, gelegen bij de Sabelsterpoort, de gang, gaande langs de stadmuur naar de Rijnpoort, ab una en de andere helft van deze huis en hofstede voorzegd, Evert Tolleken toebehorende, ab alia, met een schaar weide, daarin gehorende, gelegen in Arnhemmerbroek in het Aldemarcksche slach.

Op 17 april 1559 Anna Palmerts, weduwe, en Wijnant Hackfort en Jan van den Berghe in plaats van Jan van Mekeren, overste mombers van alle onmondige kinderen in de stad en vrijheid van Arnhem, vanwege de onmondige kinderen van Anna voorzegd hebben opgedragen en met hun vrije wil vertegen Aleijdt, weduwe van zal. Rutger Tolleken, en Evert en Rutger Tolleken, Rutgers voorzegd kinderen, huis en hofstede, gelegen in de Koningstraat, Jan Negelss zal. kinderen ab una en vrouw van Marle ab alia, met een schaarweide, daarin gehorende, gelegen in Arnhemmerbroek in de Lange weijde, die Gijsbert van der Hoeven in pandschap heeft; en bekenden de weduwe voorzegd en de overste mombers voorzegd vanwege de onmondige kinderen, die de weduwe voorzegd behouden heeft van Jan Palmert, wilner haar echte man, nl. Wilhem, Henrick en Gerijt, dat zij en hun erven aan deze huis en hofstede voorzegd nil juris hebben enz.; et si defectus in de waarschap of enig punct voorzegd erit sub expandatione van huis en hofstede der weduwe van zal. Jan Palmert voorzegd, gelegen in de Oeverstraat.
Op 10 december 1559 beleent Karll van Middachten, als oom en momber van Anthonis van Middachten oudsten zoon van zijn overleden broeder Henrick, Evert Tolleken bij doodde van diens vader Rutger Tolleken, met 4 morgen land in Westervoerder broeck gelegen, ten Zutphensche rechten, te verheergewaden met een pond goed geld. Ten overstaan van Gijsbert van Camphusen, leenman van Gelre en Henrick Engelen, leenman van den heer van Egmont, bij gebrek aan leenmannen van het huis Middachten.
Evert is in 1559 en 1563 beleend met het Broeckstuk en Truijkens halve hoeve.

Op 2 januari 1560 (Des daags na Nieuwjaarsdag) Evert Tolleken en Hilleken, zijn vrouw, sub et re de Erentveste en vrome Kaerll van Lenep als een toevenger en in behoef zijner huisvrouwen moeder Joffer Gell van Merthena 12 Joachim daler ’s jaars uit hun huis en hofstede, dat aan 2 huizen geslagen is, gelegen bij de Sabelspoort, de gemene weg gaande langs de stadsmuur ab una en Engelbert Wijerss zal. ab alia, en uit 2 schaarweiden, daarin gehorende, gelegen in Arnhemmerbroek in het Aldemarckssche slach, te betalen nu op de heilige drie koningendag na datum ?s briefs naastkomende over een jaar eerstaan en zo voorts en te lossen met 200 Joachim daler payments enz.
Op 21 maart 1560 Aleijdt, weduwe van zal. Rutger Tolleken, en Rutger Tolleken de jonge hebben verlijd en bekend dat op alzodane verwin als Rutger Tolleken zal., kerkmeester, gedaan heeft als nl. met 12 daler rente ?s jaars, met nog 30 keizers gl., die Rutger zal. aan Blanckebiell verlegd heeft, nog 7 daler, die Michel Schraege de kerk gegeven heeft, dat Rutger zal Schraege geleend heeft, en van Martini op Lichtmiss nog van gerichtelijke kosten en sus anders luid ener rekenschap, die zij van beide zijden daarvan hebben, 5 jaar lang van de stad Arnhem geboerd hebben op hetzelve verwin voorzegd, nl. elk jaar 49 daler, nog van Bernt Moler van Jan van Holthuijsen wege 94 enkele daler min 1 stuiver brab., en bekenden dat zij aan dat verwin voorzegd nil juris, en beloven mede voor Evert Tolleken, Rutgers voorzegd broeder, dat hij ditzelve woe voorzegd staat mede doen, believen en overgeven zal, gelijk zij gedaan hebben.
Op 21 juni 1560 Aleijdt, weduwe van zal. Rutger Tolleken, Evert Tolleken en Rutger Tolleken de jonge sub et re Henrick van den Poell en Grijete, zijn echte wijf, huis en hofstede, gelegen in de Koningstraat, Jan Negelss zal. kinderen ab una en vrouw van Marle ab alia, met een schaarweide, daarin gehorende, gelegen in Arnhemmerbroek in de Langeweijde, die Gijsbert van der Hoeven in pandschap heeft; enz. en Evert Tolleken heeft beloofd voor Hilleken, zijn echte huisvrouw, en Rutger Tolleken voor Gertruijt, zijn echte huisvrouw, dat zij altijd tot gezinnen van Henrick en Grijete voorzegd ook opdracht en vertichnisse van deze huis en hofstede doen zullen gelijk zij gedaan hebben enz.

