Gaijmans, Evert (ca. 1494-1569/71)

Evert Gaijmans, rentmeester en schepen van Arnhem, gerichtsman (1565), lid (vanaf 1529) en huismeester (1550-1566) van het St. Nicolaibroederschap te Arnhem, zoon van Gaert Gaijmans en Ferruina van Braefrade, geboren ca. 1494, overleden 1569-1571

Gehuwd ca. 1515 met

Geertruijt Dibbets

Gehuwd > 1527 met

Elsken Bongaerts, dochter van (?) Johan Bongaert, overleden > 3 maart 1580

 

Bronnen: 1) geldersarchief.nl, 2) gaijmans-gaymans.nl, 3) De Veluwsche familie Tulleken en hare aanverwanten. Eene genealogisch-historische proeve. J. Anspach, 1882

Links het zegel van Evert Gaijmans van 24 februari 1552. De voorstelling is een wapenschild met 3 gewende dierkoppen. Het randschrift “S EVERT GAMUS” (Gelders Archief, nummer 2001 – 139-309/5).

Op de francijne rol van de St. Nicolai broederschap te Arnhem, waarop nieuwe leden zijn aangetekend, staat in 1529: “Evert Gaijmans”.

Sabbato post Decollationis Johannis 1539 Cristoffel van Weze potentiavit Evert Gaman en Johan van den Berge en Gerrijt Alleijn alzulke inleiding als Stheven the Westeneijnge gedaan heeft in alzulke 3 morgen lands als Cristoffel liggen heeft in Arnhemmerbroek, (daartegen) uitleiding te zullen mogen doen en voort met recht te mogen verantwoorden enz.

Ipso Laurentii 1540 tuigt Engelbertuss dat hij en Henrick van Leuwen zal. door de schepenen geschickt zijn geweest bij Arnolduss van Hoickelom en hem gezegd woe dat zijn wederpartij in het raadhuis waar en wachtte, zo zij dan aldaar waren om een ieder recht te doen, dat hij zich daarnaar wist te richten; waarop Arnoldus geantwoord dat hij daar niet van wist en zij zagen weI zijn “gestalt” dat hij lag in Gods “gewalt”en begeerde dat men dat aan schepenen wederom zeggen wilde; tuigt Evert Gaijmijss dat hij terzelver tijd bij Arnolduss gezeten heeft in de kamer en deze woorden alzo woe voorzegd staat gehoord heeft; datzelve hebben zij gehouden bij de eed, die zij onze genedige lieve heer en de stad Arnhem gedaan hebben.
In vigilia Thome 1540 is te weten dat in tegenwoordigheid van Henriek van Poelwijck, Jan van Cruijtzenach, Henrick die Wrede, Evert Gaijmijss, Henrick Gaijmijss en Engelbertuss Henrick Kremer beliefd en overgegeven heeft dat Henrick van Poelwijck en Jan van Cruijtzenach vanwege Jan van Mekeren als huismeester van Sente Peter hem voor alzulke 2 Phls. gl. en halve gl. current ’s jaars met alle het achterstedig, daarvan verschenen en onbetaald wezende, als hij jaarlijks had uit Gerberich Lamaeijen huis en hofstede, gelegen in de Rijnstraat, voor alzulk verwin als hij opten huis en hofstede voorzegd gesleten had, geven en betalen zullen nu op Pinksteren na datum van deze naastkomende en niet later 52 Phls. gl. enz.
Sexta post Agnete 1540 Claes van Oever juratus dixit dat hij Evert Gaman pande gegeven heeft heden deze dag aan huis en hofstad van Stheven the Westeneijnge, gelegen aan Sente Jansplaats, voor 30 gl. current en 10 stuiver current cum damnis.

Op donderdag post Lebuini 1541 heeft Catharijn, nagelaten weduwe Rijck Hoijcken zal., met Jan Haess haar momber, bekend dat zij met vrienden, nl. Evert Gaijmijss en Rutger Tolleken, Arnt Haess en Conraet van Leijll, een maaggescheid heeft doen maken, waarin zij haar zoon Henrick en Johan, haar zoons, kinderen gescheiden heeft, en dat zulks in waarde wezen zal en blijven nu en ten eeuwigen dage.
Op zondag post Nativitatis beate Marie virginis 1541 Truijde, nagelaten weduwe van zal. Thonijss Gaman, heeft in bijwezen van Evert en Henrick Gaman, broeders van Thonis voorzegd, bewezen haar 2 onmondige kinderen, die zij van Thonis voorzegd behouden heeft, voor versterf van hun vader 400 Phls. gl, te betalen aan dezelve kinderen, wanneer zij tot hun mondige jaren gekomen zijn; et si defectus in de betaling te peinden aan en uit haar huis en hofstad, gelegen aan de Oude markt, en aan en uit een huis en hofstad met een bongart en land, daar bij gelegen teindens aan de Beghijnenweijde in Arnhemmerbroek.

