Rijswijck, Otto van (ca. 1607->1685)

Otto van Rijswijck, rentmeester van het Onze Lieve Vrouwenklooster te Renkum, zoon van Geerlich van Rijswijck en Jenneken Brullen, geboren ca. 1607, overleden > 2 mei 1685

Ondertrouwd op 3 april 1631 en gehuwd op 26 mei 1631 te Arnhem (#) met

Hilleken Verstegen, dochter van Hendrick Versteghen en Hilleken Sluiskens, gedoopt 15 maart 1610 te Arnhem (#), begraven 30 juli 1658 te Arnhem

Gehuwd op 25 mei 1659 te Arnhem met

Elisabeth Sluijskens, overleden > 2 mei 1685

 

Bron: 1) geldersarchief.nl, 2) De Veluwsche familie Tulleken en hare aanverwanten. Eene genealogisch-historische proeve. J. Anspach. Eck en Wiel, 19 sept. 1882, 3) hogenda.nl, 4) Repertorium op de lenen van de hofstede Doorwerth (1330) 1377-1743 (1758), J.C. Kort

Links het wapen van Otto van Rijswijck, anno 1638. Gedeeld, I. in rood een zilveren dwarsbalk, boven vergezeld van een gouden bel (Van Rijswijck), II. in zilver een natuurlijk gekleurde uitgerukte boom (Versteghen). Helmteken: op een rode en gouden wrong twee overvallende struisveren, rechts rood waaraan een bel van het schild hangt, links zilver. Dekkleden goud en rood.

Op 30 maart 1633 heeft Otto van Rijswijck, sone van Geerlich van Rijswijck, sijne burger eedt gedaan.

Op 13 april 1633 draagt Lamert Swem, als vader en momber van Henrick, Gaertien, Geertruijt, Anneken, Jan en Geeske Swem, ehelijk geprocreeerd bij Gaertie Wijntges zaliger, item Janneke Wijntges weduwe van zaliger Peter Swem, mitsgaders Jodocus Hoingius, rector en professor in de Latijnse schole te Harderwijk, als vader en momber van Gaert en Magdalena Hoings, over aan Otto van Rijsswijck en Hilleken Verstegen, zijn vrouw, een hof buiten St. Janspoort gelegen waar oostwaarts de wezen, zuidwaarts de burgemeester Engel Janss, westwaarts de gemene weg en noordwaarts Ste. Peters gasthuis naast geerfd en gelegen zijn, stellende comparant de echtelieden cessionarissen daarvoor tot een speciale waarschap hunlieder kleine huis, in de Kortestraat gelegen tussen erfenissen van Huijbert Henricks, rentmeester, ter ener en van Helmert Wemmers ter andere zijde.

Op 9 februari 1635 hebben Gerrit Martens Vosch en Jenneke Rijxen echtelieden aan Otto van Rijswijck en Hilleke Versteech zijn vrouw, overgedragen een rente van 6 gulden en 5 stuiver jaarlijks uit hun brouwhuis, sampt brouwketel en alle verdere rechten en toebehoren, op de Beeck achter Rodenburgh gelegen, erfenissen van Dirck Willemss ter ener en van de weduwe van Philips van Graeff ter andere zijde, te verschijnen heden over een jaar eerstaan et sic deinceps en te lossen met 100 gulden kapitaal.

Op 8 september 1638 is Otto van Rijswijk, rentmeester, voor het Onze Lieve Vrouwenklooster te Renkum beleend met een kamp, genaamd Baakse kamp.

Op 4 december 1641 procedeert Otto van Rijswijck, rentmeester van het klooster te Renkum, voor het Hof van Gelre en Zutphen contra jor. Riquin Cloeck, richter te Westervoort als grootvader van de onmondige kinderen Dr. Henrick van Voorst, Willem van Setten, richter tot de Dorenweert en Goosen Jansz te Renkum, alle als erfgenamen van Frederick van Voorst, scholtis van Renkum, inzake pacht van een land in Renkum. Op 19 december 1646 procedeert Otto van Rijswijck voor hetzelfe hof tegen de vorst van Nijborgh inzake een schuldvordering.