Op 22 januari 1562 zijn Evert Gaijmijss met Evert en Rutger Tolleken aangewezen door Merrij, nagelaten we van zal. Arnt Lambertss, als executoren van haar testament.

Op 2 juli 1563 Evert en Rutger Tolleken, gebroeders, potentiaverunt Henrick Wissinck om hun zaken en rechtsvorderingen en schulden in te vorderen als zij te Zevenaar tegen Adam van den Bergh genaamd Erckelens en voorts tegen alle man te doen hebben.

Op 11 september 1564 Nael, weduwe van Rutger Tolleken zal., en Evert en Rutger Tolleken, gebroeders, belovende beide voor hun huisvrouwen Hilleken en Geertgen, gezusters, hebben bekend dat hun Trijn, weduwe van zal. Wilhelm Gaemis, afgekocht en afgelost heeft een enkel Phls. gl. jaarlijks als zij jaarlijks geldende hadden uit huizing, gelegen in de Kortestraat, Zacharias Cornachijner ab una en Michiel die Snijder ab alia, et dicebant nil juris.

Op de francijne rol van de St. Nicolai broederschap te Arnhem, waarop nieuwe leden zijn aangetekend, staat in 1565: “Evert Tolleken, obijt anno 1586”.

Op 12 juni 1566 zegelt Everdt Tolleken als leenman een akte waarin Johan van Broichuijsen verklaart dat Dederick van Bronchorst en Baetenborch, heer tot Aenholt etc., hem beleent heeft met de visserij in de hank te Baer, zijnde een nieuw Baer’s leen, en dat om als stadhouder van de lenen te kunnen optreden.

Evert wordt op 26 januari 1568 verdacht van protestantse neigingen.

Op 3 juli 1569 comparuerunt Evert Tolleken, Ott van Marll en Mr. Willem Gamis met recht gebaad ter instantie van Frans van Mechelen om getuig der waarheid te geven en hebben de deposanten uit één mond getuigd dat een tijd lang geleden dat zij op de Oude markt bij een ander gestaan hebben, alwaar zich een gevecht aangeheven tussen hem, producent, en één genaamd Peter, dewelke Jorien Probachs dienaar geweest was, liggende onder de graaf van Megens onze genedigste heer venlijn en dat de voorgemelde Peter de producent zeer gevorderd en met de gevest naar hem geslagen, welke slag hij, producent op de arm geraakt heeft en dat mitsdien Peter voorgemeld zijn geweer uitgetagen en de producent tweemaal op het lijf geslagen en dat de producent alsdoe teruggetreden en zijn rappier op de eerde gesteld en zijn voet op het kruis gezet en dat mes alzo uitter schede getoegen en zich te weer gesteld en de ander alzo geslagen, waarover Peter voor zegd gewond is worden en vervolgens omtrent de vijfde dag in God verstorven.

Op 23 augustus 1574 hebben Evert Gaemis en Evert Tholleken en Johan die Greeff aan beide zijde versproken bij een poene van 25 goud gl. dat voor stadmeesters van de muur in kwestie tussen de weduwe Tholleken (van Evert’s broer Rutger) en voorgemelde Jan die Greef erkende na te zullen komen, die men de onwillige zoude afnemen.