Op maandag post Ascensionis Dm. 1542 Lijssken Kijvijts voor haar zelf en mede als gemachtigde van Henrick Kijvijt, (haar zoon), Luijte, haar dochter, en Thonijss, haar dochter, Kerstgen van Zande en Nael Kijvijts, zijn vrouw, hebben verlijd en bekend dat Evert Gaijmijss, gemachtigde der kinderen van zal. Henrick Bongart, hun goedlijk en wel uitgericht, vernoegd en betaald heeft alzulke 60 gelrese rijder gl. als hun toegescheiden zijn in een uitspraak, die burgemeesters, schepenen en raad der stad Arnhem tussen de partijen voorzegd gedaan hebben des verwins halve, gevorderd en gedaan op de huizing en hofstede van wilner Jan Pijn zal., nu Jan Huegen toebehorende, gelegen aan het Klein Oortgen tegenover het Observantenklooster, en bedankten zich daarvan goeder betaling en bekenden nil juris; en beloven mede gezamenlijk en gelijkerhand, zo Lijssken voorzegd nog een zoon heeft, Thonijss genaamd, dat diezelve Thonijss deze kwijtschelding mede doen en believen zal.
Quinta post Misericordias Dm. 1542 Claes van Oever juratus dixit bij zijn eed dat hij Evert Gamans pand gegeven heeft aan huis en hofstad, toebehorende Gerrijt Alleijn, dat hij nu ter tijd bewoont, gelegen bij de Oort, voor 11 goud gl. die hij Evert voorzegd van de stadaccijsen schuldig is, alles tot goeder rekenschap cum damnis.

Evert is in 1543 te Venlo, tesamen met zijn broeder Willem Gaijmans, geledegeerde van Arnhem bij het afsluiten van het traktaat met Karel V.

Quarta post Jubilate 1544 comparuit Evert Gaman met Else, zijn echte wijf, met recht gebaad om een getuigenis der waarheid te geven en heeft Evert getuigd en gezegd dat hij tussen Jacop Jeliss en zijn huisvrouwen erfgenamen, als Jan en Henrick Brantss met hun adherenten, alzulk gereed geld als Jacop van zijn huisvrouw behouden en hun beide toebehoorde aan 2 delen gelegd en Jacop .de ene helft en de Brantss met hun adherenten de andere helft ontvangen hebben; des zij wel met de ander tevreden waren; heeft Else voorzegd getuigd en gezegd dat zij de huisraad als kannen, potten, schotels, “laick” en andere gerakheid heeft helpen delen en leggen in 2 delen, waarvan Jacop het ene deel en de Brantss met hun adherenten het andere deel ontvangen hebben, des zij ook wel met de ander tevreden waren; dit woe voorzegd heeft Evert voorzegd getuigd en gezegd bij dezelve eed als hij Keij. Matt., onze alregenedigste heer, en de stad Arnhem gedaan heeft, en Else voorzegd is oerbodich dit met haar eed te bestedigen.

Quarta post Trinitatis 1545 heeft Jan Bongart, tolner, met zijn vrije wil bekend dat hem heer Wijlhem en Johan Bongarts, gebroeders, voorts Evert Gamans en Else, zijn echte wijf, Rutger Tollicken en Nael, zijn echte wijf, goedlijk en wel uitgericht, vernoegd en betaald hebben alle versterf, erf en nagelaten goed, reed en onreed, niet daarvan uitgescheiden als hun aangekomen en aanbestorven is overmits dode van zal. (Geridt) Pijn, Mechtelt Pijn en Getruijt Pijn, ge..en bedankte zich daarvan goeder uitrichting en betaling en bekende nil juris.

