Keijser, Gerrit Adriaensz

Gerrit Adriaensz Keijser, waarnemend schout (1577) en schepen (1578, 1595) van Jutfaas Nedereijnd, procurator van de OLV-Broederschap in de kerk van Jutfaas (1600), zoon van Adriaen Hendricksz en Cornelia NN, geboren ca. 1540, overleden 1609-1614

Gehuwd met

Erstgen NN

 

Bronnen: 1) razu.nl, 2) NT00061_27. Nadere Toegang op inv. nr 27 uit de Collectie Digitale Bronnen (61). M.S.F. Kemp, Februari 2018. Regionaal Historisch Centrum Zuidoost Utrecht, 3) NT00061_28. Nadere Toegang op inv. nr 28 uit de Collectie Digitale Bronnen (61). M.S.F. Kemp, Februari 2018. Regionaal Historisch Centrum Zuidoost Utrecht, 4) NT00061_35. Nadere Toegang op inv. nr 35 uit de Collectie Digitale Bronnen (61). M.S.F. Kemp, Februari 2018. Regionaal Historisch Centrum Zuidoost Utrecht

Op 27 februari 1574 gebruiken Gerrit Adriaensz Keijser en Willem Adriaensz zijn broer 4 morgen in Jutfaas Nedereijnt van de Buurkerk.

Op 16 februari 1577 verklaart Jacob Ottens schout van Jutfaas Nedereijnt ten verzoeke van heer Willem de Voocht van Rijnevelt als oom van Frederick de Wael van Vronesteijn dat hij is geweest – ter presentie van Gerrit Adriaensz Keijser en Jan Ewaldss van Olthuijs secretaris – ten huijse van Willem Gerrits den Ouden in Jutfaas Nedereijnt, over een boete van 100 gouden realen wegens gebruik van goederen van zal. Adriaen de Wael van Vronesteijn.

Op 26 april 1578 ontvangt Gerrit Adriaensz wonend Jutfaas Nedereijnt van convent van Bethlehem 9 morgen in Galecop die hij al had.
Op 10 september 1578 pacht Gerrit Adriaensz 9 morgen 4 hont in Jutfaas. Voor hem zegelt Dirck die Lens.

Op 31 mei 1579 constitueren Willem Adriaensz en Gerrit Adriaensz in Jutfaas.

Ca. 1587 verklaart Willem Adriaensz Cuijcken schuldig te wezenaan Cornelia Adriaen Hendricksz’ weduwe (marge: gecasseert door Aert Gerritsz en Gerrit Adriaensz Keijser zoone van Cornelia voorsz); Willem Adriaensz Kuijcken wonend Jutfaas Nedereijnt verklaart schuldig te wezen aan Gerrit Adriaensz Keijser x Erstgen zijn huisvrou.

Ca. 1588 transporteren Willem Adriaensz Cuijcken, Aert Gerritsz, Gerrit Adriaensz Keijser als oomen en voogden over Adriaen, Gerrit, Ariaen, Willem, Cornelis, Annegie en Lijsken allen onmondige kinderen van de voorscreven Willem Adriaensz een huijs aent Kerckvelt aan Jacob Ottensz schout.

Op 19 oktober 1590 Cornelis Adriaensz brouwer in Jutfaas, mede-erfgenaam van zijn zaliger vader – versus Gerrit Adriaensz Keijser wonend Galecop. Weleer nam Adriaen Adriaensz (vader van Cornelis) in 1580 tweemaal 7 morgen in Galecop in pacht van St Marie die Aert de Coman lest had. Een van deze percelen van 7 morgen transporteert Adriaen op Gerrit voorschreven.

Op 16 maart 1594 had Gerrit Adriaensz Keijser wonend Jutfaas Nedereijnt met Huijch Jansz kwestie met de weduwe van Peter Ernstensz van Roijen. Cornelia Gerrit Gerrits’ weduwe, nu huisvrouw van Huijch Jansz van Nes, kende Anna, weduwe Adriaen Gerritsz die een zoon had, Jan Adriaensz welke 6 jaar geleden stierf. Op 6 juli 1594 getuigt nog Aert Stevensz van Zijll te Oudwulven oud 48 jaar en meldt dat de moeder van eijsserse een zuster was van de huisvrouw van Frans Gerritsz.