Op 8 mei 1575 Rutger Tulleken en Geertruidt, zijn vrouw, en Evert Tolleken en Hilleken, zijn vrouw, sub et re Derck van Elst en Jaecksken, zijn vrouw, de gerechte helft van huis en hofstede, gelegen in de Oeverstraat, Herman van Wamel ab una en vrouw Vermaet ab altera enz. Op 9 mei 1575 Rutger Tolleken en Geertruidt, zijn vrouw, potentiaverunt Evert Tolleken, hun broeder, om mede van hunnentwege te mogen opdragen hun aandeel van huis en hofstede van zal. Macharius van N. en voorts in omnibus enz.
Op 28 mei 1575 Evert Tolleken en Hilleken, zijn vrouw, en gemelde Evert als gemachtigde van Rutger Tolleken en Geertruidt, zijn vrouw, vermogens een volmacht, gepasseerd voor schepenen Leijdecker en Nijevelt in dato Ipso Ascensionis Dni. (jaar niet vermeld), Merrij van Genth en Merrij Gerrits die Herdt, Toenis van Genth, zich mede sterk makende voor zijn huisvrouw Burchardt, Tonis en Henrick van Genth, zich mede sterk makende voor Jasper van Mouwick en zijn huisvrouw, Henrick van Genth en Herman, zij vrouw, Macharius die Hert, zich mede sterk makende voor zijn huisvrouw Anna, Jenneken die Hert, Willem Gerrits huisvrouw, zich mede voor haar man sterk makende, Derck Poerthman als gemachtigde van Coenraet van Genth, Nael, weduwe van zal. Johan Huberts, Derck van Genth, Jasper van Genth, Arnth van Genth, Roeloff van Eijmeren en Lijs te Hert, zijn huisvrouw, sub et re Evert Tolleken en zijn huisvrouw de helft en andere semptlicke en ieder hun aanpart en gerechtigdheid aan huis en hofstede van zal. Macharius te Hert, gelegen in de Oeverstraat aan het Kleine Oortgen.
Op 5 juni 1575 geeft Everdt Tolleken, huismeester van het St. Nijclaes Hospitael te Arnhem, opdracht tot overdracht van een kamp land te Velperbrouck. Op 1 september 1576 heeft Jenneken, weduwe van zaliger Henrick Verbruggen, beloofd aan handen van Evert Tholleken, als huismeester indertijd van St. Niclaes Broederschap, te betalen de pacht die maart 1575 verleden verschenen is en toekomende maart verschijnen zal van alzulke 5 morgen lands, gelegen in Velperbroeck, als zij van zaliger Wilhem van Poelwick gepacht heeft, die nu gedachte Poelwick tot een kleding jaarlijks van een arme man gegeven heeft, luid de brief, daarvan zijnde.

Op 28 januari 1576 Peter Jordens en Luijt, zijn huisvrouw, sub et re Evert en Rutger Tulleken, gebroeders, en hun huisvrouwen, 9 dalers ’s jaars uit hun huis en hofstede, gelegen aan het klein Oortgen, de steeg ab una en Anthonis Boerman at altera, te betalen op de heilige Pinksterdag naastkomende eerstaan en te lossen met 150 daler paijments, doch in 2 termijnen, telkens met 75 daler enz.

In 1579 sluiten Evert Tulleken en zijne vrouw Hilleken Gaemis ten eenre, en het gasthuis ter andere zijde, een overeenkomst waarbij het gasthuis in ruil voor eenige landerijen in het Arnhemsche Broek bij IJseloord, 6 morgen, 1 hond en 34 roeden land in het kerspel Elst in de buurschap Rijkerswoerd ontvangt.
Op 26 maart 1579 is vermeld dat “der Edell und Erentueste Juncker Henrick van Wittenhorst unse drost tho Huiszen” tezamen met zijn echtgenote jonkvrouwe Uland het nieuw verworven goed De Waede verhypothekeeren moest voor schepenen van Huissen terzake van een geldschuld groot 200 daalder, rentende 6% en ten gunste van den Arnhemschen burger Evert Tulleken met diens huisvrouw Hilleken, “mitter eener ziede, langes die Bloem schitende voirt auer de dick an Pollicks Wardt, mitter andere siede neigst dat Lontingshce straetgen voirt tho Warst auer, langes dat Hoff guith hert auer den dick an dat Angersche hecken mit dat eijne eijnde an die Uplage mit dat ander einde an die Huissensche gemeint genandt dat Sande”. Op 26 februari 1626 is hiervan een acte van roijement opgesteld.