Op zondag post Simonis et Jude 1546 comparuerunt Johan van Mekeren, Jacob van Manen, Evert Gaemis, Ghiesbert ter Hoeven, Johan Mor, Gerridt van Holt en Steven Worm met recht gebaad etc. en hebben eendrachtelijk getuigd en gezegd dat het een wijl geleden is dat zij met malkander de semptliche broeder van Suncter Claes op Sunter Claes kamer geweest en toen gebeden Henrick an Poelwick en Johann Sluijsken als medebroers van Suncter Claes dat zij wel doen wilden en gaan bij Ott van Mekeren en bezien of zij de zaak en gebreken, herkomende van Herman Brouwer, met Ott van Mekeren in der vriendschap vinden en vergelijken konden; – hebben echter diezelve geen macht of consent gegeven om de zaak geheel en al uit te gaan of te verpenen.

Op dinsdag na Nieuwjaarsdag 1547 Lambert Aelbertss en Ffije, zijn echte huisvrouw, sub et re Everdt Gaemijss huis en hofstad, gelegen in Jacob Brouwerstaag.
Op vrijdag post Pasen 1547 Aelbert Noerdinck en Johanniken, zijn vrouw, sub et re Everdt Gaemijss huis en hofstede, gelegen in de Nijstad tussen erfenis van Wolter Kemerling en Ghisbert Munter westwaarts en huis en hofstede van Gairdt die Wever noordwaarts, Derick Alisleger en Henrick van Schevickhaven oostwaarts en der schoemaker loohof zuidwaarts, met een gang, tot deze huize en hofstede voorzegd alleen gehorende, waar men uit Brouwerssteeg in en uit de voorgemelde huis en hofstede voorzegd gaan kan, en nog met een ingang, tot deze huis en hofstede mede gehorende, gaande over de Beek achter de huizing van vouw Munters en vrouw van Biesen, als hun dat eertijds door de kerkmeesters der oude kerk binnen Arnhem voor schepenen Wijnandt van Doerninck en Oliphier Hackfordt Ao. 16 juni 1543 opgedragen en vertegen is.
Op zondag Vocem Jocunditatis 1547 heeft Jan Horstman van Lonen heeft naar erfhuisrecht en recht en gewoonte der stad Arnhem een voorvank gedaan aan alle versterf, erf en goed, rede en onrede, roerende en onroerende, nihil exemptum, waarin Arnt Roesten huisvrouw zal., Grijete, verstorven en nagelaten heeft, en hiervoor hebben beloofd Evert Gaijmijss en Aelbert van Boicholt de erfhuis genoeg te doen sub expandatione ex omnibus en Jan voorzegd heeft zijn borgen van deze belofte (beloofd) schadeloos te houden.

Op zaterdag post Bonifacii 1548 tuigt Evert Gaijmijss dat Hartger Verwer hem goedlijk uitgericht en betaald heeft vanwege heer Johan Holl, prior Ingen Gaetsdonck, gelijk de zedel dat inhoudt [en.

Op dinsdag post Cantate 1549 comparuerunt Jan Braem, wel 70 jaar oud, Evert Gaijmijss, omtrent 55 jaar oud, Jan Maessen, 60 jaar oud, en Gerijt van Gelre, ook 60 jaar oud wezende, met recht gebaad om een getuig der waarheid te geven en hebben getuigd en gezegd dat hun wittig en kondig is dat Wilhem Momme alhier binnen Arnhem bij hen geboren en opgevoed is en een echt kind is van vader en moeder, waarvan de vader is geheten Evert Momme en de moeder Meth Braemss en dat dezelve Wilhem Momme voorzegd tot geen kwader faam staat noch van hem gehoord hebben; – hebben getuigd en gezegd dat hun wel voorstaat dat hij in het jaar 1525 lestleden geboren is.
Op dinsdag post Cantate 1549 comparuerunt Evert Gaijmyss en Conraet Pelser met recht gebaad om een getuig der waarheid te geven en hebben getuigd en gezegd dat zij daar bij en aan geweest zijn en gezien hebben dat Jan Maess schoemaicker Ott die Steenmetzelers zoon, Phaess genaamd, betaald heeft die 5 oort goud gl. ’s jaars, die Phaess voorzegd jaarlijks geldende had uit huis en hofstede van Jan voorzegd, gelegen in de Koningstraat, en dat deze zich daarvan bedankte goeder betaling.