Op 2 juni 1655 dragen Paul Clautier, luitenant, en Judith ten Holler echtelieden, over aan Otto van Rijswijck en Helena Verstegen echtelieden, huis en hofstad met al zijn recht en toebehoren, staande en gelegen boven aan de Beek bij St. Joostendoelen naast erfenisse van Rijck Martens ter eenre en … ter andere zijde, neffens de gerechte helft van 1½ schaar weide, in het Arnhemmerbroek in de Visscherweijde gelegen, zoals deze in genoemd huis is gehorende en tegenwoordig verkopers in pandschap aan zich behouden vermogens opgerichte pandbrieven, mitsgaders een huisken achter deze behuizing, aan de stadsmuur gelgen, sampt alle de zegelen en brieven, daarvan zijnde. Op 3 oktober 1659 dragen Floris Hermenss en Jenneken van Leeuwen echtelieden, over aan Otto van Rijswijck, rentmeester, de helft van huis en hofstede, staande over de beek omtrent St. Joostendoelen.

Op 3 december 1663 verklaren Otto van Rijswijck, rentmeester, en Elijsabeth Sluijskens echtelieden, van opgenomen en te dank ontvangen penningen deugdelijk schuldig te zijn aan Carl Munter, tolschrijver, en Geertruijt de Gruijter echtelieden een summe van 1500 Caroli gulden tot voldoening van de setentie, op 27 november 1663 tussen voornoemde Otto van Rijswijck en Derck en Jacob van den Heuvel uitgegeven, beloven diezelve te zullen verrenten tegen 5 percento onder verband van hun personen en goederen en specialijk van hun huis, waarin zij tegenwoordig wonen.

Op 4 december 1663 dragen Otto van Rijswijck, rentmeester, en Elisabeth Sluijsken echtelieden, over aan Willem Alberts en Meghtelt Janssen echtelieden, Hendrick Loeffen an Teckelenburgh en Anneken van Hulst echtelieden, een kampken bouwlands, groot 1½ molder gezaais, zoals gelegen in den Arnhemmer enck, strekkende met het ene einde aan de Harderwijker en met het andere einde aan de Meulenweg, de erfgenamen van Arnold Leijdecker ter eenre en de vicarien ter andere zijde, te weten aan ieder van de echtelieden de helft van voornoemd land.

Op 29 maart 1666 hebben Otto van Rijswijck en Elisabeth Sluijskens echtelieden voor een somme van 1200 Caroli gulden, door hen echtelieden tot hun genoegen ontvangen, uitgedaan en verpand aan Gerardt van Vinceler en Angela Dibbets echtelieden, 3 scharen weiens, gelegen in het Arnhemmer broek in het Olde Markslagh ten boschwaert en gehorende tot hun pandgevers huis, staande in de Oeverstraat, door dezelve pandgevers tegenwoordig bewoond wordende, tussen de erfenis van pandgevers ter eenre en de weduwe Henrick Visscher ter andere zijde, en zulks voor de tijd van 24 jaren, te beginnen op Petri ad Cathedram des jaren 1665 en te eindigen op Petri ad Cathedram 1685.

Op 4 april 1666 heeft Otto van Rijswijck zijn huis, staande op de Beek tussen de erfenis van zaliger Rijck Derckss en …. belast met een kapitaal van 2550 gulden, te verrrenten tegen 5 ten honderd jaarlijks, ten behoeve van de gezamenlijke erfgenamen van de secretaris Henrick Verstegen.

Op 21 februari 1667 dragen Otto van Rijswijck en Elisabeth Sluijsken echtelieden, over aan Geurt Raterss en Gerritgen Bocken echteliden, huis en hof staande en gelegen buiten de St. Johanspoort, oostwaarts de wezen, westwaarts de gemene weg, zuidwaarts de burgemeester Engelens erfgenamen en noordwaarts St. Peters gasthuis.

