Tolleken, Rutger (ca. 1505-1559)

Rutger Tolleken, leenman, kerkmeester van de Noorderkerk en St. Walburgkerk te Arnhem (1547-1558), provisor van de Observanten ten Arnhem (1555), zoon van Arnt Tolleken, geboren ca. 1505, overleden 22 februari 1559, begraven in de St. Walburgkerk te Arnhem

Gehuwd op (?) 1 februari 1528 te Arnhem met

Hese Ketelbuijters, overleden < 1540

Gehuwd met

Aleijdt Bongaert, dochter van (?) Johan Bongaert, overleden > 3 maart 1580

 

Bronnen: 1) geldersarchief.nl, 2) De Veluwsche familie Tulleken en hare aanverwanten. Eene genealogisch-historische proeve. J. Anspach, 1882 

Op donderdag post Pontiani 1539 Gerijt van Rossum en Jenneken, zijn vrouw, sub et re Rutger Tolleken 2 goud gl. ’s jaars uit hun huis en hofstede, gelegen in de Kortestraat, Thonijss Huegen ab una en Claess Wijngenss ab alia, te betalen nu op Pasen na datum ’s briefs naastkomende eerstaan en zo voort en te lossen met 32 goud gl. paijments enz.
Op gudesdag post Penthecostes 1539 comparuerunt Rutger Tolleken met recht gebaad en Evert van Maewijck met recht besat om een getuig der waarheid te geven en tuigden dat zij des donderdags vóór Pinksteren lestleden gezeten hebben te Aem in een herberg tot Bert Geritss huis en hebben Bernt van Well horen zeggen dat hij het koren van een stuksken lands, genaamd die Geer, eens heeft helpen brengen dat gewas daaraf tot ther Hoevenss huis; en zei Bernt mede dat hij vergeten had, als hij te Arnhem tuigde, dat hij des niet mede gezegd had.

Sabbato post Oculi 1540 Rutger Tollicken vanwege zijn onmondige kinderen, die hij behouden heeft van Heess, zijn echte wijf, en Ghijsbert ther Hoeven hebben vanwege de onmondige kinderen voorzegd met hun vrije wil bekend dat hun Henrick van Huessen goedlijk en wel afgelost heeft alzulke 37 Phls. gl. te weten met 615 Phls. gl. en 1 goud gl. als Rutger voorzegd jaarlijks de ambt van Overbetuwe in Elderweijde, alles naar inhoud zegel en brief, daarvan wezende, en Rutgers onmondige kinderen toegescheiden waren voor versterf van hun moeder, en bedankten zich daarvan goeder betaling en bekenden nil juris.
Op zaterdag post Pasche 1540 Herman van Heijthuijsen en Gertruijt, zijn vrouw, sub et re Rutger Tolleken als een toevenger en tot behoef van Rutgers voorzegd 3 kinderen, nl. Joest, Evert en Rutger, 12 goud gl. ’s jaars, 7 gelrese rijder gl. voor 6 goud gl., uit hun huis en hofstede, gelegen in de Kortestraat, Gerijt van Groll ab una en Corneliss Tijmmerman ab alia, te betalen nu op Pasen na datum ’s briefs naastkomende eerstaan en zo voort en te lossen met 200 goud gl. paijments enz.

Op vrijdag post trium regum 1541 Comparuerunt Rutger Tolleken, Wilhem Prijck, Gaert Louwen, Berth van Emden, Wilhem Gaijmijss en Gaert Wolterss met recht gebaad en besat om een getuig der waarheid te geven en tuigen dat zij gezien hebben dat het voeder wijns dat in Gerijt Louwen schip gestaan heeft en uitgelopen is, “stellijnge” vrij gestaan en aam gehad heeft en dat een toelast wijns in de “saell” gestaan heeft, die 4 “coppe” gedragen hebben; en dat de wijn door de voegen van de bodem uitgelopen is.
Op donderdag post Lebuini 1541 heeft Catharijn, nagelaten weduwe Rijck Hoijcken zal., met Jan Haess haar momber, bekend
dat zij met vrienden, nl. Evert Gaijmijss en Rutger Tolleken, Arnt Haess en Conraet van Leijll, een maaggescheid heeft doen maken, waarin zij haar zoon Henrick en Johan, haar zoons, kinderen gescheiden heeft, en dat zulks in waarde wezen zal en blijven nu en ten eeuwigen dage.