Op 7 juni 1551 comparuerunt Johan Sluijsken en Jacob van Eep en Gerridt van Wenterswick met recht gebaad etc. en tuigen ter instantie van Evert Gamis ut sequitur: – tuigen Johan Sluijsken en Jacob van Eep dat zij bij Evert Gaemis hebben gezeten vóór de Rijnpoort waar Joachim in die Paepegaij heen kwam gaan en zei tot Evert: “Siet dat ghij U soe niet weder laet vinden end dat ghij dair tho verdacht ziet”; – tuigt Gerridt dat hij hierbevorens op zijn venster heeft zitten “neyen” en gehoord dat Joachim In die Papegaij “Judas” noemde, maar weet hij niet wie hij daarmee noemde; – zei Gerridt: “Judas is al doet”; – antwoordde Joachim: “Judas leefft noch al”; Datzelve hebben zij gehouden bij de eed, die zij de stad Arnhem gedaan hebben.
Op dinsdag post Assumptionis Marie 1551 Herman Drijver en Rutger Tolleken, kerkmeesters der moederkerk binnen Arnhem, sub et re vanwege de kerk voorzegd Evert Gaijmijss 1 Phls. gl. ’s jaars, die de kerk voorzegd jaarlijks geldende had uit huis en hofstede van Gaert Holtacker, gelegen in de Brouwerssteeg, Everts voorzegd schuur ab una en de gemene steeg ab alia, te betalen nu op Pasen na datum ’s briefs naastkomende eerstaan en zo voort en te lossen met 16 Phs. gl. paijments enz.

Op 11 april 1554 comparuerunt Evert Gaijmijss en Rutger Tolleken met recht gebaad etc. en hebben getuigd en gezegd dat zij ontvangen hebben van Wijth to Hulss 120 rijder gl. ad 23 valuerde stuiver brab. het stuk gerekend, en 3 stuiver brab. op alzulke penningen als Wijth to Hulss, Wijth onder die Loeff en Theuwss am Kerckhoff hun schuldig waren van vette ossen; gehouden bij de eed, die zij Keij. Matt. en de stad Arnhem gedaan hebben.

In vigilia Agnetis 1555 Corneliss van Weze potentiavit Evert Gaijmijss in alle zijn zaken, die zijn Liefde alhier binnen Arnhem aan de rechten te doen heeft of krijgen mag.

Op 6 augustus 1557 tuigt Johan van Rhienen dat hem wittig en kondig is en een tijd verleden gebeden is door Hendersken Tijnnegieters vanwege haar onmondige kinderen en door Thonis Tijnnegieter, der onmondige kinderen oom, om met Johan van Erdbeeck brouwer, stiefvader, een vriendelijk gescheid te houden van hun vaders en moeders versterf en gekomen in Sijbert Goltsmijts huis, waar Johan van Erdbeeck voorzegd met zijn vrienden was, te weten: Evert Gaijmans, Evert Vermaeth, Borchart Hoeffsmijt en Henrick in die Clock, heb ik, Johan van Rhienen, Johan van Erdbeeck met de vrienden gevraagd waarom wij daar gebeden waren; werd daar geantwoord dat Johan van Erdtbeeck met de vrienden daar was om van de kinderen te scheiden van hun vaderlijk en moederlijk versterf; heb ik, Johan van Rhienen, geantwoord: dit gescheid zullen wij niet mogen doen buiten consent der overste mombers der onmondige kinderen; hebben de voorzegde vrienden geantwoord dat de burgemeester Wijnandt Hackfoirt als overste momber daar bij komen wilde en helpen dat verdrag maken; heb ik, Johan van Rhienen, verder gevraagd zo Sthijngen Vijris nog in den leven was, – Johan van Erdbeecks huisvrouw en der kinderen voorzegd moeder en der onmondige kinderen oldemoeder – (of deze) ook daarmede tevreden was dat men alzulk gescheid houden zou, want wij “ter fame” geen groot eer begaan zouden dat wij man en wijf van hun goederen scheiden zouden; hebben de vrienden ook geantwoord: Sthijngen Vijris, Johan huisvrouw, is daar ook mede tevreden en zelf begeerd; Zo de burgemeester Wijnant Hackfort te doen had en daar niet bij komen kost, hebben de vrienden voorzegd een verdrag gemaakt aangaande vaders en moeders versterf op behagen van Wijnant van Hackfort; waarvan ik, Johan van Rhienen, een ontwerp zou maken om Hackfort te laten zien en waar dan dat verdrag behagelijk, zou ik alsdan bezegelde maaggescheidsbrieven daarvan maken; zo heb ik, Johan voorzegd, dat ontwerp bestaan te maken.

