Kwartierstaat Brouwer – Generatie 18

> Generatie 19


213010  Wouter van Dichteren, knape, burgemeester van Culemborg, rentmeester van de Heer van Culemborg (1452-1461), heemraad, zoon van Peter van Dichteren, geboren ca. 1400 te Culemborg, overleden 1469-1470, begraven in de Sint Barbarakerk in de kelder onder het Heilige Geestaltaar. Gehuwd met Aleijt Aernsts van Boemel, geboren ca. 1410, overleden 1444

Gehuwd met

213011  Geertruijt Jan Gijsberts, dochter van Jan Gijsbertsz Hack en Geertruijt Gosen van Pothuijsen, geboren ca. 1420, overleden > 18 september 1466

Op 11 maart 1433 draagt Aleijt van Ingen Alaertsdr de helft van een hofstede met 3 morgen land onder Buurmalsen over de Koedam over aan Wouter van Dichteren. Op 10 maart 1436 draagt Jan Jacobsz 8 hont land onder Buurmalsen, geheten Over die Voir, over aan Wouter van Dichteren en Aleijd Alaertsdr van Ingen. Op 15 juni 1439 dragen Otte Zuermont en zijn vrouw Aleijt de helft van een hofstede, groot 4 morgen en 2 hont land, gelegen onder Buurmalsen en geheten Over den Coedam, over aan Wouter van Dichteren.

Op 16 mei 1442 verpandt Aleid Cesar aan Wouter van Dichteren van Culemborg 10 morgen op de Rol, strekkend van de Parijse weg tot de Nieuwe wetering, met lijftocht van Aleid, dochter van Arnout van Bemmel, zijn vrouw, te lossen binnen drie jaar met 110 oude Franse schilden. Op 1 maart 1445 Wouter van Dichteren van Culemborg, en op 16 maart 1445 Wouter van Dichteren met 11 morgen bij overdracht door Aleid, dochter van Gerard Cesar, met lijftocht van Geertruida, dochter van Jan Gijsbertsz, zijn vrouw. Op 14 juni 1470 gaat het leen over naar Arnout van Dichteren.

Op 16 maart 1445 wordt een viertel in Goilberdingen met 11 morgen door Aleid, dochter van Gerard Cesar, overgedragen aan Wouter van Dichteren, met lijftocht van Geertruida, dochter van Jan Gijsbertsz, zijn vrouw. Op 28 september 1452 gaat het land over op Gerard Coel. Op 18 september 1466 draagt Gerard Coel hetzelfde land over aan Johan Gijsbertsz, bij opdracht uit eigen, te komen op Hendrik, zoon van Wouter van Dichteren en Geertruida, zijn dochter, of Gijsberts, diens broer, met lijftocht van Geertruida, dochter van Gozewijn van Pothuizen, zijn vrouw, Wouter van Dichteren en diens vrouw.

Op 18 april 1445 is Wouter van Dichteren beleend met de helft van de Vliethoeve in het land van Culemborg, boven de heren van St. Barbara te Culemborg, beneden de opvliet te Culemborg, bij overdracht door Cornelis de Goijer Hendriksz, met lijftocht van Geertruida, dochter van Jan Gijsbertsz, zijn vrouw. Op 19 juni 1470 gaat het leen over op Gerard Bernardsz voor Jutte, dochter van Wouter van Dichteren, eventueel te komen op Aleid, haar zuster, of het jongste kind van haar ouders.

Op 5 september 1453 is Wouter van Dichteren voor Gerard heer van Culemborg enz. beleend met huis en hofstede in Heukelum, genaamd Leijenberg, met toebehoren en 7 morgen.

Op 26 december 1453 is Wouter van Dichteren beleend met de helft van een hoeve in het kerspel Culemborg op het Parijserveld, genaamd Snoijenhoeve, waarvan Pieter van Ingen de andere helft houdt. In 1460 is Wouter opnieuw beleend, met ledige hand. Eveneens op 1 februari 1464 Wouter van Dichteren met lijftocht van Geertruida, dochter van Jan Gijsbertsz, zijn vrouw, waarna overdracht aan Aleid, zijn dochter, gehuwd met Gerard Coppier.