Op 12 juli 1542 comparuerunt Rutger Huijsswerdt, Rutger Tolleken en Wilhem Maess met recht gebaad om een getuig der waarheid te geven en tuigen dat zij gehoord hebben dat schipper Aloff zei dat hij van de rogge, die Corneliss van den Berghe van Keijserssweere afgevoerd heeft, 8 malder rogge mist en zei mede: waar Corneliss voorzegd de rogge gelaten had, mocht hij weten; datzelve hebben zij gehouden bij de eed, die zij onze genedige heer en de stad Arnhem gedaan hebben.

Op donderdag post Misericordias Dm. 1543 comparuerunt Henrick van Zutphen met recht gebaad en Gaert Janss met recht besat om een getuig der waarheid te geven en tuigen dat zij daar bij over en aan geweest zijn in Henrickx voorzegd huis binnen Arnhem en een koop hebben helpen maken tussen Rutger Tolleken, Borchart Hoeffsmijt en Henrick van Eijck van Maesboemell als van haver, die dezelve Henrock van Eijck Rutger en Borchart voorzegd verkocht heeft in hun bijwezen en dat Henrick van Eijck voorzegd Rutger en Borchart voorzegd beloofde de haver vóór Nijmegen te leveren uit zijn schip in Rutgers en Borcharts voorzegd schepen; en de koop van deze haver is geschied op de 4e dag april naastleden.
6a post Remigii 1543 comparuerunt Rutger Tollicken, Wijlhem Maess en Stheven Smijt met recht gebaad etc. en hebben getuigd en gezegd dat zij daar bij over en aan geweest zijn dat Egbert van Bueren van Geertruijt van Hern gekocht heeft een huis en hofstad, gelegen in de Ketelstraat, en dat bewoont, voor 300 rijder gl. min. 25 derzelver gl. met zulke voorwaarden dat zij na de koop, die geschiedde in de week vóór Sunte Jan te midzomer, in de andere week daarna malkander opdracht doen en voldoen zouden naar recht en gewoonte der stad Arnhem, en dat Geertruijt in datzelve huis zou blijven wonen bis Sunt Victor en des zou zij de uitgang van die tijd betalen; en dit voorzegde hebben zij getuigd en gezegd bij dezelve eed, die zij onze genedige lieve heer en de stad Arnhem gedaan hebben.

Quarta post Trinitatis 1545 heeft Jan Bongart, tolner, met zijn vrije wil bekend dat hem heer Wijlhem en Johan Bongarts, gebroeders, voorts Evert Gamans en Else, zijn echte wijf, Rutger Tollicken en Nael, zijn echte wijf, goedlijk en wel uitgericht, vernoegd en betaald hebben alle versterf, erf en nagelaten goed, reed en onreed, niet daarvan uitgescheiden als hun aangekomen en aanbestorven is overmits dode van zal. (Geridt) Pijn, Mechtelt Pijn en Getruijt Pijn, ge..en bedankte zich daarvan goeder uitrichting en betaling en bekende nil juris.

In precedanijs (Dm.) Martini 1546 comparuerunt Jacob van Schevickhaven en Rutger Tolleken met recht gebaad etc. en hebben getuigd dat zij daar bij over en aan geweest zijn waar Thomas Roest Micharius de Veruwer een huis en hofstad verhuurde, gelegen op de Beek, met voorwaarde dat Thomas hem de brug en afdak maken zou dat Micharius daar geen gebrek bij had, en heeft hem een hoek op zijn plaats gewezen waar hij zijn ”veruwe morss” leggen zou dat Thomas alsdan, zover hij wilde, op zijn land voeren zou; anders zou dat Micharius op zijn kosten weg doen voeren en hebben niet gehoord dat Thomas Micharius beloofd heeft dat hij daar ”veruwen” of niet ”veruwen” zou en Thomas zou de overste zolder houden tot zijn schoonste en deze huur zou staan 6 jaar, 3 jaar vast, elk jaar voor tiendehalve Phls. gl., 25 gevaluerde stuiver brab. voor de gl., en wie dat niet geliefde, zou de één dat de ander een half jaar voor dat leste jaar tevorens opzeggen.