Op vrijdag post trium regum 1558 Derick Bredescheijt en Gijsbert (Feliuss) sub et re Evert Gaijmijss 3 rijder gl. ?s jaars uit hun huis en hofstede, gelegen in de Nijstad achter de muur, te betalen nu op Pasen na datum ?s briefs naastkomende over een jaar eerstaan en zo voort en te lossen met 3 reizen, elke reize 1 rijder gl. ?s jaars met 16 rijder paijments enz.
Op 28 mei 1558 hebben Rutger Tolleken, heer Wilhem Bongart en Evert Gaijmijss verlijd, bekend en overgegeven:

  • Alzo zij in onze tegenwoordigheid gehandeld hebben met Rijchart Amijn en Loij van Bijngh in naam en vanwege de gemene naburen van Sente Jansbergh Im Gront als aangaande het handschrift dat Henrick Bongart van zich gegeven, waarin hij bekend heeft schuldig te wezen dezelve gemene naburen voorzegd de summe van 600 rader gl. ongeveerlijk,
  • Zo is verdragen dat heer Wilhem Bongert, Rutger Tolleken en Evert Gaijmijss opleggen en betalen zullen 208 Joachim daler, die nog aan deze summe voorzegd resten, nu toekomende kerstmis Ao. 1558 of 14 dagen daarna onbegrepen, en deze 208 Joachim daler zullen zij schicken te Gijssenn of op Sente Janss bergh op hun kost, angst en arbeid in der gemene naburen voorzegd zeker behoud en gewalt en ingeval de betaling op de termijn voorzegd niet geschiedde en daarom hier te Arnhem schicken moesten, zullen zij alle onkosten, die daarom gedaan worden, opleggen en betalen en zullen daartoe vervallen, verbonden en gehouden zijn de summe voorzegd als nl. 600 rader gl. op te leggen en te betalen, en met dit verdrag zullen gecasseerd, dood en teniet zijn en blijven de 11 handschriften, die Henrick Bongart van zich gegeven heeft.

Op 4 november 1560 Jan Bongart, Aleijdt Bongarts, weduwe, en Evert Gaijmijss als man en momber zijner huisvrouw Else Bongarts potentiaverunt Jan van Rhenen dat hij met recht invorderen zal mogen alzodane 6 goud gl. ’s jaars met 18 jaar achterstedig, alles tot goeder rekening, als zij jaarlijks geldende hebben uit huis en hofstede van Jan Bitter, dat Wilhem van Muijlicum toe te horen placht, gelegen in de Weverstraat; en voorts in alle hun zaken, die zij alhier aan de rechten te doen hebben of krijgen mogen.
Ipsa Nicolai 1560 Jan Bongardt, Evert Gamijss en Naell, zal. Rutger Tollekens huisvrouw, potentiaverunt Johan van Rhienen in alzulke zaal als zij tegen dat huis van zal. Wilhelmus van Mulicum, waarin nu ter tijd de landschrijver woont, te doen en voorts in alle andere rechtsvorderingen en zaken, die zij nu ter tijd te doen hebben of nog namaals krijgen mogen.
Op 28 december 1560 Arnt van Amstell juratus dixit se expandasse gisteren vrijdag vanwege Jan van Rhenen, gemachtigde van Jan Bongart, Aleijdt Bongarts, weduwe, en Evert Gaijmijss als man en momber zijner huisvrouw Else Bongarts, aan huis en hofstede van Jan Bitter muntmeester, gelegen in de Weverstraat, voor 6 gl. ’s jaars, 18 jaar achterstedig, alles tot goeder rekening cum damnis.

Pridie Ascensionis Dm. 1561 comparuit Derck Hoeffsmijt ter instantie van Evert Gaemijss met recht gebaad om getuigenis der waarheid te geven en heeft getuigd en gezegd dat hij daar bij over- en aan geweest is dat Cornelis van Oerdt een “meer”, die hij zei dat een “vollen” droeg, tegen Evert Gaemijss “meer”, die “gust” was, gebuit heeft en dat Evert voorzegd des “vollens” halve deze buitschap gedaan heeft.
Op 1 juni 1561 comparuerunt Franss Hoeffsmijt, Wilhem Gaijmanss, Peter Noeijen en Henrick Palender ter instantie van Jacob Wasman met recht gebaad om getuigenis der waarheid te geven en hebben getuigd en gezegd dat dit verdrag inhoud dezer notulen, hierna beschreven, tussen Wilhem Maess en Jacob Wasman opgericht is:

