Jan Arents Touwes, leenman van de hofstede Hontshol, zoon van Aernt Touwe Claes Touwensz en Machtelt NN, overleden > 1437
Bronnen: 1) hogenda.nl, 2) Repertorium op de lenen van de Hofstad te Hontshol, 1253-1770, C. Hoek. In: Ons Voorgeslacht, jrg. 27 (1972), 3) Bij een grafzerk in De Lier (Aantekeningen betreffende Ton van der Burch en van Vliet van der Woert), D. van Baalen. In: De Nederlandsche Leeuw, 1953, 70ste jaargang, 4) Het bezit in Delfland van de Duitsche Orde, C. Hoek. In: Ons Voorgeslacht, jrg. 47 (1992), 5) L. Lapikás, Kwartierstaat Van Schothorst, version 10.2, Muiden, 2016
Op 21 augustus 1419 is Jan Arent Touwenz beleend met de helft van 5½ morgen land in ’t Woudt, gemeen met Jan Arentsz, in het ambacht van Jan van Groenevelt, na overdracht door Heijnrick Bilres, neef van Heijnrich heer tot Naeldwijck etc en door Gerrit van Dijck, te versterven bij gebrek aan wettige nakomelingen op zijn bastaardzoon Arent: “Heinrick hee(re) tot Naeld(wijck) maerscalc van Holl(an)t doe rondt alle(n) luden dat Heijnrick Bilres mij(n) neve en(de) Gerrit van Dijck ghecome(n) zijn voor tij ende mijn verleende manne(n) en(de) hebbe(n) mij over gheg(even) en(de) quijt gescouwen die helft van zestalve m(or)g(en) lants luttel min of meer en(de) hij van mij te leen plach te houden geleg opt Wout in Jans Ambacht van Groenevelt gemenged(er) aerde mit Jan Arentszoon en(de) beleg heeft up die oostzijde Arent Touwen kind(eren) upt zuijteijnde die vlietsloot up die westzijde He(er) Janskind(eren) ra (n) Groenvel(t) upt, noorteijnde die zwetwech welc lant voirss. ic weder verlijet hebbe en(de) rerlije voor mij en(de) mijn nacomelinge(n) Jan Arent Touwensz(oon) en(de) zijn nacomeling(en) tot eenen erfleen binne(n) aftersusterkint niet te versterve(n) en(de) wanneer hij oflijvich wort zoe zel dit voirss leen come up zijn oudtste z(oon) wittelijck gewonnen en(de) zoe voort gaen(de) als een erfleen aculdich is te gaon en(de) ijmmer up ten manhooft voort wijfhooft daer zij beijde even nae zijn en(de) waert dat hij gheen kinder en hadde wittelijc ghewonne(n) zee zout come up Arent zijne(n) bastaertz(oon) en(de) worde hij oflijvich sonder wittachtich gheboort zee zout come up ten oudtsten en(de) naesten van Jan Arent Touwez(oon) a rechte swaertzijde.
Ende wanneert verwandelt mit sterften zoe zal me(n) t verheergewaden mit een(en) roden sp(er)waer of mit thien scelling paij(men)ts daer voor. In kennisse der waerheijt zoe heb ic desen brief besegelt met mijne(n) zegel Gheg(even) up te(n) XXIe(n) dach van Augusto int jaer ons Hee(re)n MCCCC en(de) XIX.”
In 14.. Arent Touwe Jansz.
Op 25 april 1423 verkoopt Jan van Groenevelt de helft van 19 morgen land, waarvan de andere helft van hem door zijn broer Philips van Groenevelt in leen wordt gehouden, aan Jan Airnt Touwenz.
Hij treedt in 1437 op als getuige in De Lier.
Kinderen:
2 (?) Pieter Tou