Op vrijdag post Exaudi 1548 Jan Haeze en Berta, zijn vrouw, sub et re Rutger Tolleken als een toevenger en in behoef zijns vaders en moeders Arnt Tolleken en Stijna, zijn vrouw, 6 gelrese rijder gl. ’s jaars uit hun huis en hofstede, gelegen in de Oeverstraat, Henrick Hoick ab una en Gerijt Koickenbecker zal. ab alia, te betalen nu te Pinksteren na datum ’s briefs naastkomende over een jaar eerstaan en zo voort en te lossen met 100 gelrese rijder gl. paijments enz.

Op 5 oktober 1551 is te weten dat voor Rutger Tolleken en Arnt van Aicken bij gebrek dat men geen schepenen heeft krijgen kunnen Engelbert Stoeldreijerss dedit Grijete Brantss uxori sue in dote 50 Joachim daler ex bonis utriusque.
Ipso Martini hiemalis 1551 Aloff van den Graeff sub et re Rutger Tulleken een schaarweide, gelegen in Arnhemmerbroek in het Aldemarcksche slach ther Marsswart, gehorende in zijn huis en hofstede, gelegen achter Rodenborch, met voorwaarde doch dat Aloff voorzegd en zijn erven op alle Sente Martensdag in de winter deze schaarweide wederom om deze huis en hofstede voorzegd vrijen en lossen mogen met 31 Joachim daler; en heeft mede beloofd voor Stijn, zijn huisvrouw, die in grote krankte ligt, of zaak waar dat zij van haar krankte met de hulp van God weder genas, dat zij alsdan deze opdracht en vertichnisse van deze schaarweide mede doen en believen zal gelijk hij gedaan heeft enz.

Ipso conversionis Pauli 1552 Rijck Wolterss en Gertruijt, zijn vrouw, sub et re Rutger Tolleken 3 Joachim daler ’s jaars uit hun huis en hofstede, gelegen aan de Kraan, te betalen nu Sente Thomasdag apostel na datum ’s briefs naastkomende eerstaan en zo voort en te lossen met 50 Joachim daler enz.
Op 5 maart 1552 Kaerll Tassijnss en Catharina, zijn vrouw, sub et re Henrick van Dorthmunt 6 rijder gl. ’s jaars uit hun huis en hofstede, gelegen in de Bakkerstraat, en uit een huisken, daar achteraan gelegen en daartoe gehorende, en uit een schaarweide, daarin gehorende, gelegen in Arnhemmerbroek, in Dornijnckx kempken, die Rutger Tolleken in pandschap heeft, te betalen op onzer liever vrouwen Lichtmissendag na datum ’s briefs naastkomende eerstaan en zo voort en te lossen met 100 rijder gl. paijments enz.
Opter X duizend martelarendag 1552 verklaart Arnt van Amstell juratus dixit dat hij vanwege Rutger Tolleken gepeind heeft aan alzulke 2 rijder gl. ’s jaars als Bernt die baede jaarlijks geldende heeft uit huis en hofstede van Henrick Vleijsshouwer, gelegen aan de Oude markt, voor 12 rijder gl., herkomende van een rente, die hij van Rutger voorzegd gekocht heeft.

Op zaterdag post Pasche 1553 Claess van Oever juratus dixit dat hij vanwege Rutger Tolleken gepeind heeft aan alzulke pensien en jaarrenten als Michell Schraege jaarlijks geldende heeft aan de stad Arnhem, voor 207 Joachim daler en verder inhoud zijner eigen handschrift cum damnis.
Op 24 april 1553 Berte, weduwe van zal. Wilhem Vijsscher, en Grijete, Trijn en Jenneken, haar kinderen, sub et re Rutger Tulleken 1 rijder gl. ’s jaars uit hun huis en hofstede, gelegen aan de Kraan, te betalen nu Meidag na datum ’s briefs over een jaar eerstaan en zo voort en te lossen met 16 rijder gl. paijments enz.