Op 24 februari 1580 compareren Wilhem van Huckenhorst en Henrick Palender, beide als mannen en mombers hunner huisvrouwen, als pandschap hebbende van 2 scharen weiden, gelegen in Arnhemmerbroek in Lubbert Gaijmans kempken, de Hoickkamp ab una en St. Catharinen gasthuis land ab altera, welke echtelieden verpandschapt waren voor 80 daler, welke voorzegde 80 daler zij, comparanten, zich de weduwe van Goesen van Waemel en haar zoon Florens bedanken goede betaling, hunluiden de pandschap vrij, los en ledig slaande, en hebben, zo dit geschied was, de weduwe met Johan Aelberts als haar gekozen momber en haar zoon Florens van Waemell de voornoemde 2 scharen weiden opgedragen en met hun vrije wil vertegen aan Evert Tulleken en Hilleken Gaijmans, zijn vrouw, gelegen gelijk voorzegd in Lubbert Gaijmans kempken, voorbehouden nochtans dat Judit weduwe en haar zoon Florens voorzegd deze 2 scharen weiden wederom aan zich mogen lossen met 110 daler.

Op 20 september 1581 verkoopt de erendeugendrijke Joffrou Belia van Steprade, nagelaten weduwe van zaliger Johan van Zallandt, met Cornelis van Zallant als haar momber, aan Evert Tulleken en Hilleken Gaijmans zijn vrouw, 3 morgen weilands gelegen in Arnhemmerbroek, geheten Doerninx kempken, op Petri ad Cathadram toekomende aan te vangen, voorbehouden het recht om die 3 morgen te mogen lossen met 500 keizers gl. na omgang der eerste 3 of 6 jaren.

Op 26 juli 1582 verkoopt Jutta Claes dochter, nagelaten weduwe van zaliger Henrick Taemerling, met Gerrijt Taemerling haar zaliger mans broeder als haar gekozen momber en mede als naaste bloedmomber van haar kinderen bij gemelde broeder geprocreerd, aan Evert Tulleken alzulke morgen weilands, gelegen in Arnhemmerbroek in Lubbert Gaijmans kempken, als zij de voorgemelde Evert Tulleken en Hilleken Gaijmans zijn huisvrouw, doemaals nog in leven zijnde, voor de somme van 200 daler in pandschap gedaan had, voorbehoudens nochtans dat de weduwe of haar kinderen deze morgen weiland op St. Petersdag ad Cathadram weder om aan zich zullen mogen vrijen en inlossen met 200 daler.

Op 10 april 1585 erkennen Johan van de Zande en Evert Tolleken, huismeesters van de Broederschap, ontvangen te hebben van Herman Oerinck 200 daalders, waarvoor zij tot onderpand hebben gesteld de waard van de Broederschap op de Proost, groot 28 morgen, in het oosten begrensd door de Meijnderwijcksche Dijck, in het westen en oorden door het land van de heer van Meinerswijck en door Oemens Camp (dat toebehoort aan Thomas Roost), waarvan de pachter Guert Wilhesen de rente van 12 daalders ’s jaars zal betalen.