Op 26 december 1453 is Wouter van Dichteren beleend met 6 morgen in Goilberdingen, strekkend van de Parijse straat tot de Lek. Op 1 februari 1464 Wouter van Dichteren bij opdracht, niet te komen op Arnout van Dichteren en zijn kinderen bij Aleid, dochter van Arnout van Bommel, maar op Hendrik, zijn zoon bij Geertruida, dochter van Jan Gijsbertsz, zijn vrouw, met voorbijgaan van Gijsbert, hun zoon. Op 12 november 1470 gaat het leen naar Hendrik van Dichteren, bij dode van Wouter zijn vader.

Wouter van Dichteren en Jan Gijsbertsz (zijn schoonvader), beide knapen, verklaren op 5 december 1455 een vicarie gesticht te hebben in de Sint Barbarakerk te Culemborg op het Heilige Geestaltaar. Zij vermaken daaraan landerijen op Goilberdingen, Zowijk en Buurmalsen. Goezewijn Woutersz van Dichteren, zoon van Wouter van Dichteren uit zijn eerste huwelijk, wordt eerste vicaris. Er wordt bepaald dat elke week vier missen zullen worden gehouden door de vicaris. Bovendien zullen Jan Gijsbertsz en Wouter van Dichteren, of hun erfgenamen, op hun kosten een altaar laten maken, stichten en wijden. De eerste mis van de week moet op zondag worden gehouden, onder ‘die hoemesse’ en na het evangelie. De tweede mis moet met een collecte door de vicaris worden gehouden op dinsdag. Elke dinsdag zingen dan de kosten en twee coraelen. De koster krijgt hiervoor ½ vrancrijschen schildt, te betalen op Sint Martijnsdag in de winter of veertien dagen daarna. Hij moet vervolgens ¼ van een oude schildt uitreiken aan de twee coraelen. Tevens zal de koster elke dinsdag om even uur de misklok een ‘lange poijs luijden’. De derde mis, die van Onser Liever Vrouwen, moet de vicaris houden op woensdag, de vierde op vrijdag, steeds met een collecte. De vicaris zal jaarlijks twintig vrancrijxe schildt krijgen, de deken en het kapittel krijgen er zes. Te allen tijde zal de vicaris een nakomeling en/of bloedverwant moeten zijn van beide stichters. De betreffende persoon zal hiervoor een studie moeten volgen, welke zal worden betaald door de vicarie.

Op 18 september 1466 wordt Jan Gijsbertsz beleend met een huizing en hofstede, tuin en getimmerte met het voorste huis aan de Voorstraat en het achterste aan de Achterstraat in Culemborg, bij opdracht uit eigen met lijftocht van Geertruida, vrouw van Wouter van Dichteren, zijn dochter.

Uit 1469 dateert een acte waarbij Wouter van Dichteren aan zijn dochters in Mariëncroon hun kindsdeel toezegt.

Uit dit huwelijk:

1  Adriana van Dichteren, non in de 3e orde van Sint Franciscus (Mariëncroon) te Culemborg (1469)

2  Marie van Dichteren, non in de 3e orde van Sint Franciscus (Mariëncroon) te Culemborg (1469)

3  Hendrik Woutersz van Dichteren

4  Gijsbert Woutersz van Dichteren, schepen te Culemborg (1482-1491), rentmeester en tijnsrichter van heer Jasper van Culemborg, richter van Parijs, overleden 1497, begraven in de Sint Barbarakerk te Culemborg. Gehuwd met Lije Gerrits Coel, overleden > 9 februari 1499

Elisabeth Wouters van Dichteren

6  Aleid Wouters van Dichteren, < maart 1500. Gehuwd met Gerard Coppier, schepen te Culemborg (1496-1504), overleden 1505-1517

7  Wouter Woutersz van Dichteren, schepen van Culemborg (1498-1503), rentmeester (1500-1504), stadhouder van de lenen, overleden 1505-1507. Gehuwd met Fie Hildebrands van Rossum, overleden > 21 september 1507

8  Jutte Wouters van Dichteren, overleden > 9 augustus 1525. Gehuwd met Gerrit Jan Berntsz, overleden < 20 augustus 1488. Gehuwd met Willem Dircksz de Coster


213824  Heijmen Boudewijnsz (alias Heijmen die Olijslager), olijslager, schepen van Everdingen en Zijderveld (1416-1424), zoon van Boijkin Gerard Boijkinsz, geboren ca. 1370, overleden > 14 november 1424

Heijmen maakt in de functie als schepen gebruik van een zegel met twee gekruiste bijlen (zie afbeelding links). HIj is op 29 juni 1392 eigenaar van land op Lang-Bolgerijen. Daarnaast is hij in 1423-1425 voor 22 oude schilden pachter van “de Geer” (op Goilberdingen of Zijderveld).