Op 11 april 1554 comparuerunt Evert Gaijmijss en Rutger Tolleken met recht gebaad etc. en hebben getuigd en gezegd dat zij ontvangen hebben van Wijth to Hulss 120 rijder gl. ad 23 valuerde stuiver brab. het stuk gerekend, en 3 stuiver brab. op alzulke penningen als Wijth to Hulss, Wijth onder die Loeff en Theuwss am Kerckhoff hun schuldig waren van vette ossen; gehouden bij de eed, die zij Keij. Matt. en de stad Arnhem gedaan hebben.
Op Sente Severijnsdag episcopi 1554 Rutger Tolleken en Naell, zijn vrouw, en Henrick van Uchelen en Lijssken, zijn vrouw, sub et re Johan van den Cruijss huis en hofstede, gelegen buiten de Rijnpoort tussen hof en erfenis van Hanss Paep zal.
Ipso Simonis et Jude apostolorum 1554 Jan van den Berghe, Rutger Tolleken, Henrick van Uchelen en Jacob van den Lande potentiaverunt Derick van Mouwijck en Henrick van Uchelen dat zij met recht invorderen zullen mogen alzodane schulden en penningen als Henrick Knoep hun schuldig gebleven is.
Op donderdag post Nativitatis Johannis 1554 Rutger Tolleken, Henrick van Uchelen en Jacob van den Lande potentiaverunt Johan van Rhenen dat hij met recht invorderen zal mogen alzodane schulden en penningen als Henrick Knoep zal. hun schuldig gebleven is.
Op 23 september 1554 Henrick van Zutphen en Lijsbeth, zijn vrouw, sub et re Rutger Tolleken een halve schaarweide, gelegen in Arnhemmerbroek in het Aldemarcksche slach to Boswert aan, gehorende in hun huis en hofstede van Laurenss Cock zal. ab una en Sijmon Glassemaicker ab alia, en zal Rutger voorzegd hebben en boeren de pacht nu Sente Marten naastkomende verschijnende van deze halve schaarweide wederom in hun huis en hofstede vrijen en lossen mogen met 16 Joachim daler.

Op gudesdag post Agathe 1555 Kaerll Tassijnss en Catharina, zijn vrouw, sub et re Jacob van Schewijchaven huis en hofstede met het achterhuis, daartoe gehorende, gelegen in de Bakkerstraat, met een schaarweide, daarin gehorende, gelegen in Arnhemmerbroek in Dornijnckx kempken, die versat is aan Rutger Tolleken voor 24 Joachim daler enz.

Op 16 maart 1556 comparuerunt Jacon Schewijchaven en Henrick van Goch met recht gebaad ter instantie van Rutger Tolleken om een getuig etc. en hebben getuigd dat zij daarbij geweest zijn en gehoord hebben dat Rutger Tolleken gevraagd heeft Adam van den Berghe genaamd Herculen of Thomas van den Berghe ook meer pachtjaren had aan de 4 morgen lands, die hij aan Rutger voorzegd verpand heeft, dan 1 jaar, waarop Adam van den Berge geantwoord dat Thomass voorzegd niet meer pachtjaren had aan dit land dan 1 jaar, en dat Adam voorzegd daarna bij hun beiden gekomen is in Henrick van Gochs huis, waar hij Rutger Tolleken gebeden heeft dat hij hem dit land voorzegd nog 1 jaar wilde laten weiden, want zijn koeien gingen achter zijn huis in die [A] en verdroogden daarin en had geen weide, waarin hij zijn koeien drijven kon, en begeerde dat Rutger voorzegd hem zulks niet weigeren wilde, waarop Rutger geantwoord dat hij die weide voorzegd Jacob van Schewijchaven toegezegd had, mede zeggende: “een man en weer nijet beter dan zijn woerdt”; Daarna heeft Adam voorzegd gebeden Jacob van Schewijchaven dat hij hem dit land voorzegd dit verleden jaar wilde laten weiden; hij wilde dat wederom verdienen, waarop Jacob voorzegd gezegd dat hij hem des weigeren wilde en dit land voorzegd gelaten; Gehouden bij de eed, die zij Co. Matt. en der stad Arnhem gedaan hebben.
Op 3 april 1556 Rutger Tolleken potentiavit Daem Sweertveger om alzodane zaak als hij te doen heeft met Adam van den Berghe genaamd Hercules aangaande de 4 morgen weidelands, die Rutger voorzegd gekocht heeft van Adam voorzegd inhoud zegel en brief, met recht daarom te spreken.
Op 29 juni 1556 Rutger Tolleken potentiavit Rutger Tolleken, filius suus, alle zodane zaken als hij te Zevener aan de rechten te doen heeft of krijgen mag met recht daarom te vorderen.
Op 11 juli 1556 Claess van Oever juratus dixit se expandasse vanwege Rutger Tolleken aan huis en hofstede van Derick die Goijcker nu Anna Palmerts, voor 6 daler ’s jaars, 3 jaar achterstedig, alles tot goeder rekening cum damnis.
Rutger ontvangt in 1556 de Investilare der leengoederen die zijn vader Arnt heeft geerfd van zijn vader Rutger. Hij is op dinsdag 18 november 1556 beleend met het Broekstuk, Truijkens halve hoeve en de Sevenhout, vanwege Johan van Rossum, heer van Poederoijen en Meinerswijk, en Margaretha van Rossum, weduwe Jan van Isendoorn, bezitters der heerlijkheid Bahr.

