Jacobsz, IJsbrant (ca. 1550-1603)

IJsbrant Jacobsz, pachter van de Staten impost beruerende de bieren (1586), cameraer (1591-1594), pachter van particulier impost op ’t uuijtgaende coorn (1593), ontfanger van de Staten ende allen der stadtz particulieren imposten (1601), burger hopman (1602), zoon van Jacob IJsbrantsz en Adriana Anthonis Willems, geboren ca. 1550, overleden 1 augustus-2 december 1603

Gehuwd met

Anna van Beijnum, overleden 1617-1626

Gehuwd 10 augustus 1609 te Wijk bij Duurstede met

Wouter Hermansz, geboren te Culemborg

 

Bronnen: 1) hetutrechtsarchief.nl, 2) razu.nl, 3) NT00001_51A-B. Nadere Toegang op inv.nr 51A-B uit het archief van het Stadsbestuur Wijk bij Duurstede, 1300-1810 (1). P. Heijmans, z.j. Regionaal Historisch Centrum Zuidoost Utrecht, 4) NT00061_1. Nadere Toegang op inv. nr. 1 uit de Collectie Digitale Bronnen (61). A.A.B. van Bemmel, Februari 2018. Regionaal Historisch Centrum Zuidoost Utrecht, 5) NT00061_54. Nadere Toegang op inv. nr 54 uit de Collectie Digitale Bronnen (61). M.S.F. Kemp, Februari 2018. Regionaal Historisch Centrum Zuidoost Utrecht, 6) NT00061_55. Nadere Toegang op inv. nr 55 uit de Collectie Digitale Bronnen (61). M.S.F. Kemp, Februari 2018. Regionaal Historisch Centrum Zuidoost Utrecht, 7) Wijk bij Duurstede index transporten 1546-1811, 8) hogenda.nl, 9) Repertorium op de lenen en tijnsen van de proosdij ten Dom, 1174-1660, J.C. Kort. In: Historische reeks Kromme-Rijngebied, deel 11. Historische Kring Tussen Rijn en Lek, 10) Repertorium op de lenen van de hofstede Culemborg, 1251-1648 (1669), J.C. Kort. In: Ons Voorgeslacht, jrg. 42 (1987)

Op 19 april 1577 verkopen Willem Harmans en Maria Aelberts een huis aan de zuidezijde in de Peperstraat te Wijk bij Duurstede aan IJsbrant Jacobs. Het huis is belast met 32 stuivers ten behoeve van ’t Convent en 6 stuivers ten behoeve van St. Barbara Broederschap.

In het overzicht van landerijen van de St. Janskerck te Wijck uit mei 1582 is opgenomen: Peperstraet: IJsbrant Jacobsz.

Op 7 december 1584 hebben Cornelis de Moelre, burgemeester, ende Johan van Ostrum, schepen, in handen van die van de gerechte gelevert zeeckere quitantie van de handt van Niclaes van Berck als ontfanger van het dobbelt- ende enckel-oudtschilt inhoudende de zomme van vijffhondert Carolus guldens d’welcke bij die van de gerechte tot contentemente van eenige weerden voor ’t gehouden van de ruijteren van IJdelhenick gelicht waeren voor de welcke den voornoemde D. Moelre ende Osterum haerluyden nedt verstreckt ende oic mede quitantie onder haerluijden handen op’t comptorie van Henrik Buth dien d’zelve penningen deur ordonnantie van mijn heeren den Staten competeerden te furmeren gepasseert hebben welcke quitantie van de voornoemde Barck bekenden d’ IJsbrants Jacobs ende mede comparerende hem gelevert te wesen als wezende gebruict ?? van het dobbelt-oudtschiltgelt die uijt d’voorseijde 500 pont geheven zijn. 

Op 13 mei 1586 transporteren Henrick Aertsz van Schuijlenborch x Aeffgen Stevensdr van Helsdinghen een huijs op IJsbrant Jacobs x Anna van Beijnhem.

Op 24 februari 1590 verschaft Gerrit Willems x Elisabeth Dirckxdr, mede-erfg. van Dirck Jansz Vereem, een plecht aan IJsbrandt Jacobs voor een huis en hofstede in de Stroijstraat.