  • 17 april 1559: Wij, Evert Gaemijss, Fransch Hoeffsmijt en Thomas Roest vanwege Wilhem Maiss en Henrick, Wilhemss zoon, ter ener- en, Wij, Wilhem Gaemijss, Peter Noeijen en Henrick Palender vanwege Jacob Wasman ter andere zijde doen kond en bekennen openbaarlijk dat wij met toedoen, bewilliging en consent beider delen voorzegd een vriendelijk en minnelijk gescheid tussen partijen voorzegd hun twistes halve gemaakt en uitgesproken hebben;
  • Item in den eersten zullen zij, partijen, van nu voortaan ten eeuwigen dage toe des ongeluks leider God en brands halve gescheiden zijn en blijven in voorwaarden en manieren nabeschreven: – in den eersten zal Jacob voorgemeld Wilhem en Henrick voorzegd de afgebrande schuur wederom tot meesters prijs dakdicht leveren en op zijn kost maken met de huis, waarin hij nu ter tijd woont en, waar bevroren vensters en deuren geweest zijn, daar zal Jacob voorgemeld wederom vensters en deuren maken; – des is versproken, zoverre in de voorzegde schuur nog enige balken liggen, die men met “naesen” of sunst anders helpen en ondervangen kan, dat diezelvige Jacob zal en mag laten liggen en alzo wie voorzegd met “naesen” en ijzeren banden met doorgaande ijzeren bolten ondervangen; – des zal Wilhem de voorgemelde Jacob wederom laten volgen alle dat hout dat van de verbrande schuur gekomen is en deze voorgemelde schuur zal Jacob voorgemeld dakdicht leveren tegen “den bouwe” of ten langsten Victoris naastkomende zonder langer vertoch; – ook bededingd (zo Wilhem Maissen opgemeld Jacob zijn huizing naast “den Eijmmer”, waarin hij nu ter tijd woont, 3 jaar vast verpacht heeft) dat Wilhem voorgemeld hem de pacht verlengd heeft tot 6 jaren na de ander vast.

Op 18 november 1561 Gerijt van Holt juratus dixit se expandasse op de 14e november lestleden vanwege Jan van Rhenen, gemachtigde van Jan van den Bongart, Aleijdt van den Bongart, weduwe, en Evert Gaijmijss als man en momber zijner huisvrouw Else van den Bongart, aan huis en hofstede van Jan Bitter muntmeester, gelegen in de Weverstraat, waarin woont de landschrijver Jacob Botter, voor 6 goud gl. ’s jaars, 18 jaar achterstedig, alles tot goeder rekening en voor verder vestenis inhoud zegel en brief cum damnis.
Op 20 november 1561 heeft Gerijt van den Holt juratus gegicht bij de eed, die hij de stad Arnhem gedaan heeft, dat hij gisteren tussen 10 en 11 uren Wilhem Gaijmijss bij de Sabelse poort, waar hij zat op zijn paard, een besloten weetbrief, bezegeld en toegestoken met het secreetzegel der stad Arnhem, in zijn hand gegeven heeft en die hij ontvangen gelijk hij overgegeven heeft dat hij in de plaats zijns zwagers Jan Bitter muntmeester ten rechten staan wil, inhoudende woe dat Jan van Rhenen, gemachtigde van Jan van den Bongart en Evert Gaijmijss als man en momber van Else van den Bongart, verkocht heeft Bernt Janss kamerknecht huis en hofstede van Jan Bitter, gelegen in de Wevertstraat, als een pand, dat hem gepeind is voor 6 goud gl. ’s jaars, 18 jaar achterstedig, alles tot goeder rekening en voor verder vestenis.

Ipsa Petri et Pauli 1563 Jut van Genth, weduwe van zal. Gaedert van Genth, met haar kinderen Derck en Henrick van Genth als mannen en mombers van hun huisvrouwen Jenneken en Naell sub et re Evert Gaemijss en Elsa van den Bongardt, zijn vrouw, een halve Phlps gl. ’s jaars uit hun huis en hofstede, gelegen in zal. Jacob Brouwerssteeg, Evert Gaemijss voorzegd ab una en Stheven in de Iserencraem ab altera, te betalen op de heilige paasdag toekomende na datum ’s briefs eerst aan en te lossen met 8 gl. paijments enz.
Op 10 juli 1563 Steven then Oever en Arnt Carselis zijn voor alzulke voorwaarden, onder welke Evert (Gamans) naar luid eens pachtcedels een mullen te Lathum sampt andere landerijen aangenomen heeft, borg geworden dat hij diezelve alzo zal nagaan of zo niet, zo stellen zij zich als principalen daarvoor; et si defectus sub expandatione omnium bonorum.