Op vrijdag post Assumptionis Dm. 1557 hebben Rutger Tolleken en Naell, zijn vrouw, verlijd en bekend dat Jan van Heteren van hen goedlijk en wel afgekocht, gevrijt en gelost heeft alzodane 3 rijder gl. min 1 oort ?s jaars als zij jaarlijks geldende hadden uit Johans voorzegd huis en hofstede, gelegen in Costerssteeg, en bedankten zich daarvan goeder betaling en bekenden nil juris.

Op 28 mei 1558 hebben Rutger Tolleken, heer Wilhem Bongart en Evert Gaijmijss verlijd, bekend en overgegeven:

  • Alzo zij in onze tegenwoordigheid gehandeld hebben met Rijchart Amijn en Loij van Bijngh in naam en vanwege de gemene naburen van Sente Jansbergh Im Gront als aangaande het handschrift dat Henrick Bongart van zich gegeven, waarin hij bekend heeft schuldig te wezen dezelve gemene naburen voorzegd de summe van 600 rader gl. ongeveerlijk,
  • Zo is verdragen dat heer Wilhem Bongert, Rutger Tolleken en Evert Gaijmijss opleggen en betalen zullen 208 Joachim daler, die nog aan deze summe voorzegd resten, nu toekomende kerstmis Ao. 1558 of 14 dagen daarna onbegrepen, en deze 208 Joachim daler zullen zij schicken te Gijssenn of op Sente Janss bergh op hun kost, angst en arbeid in der gemene naburen voorzegd zeker behoud en gewalt en ingeval de betaling op de termijn voorzegd niet geschiedde en daarom hier te Arnhem schicken moesten, zullen zij alle onkosten, die daarom gedaan worden, opleggen en betalen en zullen daartoe vervallen, verbonden en gehouden zijn de summe voorzegd als nl. 600 rader gl. op te leggen en te betalen, en met dit verdrag zullen gecasseerd, dood en teniet zijn en blijven de 11 handschriften, die Henrick Bongart van zich gegeven heeft.

Op Sente Andriesavond apostoli 1558 Rutger Tolleken en Naell, zijn vrouw, sub et re Kaerll van Lenep als een toevenger en in behoef van Joffer Gell van Marthena, weduwe van der Laewijck, 28 keizers gl. ?s jaars uit hun huis en hofstede, gelegen in de Kerkstraat, en uit een morgen lands, daarin gehorende, gelegen in Arnhemmerbroek in Dornijnckx kempken, te betalen op Sente Andriesdag Ao. 1559 eerstaan en zo voort en te lossen met vijftehalfhonderd en 16 keizers gl. paijments.

Op 17 april 1559 hebben Anna Palmerts, weduwe, en Wijnant Hackfort en Jan van den Berghe in plaats van Jan van Mekeren, overste mombers van alle onmondige kinderen in de stad en vrijheid van Arnhem, vanwege de onmondige kinderen van Anna voorzegd, opgedragen en met hun vrije wil vertegen Aleijdt, weduwe van zal. Rutger Tolleken, en Evert en Rutger Tolleken, Rutgers voorzegd kinderen, huis en hofstede, gelegen in de Koningstraat, met een schaarweide, daarin gehorende, gelegen in Arnhemmerbroek in de Lange weijde, die Gijsbert van der Hoeven in pandschap heeft; en bekenden de weduwe voorzegd en de overste mombers voorzegd vanwege de onmondige kinderen, die de weduwe voorzegd behouden heeft van Jan Palmert, wilner haar echte man, nl. Wilhem, Henrick en Gerijt, dat zij en hun erven aan deze huis en hofstede voorzegd nil juris hebben enz.; et si defectus in de waarschap of enig punct voorzegd erit sub expandatione van huis en hofstede der weduwe van zal. Jan Palmert voorzegd, gelegen in de Oeverstraat.
Op 10 december 1559 beleent Karll van Middachten, als oom en momber van Anthonis van Middachten, oudsten zoon van zijn overleden broeder Henrick, Evert Tolleken, bij doode van diens vader Rutger Tolleken, met 4 morgen land in Westervoerder broeck gelegen, ten Zutphensche rechten, te verheergewaden met een pond goed geld. Ten overstaan van Gijsbert van Camphusen, leenman van Gelre en Henrick Engelen, leenman van den heer van Egmont, bij gebrek aan leenmannen van het huis Middachten.