Hij is voor 1423 pachter van vier strepen land aan de dijk op Goilberdingen. In 14.. is Herman de Olijsleger beleend met 7 hont op Goilberdingen. Op 29 december 1453 Johan Gherinxz.

Kinderen:

Roelof Heijmensz ‘dije Wijlde’

2  Boudewijn Heijmensz, overleden > 22 februari 1469. Gehuwd met (?) NN Jacobs Coppier


232960  Gijsbert Reijniersz van Langelaar, zoon van Reijnier van Langelaar, geboren ca. 1397, overleden 1450-1456

Gehuwd met

232961  Aleit Jan Hermans, dochter van Jan Herman Hendricksz en Incken Andries Goede, geboren ca. 1400

Op 2 juli 1436 krijgt Gijsbert Reinersz in achterleen van Gerard van Culemborg het erf en goed Dickenrijs met toebehoren, zoals gelegen met de Burgmaat in Renswoude zoals de leenheer houdt van het Sticht, en zal direct van de bisschop houden, wanneer Gerard verzuimt.

In 1442 getuigt Gijsbert Reijnerss, out omtrent 45 jaar, in de ‘sake tusschen Willam Stael ende Johan Willamsz’ over de leeftijd van Fije Johans wijff.

Op 31 oktober 1449 draagt Willam van Scadewijck op aan Jacob van Gaesbeeck ten behoeve van Gijsbert van Dashorst Reijnerssoen een hoeve te Woudenberch opdie Weteringe. Op 8 maart 1456 Reiner van Dashorst bij dode van Gijsbert zijn vader, waarna overdracht aan Dirk van Dashorst Gijsbertsz, zijn broer, met lijftocht van Gerberg, dochter van Gijsken Voet, diens vrouw, op de mindere helft.

Eigenaar en bewoner van Groot Dashorst onder Renswoude. Koopt de Woudenbergse hoeve in 1450 voor zijn zoon Dirc.

Den Tijnse tot Woudenberch anno 1460 St Martijnsdach, Die Weteringe: Ghijsbert van Dashorst Reijersz 16 morgen.

Uit dit huwelijk:

Reinier Gijsbertsz van Langelaar

2  Dirc Gijsbertsz van Langelaer, overleden 1460-1469. Gehuwd met Gerbruch Gijsberts Voet


243712  Peter van Snellenberch, knape, raad (1405-1424), libellenmeijster (1424), schepen (1428-1434) en kerkmeester te Utrecht (1435), zoon van Willem van Snellenberch, geboren ca. 1370, overleden 1435-1440

Gehuwd met

243713  Lijsbeth NN

Peter van Snellenberch zegelt in 1404 met een dwarsbalk met daar overheen een in twee rijen geschaakte rechterschuinbalk, vergezeld van een barensteel met drie hangers.

In 1397 ‘woensdach na St. Johansdach Decoll.’ Hughe de Craen, scout opte Oestveen in Beernt Proeijs gerecht dat hij van de Domproest hout, compareert Jfr Lijsebet Peters wijf van Snellenberch, met haar man als voogd, die transporteert aan Johan van den Wedde, hore neve, een stuc veen inde nederste tien hoeven, strekkende van Bisschopswetering ter Drinscoten toe.

In 14.. is Pieter van Snellenberg beleend met 8 morgen land in de Achtersloot in het gerecht van de heren ten Dom. Op 17 juni 1440 Willem van Snellenberg Pietersz.

In 14.. is Pieter van Snellenberg beleend met 7 morgen in Benschop, als getuige vermeld 1405. Op 12 juni 1451 Willem van Snellenberg zoals Jan van Snellenberg, zijn vader.