Op 10 juli 1681 heeft Juffrouw Wilhelma Sluisken getransporteerd en met haar vrije wil vertegen, doende zulks mits dezen, ten behoeve van haar neef Gerhard van Rijswijck de tweede helft van een huis, haar comparante, toekomende en voor dezen van haar broeder en zuster Otto van Rijswick en Elisabeth Sluisken aangekocht, staande en gelegen in de Koningstraat, de Hr. Raesfelt ter eenre en de kinderen en erfgenamen van Engel Dibbets ter andere zijde, voorts heeft comparante verklaard haar uiterste wil en dispositie te zijn dat na haar dood voorzegde neef Gerard van Rijswick uit haar na te laten gerede goederen zal hebben en genieten, gelijk zij bij deze is legaterende, haar recht van een halve maaltijd of preuve in St. Peters hospitaal alhier, alsmede haar bed met zijn toebehoren van dekens en gardijnen neffens al haar meubilen, bestaande in lakens, kustiecten, servetten als anders.

Op 2 mei 1685 heeft Juffrouw Elisabeth Sluijsken, zo voor haar zelf en specialijk mede als geauthoriseerde van de Edele en Achtbare Heren van de magistraat dezer stad Arnhem vermogens authorisatie van 26 januarij 1684 ten opzichte van haar impotente en zwak van memorie zijnde eheman Otto van Rijswijck, tot voorkoming van kosten der gedreigde procedure aan Caerl Munter, tolschrijver, en Geertruijt de Gruijter echtelieden, voor de somme van 1500 gulden kapitaal met de opgelopen interesse van dien, monterende zich volgens gehouden liquidatie de somme van 700 gulden, die mits dezen mede tot kapitaal worden gemaakt, zodat het kapitaal zich bedraagt de somme van 2200 gulden, in volkomen verwin overgegeven haar huizing met schuur en hof, daarachter staande en gelegen in de Oeverstraat, de erfenis van Peter Bolck ter eenre en Antonij Vissers ter andere zijde, alwaar dit voornoemde kapitaal van 1500 gulden in gevestigd staat volgens geprotocolleerde schepenactie dd 3 december 1683, met de expresse conditie nochtans dat de comparantinne dit voornoemde huis gedurende de tijd van 3 jaren, aanvang nemende 1 mei 1685, met de voorzegde kapitale somme van 2200 gulden met de interesse van dien tegen 5 van de honderd zal mogen wederom redimeren.

 

Uit het 1e huwelijk:

Hilleken van Rijswijck, gedoopt 15 april 1632 te Arnhem, begraven 1 mei 1632 te Arnhem

Jenneke van Rijswijck, gedoopt 26 april 1633 te Arnhem, begraven 31 augustus 1658 te Arnhem. Gehuwd 16 maart 1651 te Arnhem met Goossen Lobet

Gerlach van Rijswijck

Johan van Rijswijck, luitenant te paard van de heer Majoor Dorp, kapitein, gedoopt 8 september 1639 te Arnhem, overleden 1672-1685. Ondertrouwd op 11 augustus 1666 en gehuwd op 26 augustus 1666 te Arnhem met Johanna Junius, dochter van Johannes Junius en Margaretha Rijcken, geboren ca. 1640 te Wageningen, begraven 2 februari 1670 te Arnhem. Ondertrouwd op 1 april 1672 te Arnhem en gehuwd op 27 april 1672 te Nijmegen met Godefrida Kelfkens, geboren te Nijmegen, overleden > 23 februari 1710

Hilleken van Rijswijck, gedoopt 9 september 1642 te Arnhem

Cornelia van Rijswijck, gedoopt 18 mei 1645 te Arnhem. Ondertrouwd op 17 mei 1674 te Arnhem met Jean Marie van Narbonne

Cristijna van Rijswijck, gedoopt 28 maart 1647 te Arnhem, begraven (?) 12 mei 1693 in de Oosterkerk te Zevenaar. Gehuwd met (?) NN Hecking

Henrick van Rijswijck, gedoopt 19 oktober 1649 te Arnhem, begraven 11 maart 1651 te Arnhem