Op 21 maart 1560 hebben Aleijdt, weduwe van zal. Rutger Tolleken, en Rutger Tolleken de jonge verlijd en bekend dat op alzodane verwin als Rutger Tolleken zal., kerkmeester, gedaan heeft als nl. met 12 daler rente ?s jaars, met nog 30 keizers gl., die Rutger zal. aan Blanckebiell verlegd heeft, nog 7 daler, die Michel Schraege de kerk gegeven heeft, dat Rutger zal Schraege geleend heeft, en van Martini op Lichtmiss nog van gerichtelijke kosten en sus anders luid ener rekenschap, die zij van beide zijden daarvan hebben, 5 jaar lang van de stad Arnhem geboerd hebben op hetzelve verwin voorzegd, nl. elk jaar 49 daler, nog van Bernt Moler van Jan van Holthuijsen wege 94 enkele daler min 1 stuiver brab., en bekenden dat zij aan dat verwin voorzegd nil juris, en beloven mede voor Evert Tolleken, Rutgers voorzegd broeder, dat hij ditzelve woe voorzegd staat mede doen, believen en overgeven zal, gelijk zij gedaan hebben.
Op 21 juni 1560 Aleijdt, weduwe van zal. Rutger Tolleken, Evert Tolleken en Rutger Tolleken de jonge sub et re Henrick van den Poell en Grijete, zijn echte wijf, huis en hofstede, gelegen in de Koningstraat, met een schaarweide, daarin gehorende, gelegen in Arnhemmerbroek in de Langeweijde, die Gijsbert van der Hoeven in pandschap heeft; enz. en Evert Tolleken heeft beloofd voor Hilleken, zijn echte huisvrouw, en Rutger Tolleken voor Gertruijt, zijn echte huisvrouw, dat zij altijd tot gezinnen van Henrick en Grijete voorzegd ook opdracht en vertichnisse van deze huis en hofstede doen zullen gelijk zij gedaan hebben enz.
Op 4 november 1560 Jan Bongart, Aleijdt Bongarts, weduwe, en Evert Gaijmijss als man en momber zijner huisvrouw Else Bongarts potentiaverunt Jan van Rhenen dat hij met recht invorderen zal mogen alzodane 6 goud gl. ’s jaars met 18 jaar achterstedig, alles tot goeder rekening, als zij jaarlijks geldende hebben uit huis en hofstede van Jan Bitter, dat Wilhem van Muijlicum toe te horen placht, gelegen in de Weverstraat; en voorts in alle hun zaken, die zij alhier aan de rechten te doen hebben of krijgen mogen.
Ipsa Nicolai 1560 Jan Bongardt, Evert Gamijss en Naell, zal. Rutger Tollekens huisvrouw, potentiaverunt Johan van Rhienen in alzulke zaal als zij tegen dat huis van zal. Wilhelmus van Mulicum, waarin nu ter tijd de landschrijver woont, te doen en voorts in alle andere rechtsvorderingen en zaken, die zij nu ter tijd te doen hebben of nog namaals krijgen mogen.
Op 28 december 1560 Arnt van Amstell juratus dixit se expandasse gisteren vrijdag vanwege Jan van Rhenen, gemachtigde van Jan Bongart, Aleijdt Bongarts, weduwe, en Evert Gaijmijss als man en momber zijner huisvrouw Else Bongarts, aan huis en hofstede van Jan Bitter muntmeester, gelegen in de Weverstraat, voor 6 gl. ’s jaars, 18 jaar achterstedig, alles tot goeder rekening cum damnis.