Op 13 februari 1408 is Pieter van Snellenberg voor mr. Johan Colentijer, kanunnik ten Dom te Utrecht, beleend met de tiende van Jutfaas, strekkend van de Oudegeinse dijk tot Galekop, zoals Dirk Colentijer, beleend door Elisabeth van Loenersloot.

In 1417 is een akte opgesteld waarbij Arnoldus van Tricht, proost van St Jan te Utrecht, Petrus van Snellenberg te Utrecht ontslaat van de leenband voor het goed in de Eng bestaande uit 8 morgen land bij de gracht van het kartuizerklooster Nieuwlicht, de toegangsweg, het Oudediep en de Wantsnijdersslag, het leen omzet in pacht en in erfpacht uitgeeft aan het klooster Nieuwlicht.

In 1426 is Pieter van Snellenberg belendend aan land in de Achtersloot. Uit 1427 dateert een akte waarbij Peter van Snellenberg verklaart van Ernst van der A een schepenakte te hebben ontvangen, waarin Floris van Jutphaas Peters kinderen tot mede-erfgenamen heeft gemaakt.

Op 6 april 1435 is een akte opgesteld van attestatie door de kerkmeesters inzake de betaling door kerkmeester Peter van Snellenberg van drie Bourgondische schilden ten behoeve van de kerk, alsmede diens wisseling van zetel in de kerk.

Uit dit huwelijk:

1  Otte van Snellenberch, pastoor te Lopik, vicaris van St. Pieter te Utrecht, overleden 13 november (St. Brictius) 1464, begraven in de Pieterskerk te Utrecht

Willem van Snellenberch

3  Lutghaert van Snellenberch. Gehuwd met Henrick Trinden


243714  Gijsbert de Gruter, gildebroeder van het Gilde der smeden, raad van Utrecht (1429-1439), kameraar (1435), rentmeester van het Nedersticht (1436), leenman van de Bisschop van Utrecht, schout van Rhenen, kastelein van het kasteel Ter Horst, zoon van (?) Gijsbert de Gruter, geboren ca. 1400, overleden 20 augustus 1459. Gehuwd met Anna van Diepholt, overleden 26 juli 1481

Gehuwd met

243715  Elisabeth van Groenenberch, dochter van Egbert van Groenenberch, overleden 1435, begraven in de Buurkerk te Utrecht

Op 19 april 1436 verbindt bisschop Rudolph zich om Johan Valkener en Gijsbert die Gruijter schadeloos te houden van 170 Rijnsche Gulden die zij beloofden te betalen en wijzen Gijsbert het geld toe dat die van Honswijc hem zullen geven. Op 10 november 1436 stelt bisschop Rudolf van Diepholt Gijsbert de Gruijter aan tot rentmeester van het Nedersticht.

In 1437 ‘nativitatis beate virgine’ geijgent Gijsbert den Gruter tot behoef mijns heren op Jan Jans zoen, Gherijt Jans zoen, Obbergen soen an 15 mergen lants in Cameic voer 142 oude groten. Op 24 juli 1439 verleent bisschop Rudolf van Diepholt aan Gijsbert de Gruijter 1½ akker veen in de Wiltvanck in erfpacht, met de bepaling dat wanneer de akker uitgegraven is, de grond bisschoppelijk tafelgoed zal blijven.

In 1441 een tuijchnisse inder sake tusschen mijns heren rentmeijster Gijsbert die Gruijter ende Johan Deric Geuijlesoen roerende van mijns heren tijnse gelegen inden Ghoij. Henric Gerijtss omtrent XLV jaer oud, Goessen van Driel omtrent LXX jaer, Sweder Willams out omtrent XXXVI jaer en Henric Janss out omtrent XL jaer, dese voerscreven hebben getuijcht dat si van ghene tijnse en weten den mijns heeren genade dair leggende hebben.

Op 2 oktober 1445 een akte van garantie voor de vijf kapittelen door Gijsbrecht de Gruter ter zake van hun bezegeling van een brief van de tollen binnen Utrecht, op de Nieuwe Vaart, te Gein en buiten de St. Catharijnepoort. Op 14 december 1446 verklaart het kapittel van Oudmunster dat Gijsbert de Gruter voldaan heeft de door de elect-confirmaat Rudolf van Diepholt verschuldigde 200 Rijnse guldens.