Op 23 januari 1587 Alzo zich misverstand erholt tussen de kinderen en erfgenamen van zaliger Everth Tulleken eens- en deszelven Everts nagelaten weduwe anderdeels en zulks op den effecte der huwelijksvoorwaarden tussen beiden opgericht, in kraft van welke de weduwe verzoekt verzekering van een jaarlijkse rente van 50 gl., waarvan de erfgenamen sustineerden dat zijn om zulks te doen om redenen ongehouden zijn, zo is het dat alzulke kwestie gesteld is tot erkentenisse enes eerbaren raads dezer stad, in zulker gestalt dat ieder der partijen zijn redenen tot verificatie, te hunner intentie dienende, de heren burgemeesters, schepenen en raad gelijkelijk en op een dag schriftelijk zullen overgegeven om daarin sommarie erkend te worden, tot welke einde de voornoemde erfgenamen, nl. Wilhelm Sluijskens als man en momber van Heesken Tulleken zijn huisvrouw, Arndt en Rutgher, voorts Christina en Ermgardt Tulleken met Peter van Stralen, hun gekozen momber, alsook Jacob van Ommeren als overste momber vanwege Wilhelm Tulleken, nog onmundig wezende, voor Arndt van Brienen en Zeger van Uchelen verschijnen zijn, de erkentenis over de voornoemde zaak aan de heren burgemeesters, schepenen en raad voorzegde stellende, belovende dezelve erkentenis na te komen en te achtervolgen.
Op 14 februari 1587 verkoopt Ermgart Tulleken aan Truij ten Haeff, weduwe zaliger Tullekens, 8 gl. 6 stuiver achtenhalve penning jaarlijks van haar quota van alzulke 50 gl. als de weduwe in huwelijks voorwaarden door haar man zal. Evert Tulleken ter rechter lijftocht is gemaakt uit de halve behuizing aan de Oude markt naast de stadmuur staande, te betalen op alle St. Valetijns dag, 1588 eerstaan en zo voort aan tot haar sterfdag toe en niet langer. Op 24 maart 1587 verkoopt Christina weduwe van Wolter Doerninck, met Willem Sluijsken als haar gekozen momber, aan Truij then Haeff 8 keizers gl. 6 stuivers 8½ penning (jaarlijks) voor haar quote als de weduwe in huwelijksvoorwaarden door haar man zaliger Evert Tulleken ter rechter lijftocht is gemaakt uit de helft van vijtenhalve morgen lands, in Arnhemmerbroek gelegen, te betalen op St. Valentins dag 1588 eerstaan en zo voort tot haar sterfdag toe en niet langer.
Op 24 maart 1587 verkoopt Rutger Tulleken aan Truij then Haeff, weduwe van zaliger Evert Tullekens, 8 gl. 6 stuiver 8½ penning jaarlijks voor zijn quote van alzulke 50 gl. jaarlijks als de weduwe in huwelijksvoorwaarden door haar man zaliger Evert Tulleken ter rechter lijftoch gemaakt is uit de wederhelft van vijftenhalve morgen lands, in Arnhemmer broek gelegen als boven, te betalen als boven en zo voort tot haar sterfdag toe en niet langer.
Op 24 maart 1587 verkopen Wilhelm Sluijsken en Heesken zijn vrouw aan Truij then Haeff, weduwe zaliger Evert Tullekens, 8 gl. 6 stuiver 8½ penning jaarlijks voor hun quote van alzulke 50 gl. als haar in huwelijksvoorwaarden door haar man zaliger Evert Tulleken ter rechter lijftocht is gemaakt uit de halve behuizing aan de Oude markt naast de stadsmuur staande, te betalen op alle St. Valentins dag, 1588 eerstaan en zo voort en tot haar sterfdag toe en niet langer.
Op 24 maart 1587 verkopen Arnt Tulleken en Vreesken zijn vrouw aan Truij ten Haeff, weduwe zaliger Evert Tullekens, 8 gl. 6 stuiver 8½ penning jaarlijks voor hun quote van alzulke 50 gl. als haar in huwelijksvoorwaarden door haar man zaliger Evert Tulleken ter rechter lijftocht is gemaakt uit huis en hofstad staande in de Kerkstraat, huis en hofstad van Rolijff dije Muller, te betalen op St. Valentinsdag 1588 eerstaan en zo voort tot haar sterfdag toe en niet langer.

Op 24 juni 1588 Engel then Nijenhuiss juratus dixit se expandasse op 19 juni 1588 ter instantie van de erfgenamen van zaliger Evert Tulleken aan huis en hofstad staande aan St. Johans poort, toebehorende Thijs in den Rinck, waarin eertijds Egbert van Kloppenburch gewoond heeft, voor 7 jaren rente, jaarlijks 5 rijder gl., vermogens zegel en brief, verschenen op Petri ad Cathedram, zijnde het laatste jaar Petri ad Cathedram 1588 verschenen, alles ter goeder rekening.
Op 3 juli 1588 hebben Johan Gruitter en Elizabet Jorden zijn vrouw verlijd en bekend – Alzo hun vader Peter Jordens zaliger dat huis van Macharis van Mouwick zaliger ter helfte toe op zekere condities door Evert en Rutger Tullecken verkocht en opgedragen is, dat daaruit zouden blijven gaan 3 gl. current vermogens schepenopdrachtsbrief, daarvan zijnde, en dat zich dan daarna bovenden dat in plaats van de voorgaande 3 gl. current 3 Carolus gl. of 2 daalders jaarlijks door de erfgenamen van zaliger Willem Floriss vermogens brief en zegel gevorderd en ook in kraft van dien betaald worden, daqt zij daarom van hetgeen die 2 daalders of die 3 keizers gl. meer dan die 3 current gl. zo aan hoofdsomme als betaalde rente belopen, zoveel die helft van dien betreft, door de erfgenamen van Evert en Rutger Tullekens zaliger vernoegd en betaald zijn, bekennende daaraan geen aanspraak noch verder recht te hebben noch te behouden in generlei wijze, hun goeder betaling bedankende.