Op 7 maart 1561 oorkonden Jan van Mekeren en Johan van den Berghe, schepenen te Arnhem, dat Johan van Mekeren en Johan van den Berghe voornoemd, overste kerkmeesters, Johan Bongart en Thomas van Neer, mede kerkmeesters der moederkerk te Arnhem, overgedragen hebben aan Aleijdt, weduwe van Rutger Tolleken, de rente vermeld in de akte van 9 april 1519.
Op vrijdag post Reminiscere 1561 hebben Jan van Mekeren en Jan van den Berge, schepenen, tuigende over hen zelf, als overste kerkmeesters en Jan Bongart en Thomas van Neer, medekerkmeesters der moederkerk te Arnhem, opgedragen en met hun vrije wil vertegen Aleijdt, weduwe van zal. Rutger Tolleken, 4 Phls. gl. ’s jaars, die de kerk voorzegd jaarlijks geldende had uit Thomass Roesten huis en hofstede, gelegen aan de Velperpoort, te betalen op de heilige Paasdag naastkomende over een jaar eerstaan, alles naar wijder inhoud eens schepenbriefs, daarvan sprekende enz.; en hebben mede overgegeven of het zaak waar dat Aleijdt voorzegd en haar erven enige bespiering of indracht gebeurde in de beuring dezer 4 Phls. gl. ’s jaars, zulk gebrek erit sub expandatione domus der kerk voorzegd, gelegen in de Turfstraat.
Op 18 november 1561 Gerijt van Holt juratus dixit se expandasse op de 14e november lestleden vanwege Jan van Rhenen, gemachtigde van Jan van den Bongart, Aleijdt van den Bongart, weduwe, en Evert Gaijmijss als man en momber zijner huisvrouw Else van den Bongart, aan huis en hofstede van Jan Bitter muntmeester, gelegen in de Weverstraat, waarin woont de landschrijver Jacob Botter, voor 6 goud gl. ’s jaars, 18 jaar achterstedig, alles tot goeder rekening en voor verder vestenis inhoud zegel en brief cum damnis.

Op 4 juni 1563 Jacob van den Water en Truijde, zijn vrouw, sub et re Meester Sijmon van den Water barbier en Geritgen, zijn vrouw, huis en hofstede, gelegen in de Ketelstraat, dat Aloff van Uchelen toe te horen placht, met een schaarweiden, daarin gehorende, die versat is aan de weduwe van zal. Rutger Tolleken.
Op 20 augustus 1563 heeft Aleijdt, weduwe van zal. Rutger Tolleken, verlijd en bekend dat Henrick Hoick en Merrij, zijn vrouw, van haar goedlijk en wel afgekocht, gevrijt en gelost hebben 6 rijder gl. ’s jaars, die zij jaarlijks geldende had uit hun huis en hofstede, gelegen in de Oeverstraat, en bedankte zich daarvan goeder betaling en bekende dat zij en haar erven aan deze 6 rijder gl. ’s jaars voorzegd geen aanspraak, recht noch toezeggen meer hebben noch behouden.

Op 11 september 1564 hebben Nael, weduwe van Rutger Tolleken zal., en Evert en Rutger Tolleken, gebroeders, belovende beide voor hun huisvrouwen Hilleken en Geertgen, gezusters, bekend dat hun Trijn, weduwe van zal. Wilhelm Gaemis, afgekocht en afgelost heeft een enkel Phls. gl. jaarlijks als zij jaarlijks geldende hadden uit huizing, gelegen in de Kortestraat.

Op 5 januari 1566 Aleijdt, weduwe van zal. Rutger Tolleken, potentiavit Rutger Tolleken die jonge en Henrick Wijssijnck alzodane zaken als zij in de stad Arnhem aan de rechten te doen heeft of krijgen mag in toekomende tijden tenzij met Thomas Roest en alle anderen, niemand uitgezonerd, met recht daarom te spreken enz.

Op 9 maart 1567 Jan van den Berg, schepen, tuigende over hem zelf, als een broeder en Dries Leiendecker als een huismeester van S. Nijclaas broederschap bij de Velperpoort sub et re Evert Gaemans, Jan Bongart en Nael, zal. Rutger Tollekens nagelaten weduwe, 6 daalder jaarlijks uit huis en hofstede, gelegen in de Koningstraat, genaamd Possen huijs, het gasthuis van S. Nijclaas ab una en Herman die Haen ab alia, te betalen op Gregorij naastvolgende eerstaan en zo voort en te lossen met 100 daalder enz.