Op 9 maart 1567 Jan van den Berg, schepen, tuigende over hem zelf, als een broeder en Dries Leiendecker als een huismeester van S. Nijclaas broederschap bij de Velperpoort sub et re Evert Gaemans, Jan Bongart en Nael, zal. Rutger Tollekens nagelaten weduwe, 6 daalder jaarlijks uit huis en hofstede, gelegen in de Koningstraat, genaamd Possen huijs, het gasthuis van S. Nijclaas ab una en Herman die Haen ab alia, te betalen op Gregorij naastvolgende eerstaan en zo voort en te lossen met 100 daalder.

Op 9 februari 1569 heeft Thomas Wijerss verlijd en bekend dat hij Evert Gaeijmans geen geld in het klein of in het groot gedaan heeft.
Op 13 maart 1569 Herman Worm en Willemken, zijn vrouw, sub et re Evert Gaemis als een toevenger en in behoef van Thomas Manta en Alit, zijn huisvrouw, huis en hofstede, gelegen in de Bakkerstraat; et si defectus sub expandatione van huis en hofstad, gelegen in de Wielackersteeg.
Op 29 juli 1569 Willem van Danss potentiativit Evert Gaemis en Gaert zijn zoon, Evert Everwijn, Rutger Tolleken, Gaert van Raij, Evert Tolleken, Jan van Danss zijn broeder, en Henrick Wissinck in alle zaken, die hij te doen mag krijgen, dewijl hij buitenlands is.

Op 2 maart 1571 Elss van den Bongardt, nagelaten weduwe van zal. Everth Gaijmanss, heeft Evert Everwijn en Gaertdt van Rhaij als mannen en mombers van hun huisvrouwen, voorkinderen van zal. Everth Gaijmanss voorzegd, gepresenteerd alzulke inventaris als zij hunluiden overgeleverd heeft bij ede te bekrachtigen, welke eed Evert en Gaerdt voorzegd in kwaliteit als boven haar verlaten.

Op 23 augustus 1574 hebben Evert Gaemis en Evert Tholleken en Johan die Greeff aan beide zijde versproken bij een poene van 25 goud gl. dat voor stadmeesters van de muur in kwestie tussen de weduwe Tholleken en voorgemelde Jan die Greef erkende na te zullen komen, die men de onwillige zoude afnemen.

Op 10 april 1575 oorkonden burgemeesters, schepenen en raad van Arnhem dat Sweder Janszoon, Els Bongerts weduwe van Evert Gaemans, en Nael Bongerts weduwe van Rutger Thulleken, ten verzoeke van heer Herman van Hoemen, provisor van het hospitaal van St. Peter, verklaringen afleggen over een gang tusschen dat hospitaal en het huis van Sebis Cuijper, welke afgesloten is door een deur vanwege het hospitaal daar aangebracht.
Op 30 oktober 1575 Else van den Bongardt, nagelaten weduwe zal. Evert Gaijmans, en Alijdt van den Bongardt, nagelaten weduwe van zal. Rutger Tulleken, en Henrick en Johan Bongardts sub et re Gerrit Barners en Wilhemken, zijn vrouw, huis en hofstede, gelegen aan de Klingelbeek ten beide zijden tussen huis en hofstede van Joffer Hackforts, gelegen bij der Capellen.
Op 11 november 1575 heeft Walburch Huijgen, weduwe zal. Willem Poitouw, met believen harer kinderen D. Evert Poitouw, Johan Poitouw en Henrick Bitter opgedragen Else Burchardts, weduwe zal. Evert Gaijmans, Nael Bongarts, weduwe zal. Rutger Tulleken, en Henrick en Johan Bongarts, gebroeders, 6 Phs. gl. ’s jaars uit haar huis en hofstede, gelegen in de Oeverstraat, de hoek van de Bakkerstraat ab una en Haechdoerns kinderen ab altera, te betalen op Martini na datum ’s briefs naastkomend eerstaan en te lossen met 100 Phs. gl. paiements enz.