Op 20 mei 1591 verkoopt IJsbrant Jacobss in de Pellicaen een huis en hofstede in de Stroijstraat aan Cornelis Janss van Berck.

Op 27 mei 1593 affgereeckent met Gerrit Aertszoon Ffaa, wonende tot Culemburch, belangende die willigen rhijs, pooten ende rhijet bij hem onzen cameraer IJsbrant Jacobszoon
vercocht ende gelevert tot reparatie ende 15 scheijdinge des stadtz dijcx in dit lopende jaer gedaen, Beghinnende van de heere van Gondt ofte Bemmels Dijck aff tot aen ’t wedde thoe. Ende is bevonden bij denselffden Gerrit Aertszoon gelevert t’ zijn / aen willigen rhijs, veertich vimmen ende een halve, yder vimme voor dertich stuvers, noch vijer ende twijntich hondert ende vijff ende tzeventich pooten, ijder hondert voor dartich stuvers / ende daertoe aen rhijet neghen vimmen, ijder vim tegens 24 stuvers, maeckt in als 108 gulden 13 stuvers 8 penningen.
Eodem die affgereeckent mitte voors. Gerrit Aertszoon belangende die willige rhijs bij hem den voors. camerair vercocht ende gelevert tot reparatie van de vackendijcx bij den stadt angenomen vanwegen die dorpen ende buijrschappen Amerongen ende Leerssum / ende is bevonden gelevert ende ontfangen te zijn als boven 27 willigen vimmen rhijs, / naer uutwijsinge der kerffstock, beloopt aen gelt 40 gulden 10 stuvers, alze ijder vimme gereeckent tegens 30 stuvers.
Àffgereeckent mit Jan Corssen wonende tot Culenburch, belangende die elssen pooten bij hem den camerair IJsbrant Jacobszoon vercocht ende gelevert tot opmaken ende scheijdinge van ’t Hooft bij de Waterpoorte van wegen die van Amerongen ende Leerssum. Ende is bevonden op de kerffstock bij hem gelevert te zijn vijftijen hondert elssen pooten, het hondert gereeckent tegens drije gulden , maeckt t’zamen 45 gulden.
Op 21 juni 1593 sijn gecommitteert den stadtz burgermeester Heinrick van Schulenburch ende den camerair IJsbrant Jacobszoon omme tho reijsen op Aernhem aen de Reeckencamer van Geldernt ende eijntelijck aff te doen zeeckere different ende zwaricheit, ’t welck die van de Reeckencamere voors. mitten tollenaer aldaer tegens die regierders van Wijck over jair ende dach hebben gemoveert ende alssnoch moveren agelicx, belangende die tolteickens onder stadtz tolseghell onzen burgheren ende schipperen op de vrijdomme van tollen opwairts varende, vermogens onze olde hantvesten ende privilegiën uuijtgedeijlt ende medegegeven. Ende zijn d’ voornoemde gecommitteerden derwairts
gereijst op donredach den 28en des maent voors.