Op 15 juni 1606 Joost van Reidt, schepen, tuigende over hem zelf en Johan Buddingh, beide als overhuismeesters en Willem van Ratingen, onderhuismeester van St. Catharinen gasthuis alhier, sub et re ea qualitate de erfgenamen van zaliger Evert Tulleken, met name Arnt en Rutger Tulleken, gebroeders, Willem Sluisken, griffier van den Hove van Gelderland, als vader zijner kinderen geteeld bij zijn zaliger voorhuisvrouw Heesken Tullekens, en Reiner Everwijn als man en momber van Ermgardt Tullekens, in den eersten een kempken van derdehalve morgen weilands, gelegen in Arnhemmerbroek te Isseloort, oostwaarts de gemene straat, westwaarts Ketelslach, zuidwaarts Engelens erfgenamen en noordwaarts naast Lubbert Gaemans kempken, met nog een morgen lands in de naaste Ketelslach gelegen, voor vrij eigen erf en goed met de dijk van de wetering, daartoe gehorende nog een schaar weiden in Lubbert Gaemans kempken gelegen beleend van Henrick en Johan Bongardt gebroeders zaliger met 100 Carolus gulden, item 2 schaar weiden gelegen in dat naaste Ketelslach waarvan de een beleend is door Sijbert van Manen met 65 Carolus gulden en de ander door Goessen Roeters met 60 Carolus gulden, nog een schaar weiden in het korte kempken gelegen beleend door Frans Sadelmaecker met 52 daler, daartoe nog een rentebrief van 9 daler jaarlijks sprekende op Jasper van Brienen uit zijn goed te Enschoten op Veluwe, gelijk en in aller gestalt deze voorbeschreven percelen op 22 december 1579 bij contract van permutatie aan Evert Tulleken overgezet en door hem en zijn erfgenamen in possessie genomen zijn tegen zekere 6 morgen weilands, gelegen in de kerspel van Elst in de buurschap op Rijckerwoort, tegenwoordig door deze kinderen en erfgenamen van zaliger Evert Tulleken aan de comparanten voor erfpachters van Overbetuwe getransporteerd en opgedragen.

 

Uit dit huwelijk:

Hendrik Tulleken

Arnt Tulleken, student aan de Universiteit van Heidelberg (1574), burgemeester (1590) en schepen (1590, 1593, 1597) van Arnhem, armenhuismeester der arme wezen (1590), huismeester van het St. Catharina gasthuis te Arnhem (1603), geboren 17 december 1555, overleden 30 april 1630 en begraven 4 mei 1630 te Arnhem. Gehuwd in 1579 (betaling bruidsschat 24 november 1579 te Arnhem) met Frenske Louwen, dochter van Laurens Louwen, begraven 8 februari 1636 te Arnhem

Heesken Tullekens

Christina Tullekens, geboren 2 februari 1561 (op Lichtmisdag), overleden 10 augustus 1599 en begraven 11 augustus 1599 te Arnhem. Gehuwd met Wouter van Doorn, kapitein in statendienst, gesneuveld voor de schans van IJsseloord. Gehuwd met Gisbert Spruijt. Ondertrouwd op 15 januari 1598 en gehuwd op 12 mei 1598 te Nijmegen met Arnth Sweers, burger te Nijmegen

5  Rutger Tulleken, rentmeester van de heer van Bredevoort, schepen van Arnhem (1585), schutter van St. Joosten Doelen (1616), geboren juli 1563 (acht dagen voor St. Victor), begraven 16 september 1636 te Arnhem (overleden aan de pest). Gehuwd op 25 juni 1587 met Christina Potouw, dochter van Johan Poitauw en Elisabeth Bitter, begraven 6 juni 1642 te Arnhem

Ermgard Tullekens, jong overleden

7  Ermgardt Tullekens, geboren 3 april 1569 (palmzondag), begraven 26 juni 1641 te Arnhem. Gehuwd met Reinder Everwijn, burgemeester van Arnhem, ontvanger der convooien en licenten, lid van St. Nicolai broederschap, huismeester der burgerwezen, schutter van St. Joosten Doelen (1601), overleden 30 mei 1635, begraven 4 juni 1635 in de Eusebiuskerk te Arnhem

Evert Tulleken, jong overleden

Wilhelm Tulleken, geboren 1574, sterft jong op een handelsreis in Spanje