Op 15 oktober 1445 voor Zweder van Amerongen Henricss, scout van Werckoven, compareren Willam van der Haer, Jan van der Haer en Elijaes van der Haer, gebroeders, die transporteren een halve hoeve op Herickwijk geheten Witgenshoeve op Ghijsbert de Gruter.

In 1450 ‘des manendages in Crastino Pauweli conversione sedit’ Jacop van Zijl 1 boete tegen Gijsbert die Gruter van mijns heren wegen van een wtdoen.

Op 6 december 1451 heeft Gijsbert die Gruter kwestie met Herman Coevoet roerende van sess mergen lantz gelegen in den Wael in den gerichte van Vreeswijck, wijst Gerit van Zulen van Bliekenborch bij guetduncken ridderen ende knapen dat die ridderen ende knapen willich zijn dat Herman voirscreven en naeskomende rechtdage brenge brieve van den copie die hie gehtoent heeft dair mede te bewijsen gelijck hie hem vermeth in sijnre dinctael. Op 9 juni 1452 Hermen Coevoet 1 boet tegens Gijsbert die Gruyter soe hie vellich gewesen is van ridderen ende knapen dair omme dat hie geen bewijs gedaen en heeft als hie sick vermeten hadde.

Op 10 december 1455 belooft Gijsbert die Gruijter, rentmeester van het land van Utrecht, na afloop van de vier jaren, gedurende welke hij 800 Rijnse gulden per jaar inhouden zal uit zijn rentambt, de obligatie van 3200 gulden, die hij van de elect Gijsbrecht van Brederode ontvangen heeft, met de consent van de vijf kapittelen, teruggeven zal.

In 1457 verkoopt Goessen van Schadick Willemsz aan Gijsbert de Gruter vier akkers land op de Lage Eng tussen de Trechtweg en het Woerdel te Bunnik.

Op 8 juni 1458 verklaart Jacob van Gaesbeke aan bisschop David van Bourgondië zolang hij – Jacob – leeft over te geven het beheer en gebruik der sloten van Apcoude en Duerstede en van de stad Wijck, alsmede van enige tienden en goederen in het Sticht, voor 935 vrancr. schilden. Hiertoe stellen zich borg Adriaen van Borssel, heer van Brugham etc, en Ghijsbert die Gruijter, rentmeijster, en Henrick Valckenaer, tollenaer te Rienen. Op 12 juni 1458 verklaren Adriaan van Borsele, heer van Brigdamme, Gijsbert de Gruijter, rentmeester, en Hendrik Valkenaar, tollenaar te Rhenen, dat zij met een aantal knechten en rijpaarden in Antwerpen in gijzeling zullen gaan, indien bisschop David van Bourgondië in gebreke blijft in het betalen van de pacht die hij verschuldigd is aan Jacob van Gaasbeek voor het gebruik van de stad Wijk bij Duurstede en de kastelen Duurstede en Abcoude.

Op 6 oktober 1472 St. Franciscusdach vindt de scheiding plaats van de nalatenschap van Ghijsbert de Gruter en zijn tweede vrouw Anna. Genoemd zijn Johan de Gruter, kanunnik ten Dom, Gijsbert de Gruter, Anthonijs de Gruter, Koenraet de Gruter en Jfr Alijt Gijsbertsdr de Gruter, al Gijsbert de Gruters kinderen bij Jfr Anna, zijn naewive, noch Reijnier Willams en Peter Trinde als voogden van Roeloff en Jonge Johan Gijsbertssoenen de Gruter, die hi oock hadde bij Jfr Anna voorschreven. Verder nog genoemd Heijmen de Gruter, geprofessijde St. Katharinen als broer etc. Anthonis de Gruter ontvangt een halve hoeve te Werckoven geheten Witkinshoeve op Herickwijck, die Derick Henrickx van Oistrum nu gebruikt en daer St. Bertelmeeusgasthuijs de ander helft van heeft. Johan krijgt de erfpachtcanons uit een huis in den Regenboog en uit het huis die Sterre en Gijsbert krijgt het goed Vogelspoell, leen van de heer van utrecht. De andere kinderen krijgen goederen te Utrecht, Lage Weijde, Swesereng en Gerwerscop.

Uit dit huwelijk:

Margriet de Gruter