Op 22 maart 1599 pacht Gerrit Adriaensz Keijser 2 morgen van St. Pieter in Jutfaas Nedereijnt gemeen met 6 morgen toebehorend Gerrit Keijser, strekkend uijt Juutfaserwetering. Op 17 maart 1603 idem waarbij Thonis Eerstens in Heijcop borg is voor Gerrit Adriaensz. Op 14 januari 1608 Gerrit Keijser idem en 17 maart 1614 wordt pachter Gijsbert Adriaensz van Dijck.

In het register van Oudschildgeld van Jutfaas Nedereind uit 1600 is opgenomen:

  • Gerrit Adriaensz Keijser voor de helft gebruiker van 12 morgen van de erfgenomen van mr. Dirck Verkerck,
  • Gerrit Adriaensz Keijser als gebruiker van 2 morgen van St. Pieter,
  • Gerrit Adriaensz Keijser als eigenaar en gebruiker van 6 morgen,
  • Gerrit Adriaensz Keijser als gebruiker van 9 morgen van RDO,
  • Gerrit Adriaensz Keijser als gebruiker van 3½ morgen van Wittevrouwen,
  • Gerrit Adriaensz Keijser als eigenaar en gebruiker van 3½ morgen,
  • Gerrit Adriaensz Keijser als gebruiker van 10 morgen van St. Barbarengasthuis

Op 9 februari 1602 transporteren Jan Gerritsz x Adriaentgen Gijsbertsdr, Anthonis Cornelisz den Berger x Gerrichje Gijsbertsdr, Adriaen Sandersz Sr, Jan Sandersz, Adriaen Sandersz Jr, Cornelis Sandersz, Dirck Sandersz, Rosch van Schaijck x Willemtgen Sanders voor henzelf en samen nog voor Claes Daemsz x Jantgen Sanders, Harman Adriaensz x Grietge Egbertsdr, Jan Jansz Damen, Wouter Jansz Poeland x Neeltje Jansdr, Belichgen Jans Damen wed. Tuenis Tuenisz, met Teunis Jansz haar zwager, Gijsbert Dirckx x Cornelia Jansz Damen, Adriaen Wiersz Sr, Adriaen Wijersz Jr voor henzelf, Ariaen Ariaensz Sr en Ariaen Ariaensz Jr, Arien Willemsz Voorn x Marichgen Ariensz; Arien Ariensz Jr vrsz en Arien Voorn vrsz samen voor Aefgen Ariaensdr hun zuster, Gerrit Ariensz Keijser voor hemzelf, allen erfgenamen van Hillichgen Willem Daemsdr hun respective moeije, aan Henrick Jansz als gemachtigde van Frederick Pauwelsz, een huis aan het Kerkveld te Jutfaas.

Op 2 maart 1609 pachten Gerrit Keijser en Cornelis Jansz 6 morgen in Jutfaas van St. Pieter. Op 23 februari 1615 wordt pachter heer Henrick Terbeeck van Coesfeldt kanunnik St Pieter.

 

Uit dit huwelijk:

Gerrit Gerritsz Keijser, schepen van Jutphaas (1616). Gehuwd met Kunera Willems

Jannichgen Gerrits Keijser, overleden > 30 april 1631. Gehuwd met Jan Gerritsz Kickvorst, overleden 1611-1615. Gehuwd met Hendrick Cornelisz, overleden 1618-1623

Gerrichje Gerrits Keijser

Dirckgen Gerrits Keijser. Gehuwd met Cornelis Goijertsz, schepen van Jutfaas Nedereijnd (1613), zoon van Goijert Cornelisz en Grietgen Joris, overleden > 6 februari 1644

Neeltje Gerrits Keijser, overleden < 10 april 1659. Gehuwd met Adriaen Jansz van Schaijck, overleden < 24 juli 1647