Op 10 februari 1579 verkopen Henrick Bitter en Naeleken Potou, zijn vrouw, aan Elsa Bongerts, weduwe van zaliger Evert Gaemans, en haar kinderen 2 schaar weiden, liggende in het overste Ketelslach naast den Hoeckamp, die de voorgemelde weduwe in pacht gehad heeft, te lossen met op alle St. Peter ad Cathedram over 6 jaren en niet eerder met 100 daler.
Op 14 maart 1579 verkopen Henrick Bitter en Naleken Potouws, zijn vrouw, aan Elsa van den Bongart, weduwe van zaliger Evert Gaemis, alzulke 2 scharen weiden gelegen in Arnhemmerbroek in het veernste Ketelslach allernaast Ruitenborchs hoeckamp, in hun huis en hofstede gehorende, gelegen in de Bakkerstraaat, gelijk zij echtelieden datzelvige altezamen bewonen, voorbehouden dat gemelde echtelieden de voorzegde 2 scharen weiden op alle St. Petersdag ad Cathedram in deze huize en hofstede kwijtkopen, vrijen en lossen mogen met 100 daler.
Op 18 maart 1579 verkoopt Gijsbert Haemaecker en vrouw aan Elsa van den Bongart, weduwe van zaliger Evert Gaijmis, een schaar weiden in Arnhemmerbroek in het veernste Ketelslach allernaast Ruterborch hoickkamp gelegen, in hun huis en hofstede gehorende, staande in de Ketelstraat, voorbehouden dat Gijsbert en zijn vrouw de voorzegde schaar weiden wederom tot de huize voorzegd mogen kwijtkopen, vrijen en lossen op alle St. Petersdag ad Cathedram met 51 Joachim daler.
Op 18 maart 1579 verkopen Simon van de Waater en Gerrijken van Schevichaven, zijn vrouw, aan Elsa van den Bongart, weduwe van zaliger Everth Gaijmis, een schaar weiden gelegen in Arnhemmerbroek in de veernste Ketelslach allernaast Rutenborchs Hoeckcamp, in hun huis en hofstede gehorende, staande in de Ketelstraat, gelijk zij echtelieden datzelvige altezamen bewonen, voorbehouden dat gedachte echtelieden de voorzegde schaar weiden wederom tot hun huis en hofstede voorzegd mogen kwijtkopen, vrijen en lossen met 56 daler, edoch is bescheiden dat deze verpandschap 6 jaren vast en ongelost zal blijven staan.
Op 22 maart 1579 verkopen Wolter van Nijmegen en Giele, zijn vrouw, aan Elsa van den Bongert, nagelaten weduwe van zaliger Evert Gaijmis, de gerechte helft van vierdehalf schaar weidens, gelegen in het vernste Ketelslach allernaast Ruterborchs hoeckkamp, met voorwaarde dat Wolter en Giele, echtelieden, ieder schaar van deze zullen mogen kwijtkopen en tot zich lossen met 50 daler, alles op Peter ad Cathedram.

Op 3 maart 1580 verkoopt Alidt van den Bongart, nagelaten weduwe van zaliger Ruthger Tullekens, met Gairt Gaijmans als haar momber, aan Elsa van den Bongert, weduwe van Evert Gaijmans, haar zuster, een morgen weidelands, gelegen in het veernste Ketelslach, als zij, weduwe voorzegd, in pandschap had van Mr. Jan van Manen, nog de gerechte helft van 4 schaar weiden als zij van Alerdt Lubberts in pandschap had, nog een schaar als zij van Herman Sanders in pandschap had, altezamen staande op een wederlosse inhoud zegel en brieven.

 

Uit het 1e huwelijk:

Fijken Evert Gaijmijss, overleden 1571-1578. Gehuwd 1549 (betaling bruidsschat ipso Johannis Nativitatis 1549) met Evert Everwijn, huismeester van het St. Catharina Gasthuis (1581-1589), overleden 1601

Catharina Gaijmans. Gehuwd 1552 (betaling bruidsschat 15 februari 1552) met Gaert van Raij, overleden > 2 mei 1584

Uit het 2e huwelijk:

Hilleken Gaijmans

Geertruijd Gaijmans

Gaert Gaijmans, lid van de St. Nicolai broederschap (1575-1583), rentmeester van het St. Catharina Gasthuis (1582), overleden 1583 te Arnhem. Gehuwd 1554 (betaling bruidsschat gudesdag post Martini hiemalis 1554) met Claesje Munter, dochter van Gijsbert Munter