Op 11 mei 1573 Hans Bitter juratus dixit dat hij op de 3e mei l.l. vanwege Naell van den Bongardt, nagelaten weduwe van zal. Rutger Tollicken, hun moei, Henrick en Johan Bongardtss, gebroeders, aangezegd dat zij van hun beiden begeerde weer met haar te rekenen in vriendschap wes zij hun vader zal. en hun moeder en hun beiden in vriendschap geleend en verschoten had, waarop Henrick en Johan, gebroeders voorzegd, geantwoord hebben: hun moei, vrouw Tollicken, zoude met hun vader zal. gerekend hebben, toen hij nog in den leven was; die rekenschap zoude zich wel vinden te zijner tijd.

Op 30 oktober 1575 Else van den Bongardt, nagelaten weduwe zal. Evert Gaijmans, en Alijdt van den Bongardt, nagelaten weduwe van zal. Rutger Tulleken, en Henrick en Johan Bongardts sub et re Gerrit Barners en Wilhemken, zijn vrouw, huis en hofstede, gelegen aan de Klingelbeek ten beide zijden tussen huis en hofstede van Joffer Hackforts, gelegen bij der Capellen.
Op 11 november 1575 heeft Walburch Huijgen, weduwe zal. Willem Poitouw, met believen harer kinderen D. Evert Poitouw, Johan Poitouw en Henrick Bitter opgedragen Else Burchardts, weduwe zal. Evert Gaijmans, Nael Bongarts, weduwe zal. Rutger Tulleken, en Henrick en Johan Bongarts, gebroeders, 6 Phs. gl. ’s jaars uit haar huis en hofstede, gelegen in de Oeverstraat, de hoek van de Bakkerstraat ab una en Haechdoerns kinderen ab altera, te betalen op Martini na datum ’s briefs naastkomend eerstaan en te lossen met 100 Phs. gl. paiements enz.
Op 27 november 1575 Alardt Lubberts sub et re Nael van den Bongardt, weduwe zal. Rutgers Tulleken, de gerechte helft van 4 schaar weiden, gelegen in de het klein Ketelslach, hetwelk de weduwe Willem Gaemans in gebruik heeft, die daarvan de wederhelft toekomt.

Op 3 maart 1580 verkoopt Alidt van den Bongart, nagelaten weduwe van zaliger Ruthger Tullekens, met Gairt Gaijmans als haar momber, aan Elsa van den Bongert, weduwe van Evert Gaijmans, haar zuster, een morgen weidelands, gelegen in het veernste Ketelslach, als zij, weduwe voorzegd, in pandschap had van Mr. Jan van Manen, nog de gerechte helft van 4 schaar weiden als zij van Alerdt Lubberts in pandschap had, nog een schaar als zij van Herman Sanders in pandschap had, altezamen staande op een wederlosse inhoud zegel en brieven.

Op 26 januari 1609 hebben Claess Maessen en Luijt zijn huisvrouw, bekend dat Geertruidt Gaemans weduwe van Rutger Tullekens, hun boven alzulke 36 goud gulden als Willem Maessen en Beellijken Brouwer echtelieden naar inhoud erfpachtsbrief van dat St. Valeriani avond A.o. 1556 bekenden ontvangen te hebben van Rutger Tulleken en Alijt van de Bongart echtelieden voor zekere schaar weide gelegen in het leste Ketelslach, door hen tot wederlosse van de voorzegde 36 gulden in pandschap te gebruiken, nog in gerede gelden overgeteld heeft 50 Carolus gulden teneinde dat zij, weduwe voorzegd, de voorgeroerde schaar weide nog andere achterenvolgende 12 jaren, waarvan het eerste jaar verschenen zal zijn op Valeriani 1609, zal gebruiken, bezitten en daarmede haar schoonste beste te doen en of zaak ware dat die voorzegde penningen na expiratie der voorzegde 12 jaren niet ten volle zullen worden betaald of gerestitueerd, zal in die val de weduwe voorzegd van meergemelde schaar weide pandhouder zijn en blijven totdat haar ten volle vernoeging gedaan zal zijn.

 

Uit het 1e huwelijk:

Joost Tulleken, overleden (?) 1550-1560

Evert Tulleken

Rutger Tullekens, burgemeester van Arnhem (1579), lid van de rekenkamer van Gelderland (1580), overleden 30 november 1585. Gehuwd 1555 (betaling bruidsschat 21 augustus 1555) met Geertruid Gaijmans, dochter van Evert Gaijmans en Elsken Bongaerts, overleden 1613-1614