Op 17 november 1595 zijn vergadert geweest naer voorgaende convocatie die van den gerechte mitten ouden Raedt op de resumptie van beijde reeckeningen van IJsbrant Jacobszoon gewesen camerair zedert Victoris 1591 tot Victoris avont anno 1593 makende twee volle jaren, bij slott van de welcken bevonden wordt hem een groote merckelicke somme van penningen toe te comen, mitsgaders op de requeste van Joost van Rijebeeck etc. Eijntelick is geresolveert, dat men voor eerst uuten Gerechte sal committeren die mitten camerair IJsbrant Jacobszoon sullen communiceren ende accorderen ( soo ’t mogelick zij ) op rapport. Ende belangende die requeste ut supra Joost van Rijebeeck, is d’zaecke gesurcheert tot op morghen.
Op 24 december 1595 sijn die burgermeesters geaccordeert op rapport aen die van de Gerechte mit IJsbrant Jacobszoon geweesen camerair, belangende ’t slott van beijde zijn reeckeninghen, d’ een de anno Victoris 1591 tot 1592 ende die tweede de anno Victoris 1592 tot 1593, bij dewelcken in ’t slott van de eerste bevonden wordt hem van de stadt toe te comen (als meer uutgegeven dan ontfangen) d’zomme van hondert sess ende tnegentich gulden acht stuvers ende thijen penning / ende bij ’t slott van de tweede, hem toe te comen sess ende tsestich gulden twaelff stuvers acht penning maeckende t’zamen 263 gulden 18 penning welck achterwesen die regierders hem sullen betalen als volcht, te weeten, dat men hem sal passeren ende doen maecken van de voors. tweehondert Carolus gulden hooftzoms eenen renthebrieff naer behoren op stadtz incompsten tegens den penning 16e te rente alze van twaelff gulden thijen stuvers jairlicx, verschijnende elcke jair Paesschens, wair van het yerste jair verscheenen is geweest te Paesschen voorleden anno 1595, lossber mit tweehondert gulden als voors. , welverstaende dat d’ stadt gehouden is te lossen bij het houwelijck van des voors. IJsbrant twee kijnderen, die nair datum desess sullen in echte
staet comen, alze binnen ’s jairs nair het houwelijck van elcke kijnt te lossen een hondert gulden mitte verscheenen ende onbetaelde renthe van dijen.

Op 15 juni 1596 is geresolveert dat men die cappen mitte corsufers ende dienstrocken gecoemen van Sacrements Broederschap ende tot noch thoe gelegen hebbende in bewaringe  ten huze van IJsbrant Jacobszoon, sal doen halen van daer / ende doen brenghen ten huze van den secretaris, ’t welck oick gedaen ende volbracht is.

Op Victorisavont 1599 Op den requeste van IJsbrant Jacobs etc. sijn geresolveert mit advijs als voren dat nadenmael den suppliant den impost (op ‘t bestiael geset) gepacht heeft op den ouden voet dat oversulcx d’ suppliant voor desse reijse sal gedult hebben totte naestvolgende pachtinge toe, ten welcken tijden men sal verpachten d’ voors. impost met expresse conditiën volgens ’t versouck van den suppliant, dat die vleijsshouwers slaende heel ofte halven slachtbeesten, ofte oick vierendeelen voor provisie en de wijntervleijs, alssdan voortaen betalen sullen den vijftichsten penninck als anderen etc.
Op 2 juni 1599 is IJsbrand Jacobsz beleent met de helft van de bouwing in Ravenswaaij, genaamd Pepercoek, groot 12 morgen, bij overdracht door Claes van Wijenborg. Op .. 16.. Gerrit IJsbrandsz, oudste zoon, bij dode van IJsbrand Jacobsz, zijn vader. Op 15 april 1608 Jan Jobbenz bij overdracht door Gerrit IJsbrandsz.

Op 7 september 1601 is geresolveert dat men sal aennemen IJsbrandt Jacobszoon als ontfanger van de Staten ende allen der stadtz particulieren imposten in plaetze van Willem d’ Zwart, die sich zelven daervan heeft geëxoneereert ende ontledicht. Ende dit op naervolgende conditiën : Alze te weeten, dat hij den voors. ontfanck sal hebben te bedienen zedert den eersten dach van de meijmaent desess jaers 1601 nu voirleden : Ende van den ontfanghen penningen sal hij zijn gehouden t’ betalen, in den eersten des stadtz maentlijcke quote, namenlijck het rechte 12e deel van elcke maent van de 700 ende 20 gulden hooftzoms in ’t jaer, belopende alle maent 60 gulden , wairvan alssnu verschenen ende onbetaelt
staen zedert den voors. meijdach, vijer volle maenden, noch sal hij moeten betalen alzulcke 1100 ende acht gulden elcke jair, als d’ stadt Wijck bij den Staten van Utrecht jaerlijcks extraordinaris gequotiseert is te contribueren totte gemeen zaecke van den oirloge, d’ welcke men betalen moet in de nabescreven vijff maenden, alze mains, junius, julius, augustus ende september, waervan op den lesten deser maent september verschenen sal wesen een voll jaer : Item is noch gehouden t’ betalen aen handen van Philips Jolijns ende Gerrit van
Battum t’ Utrecht alle jaer hondert gulden lijffrenthe ten lijven ende op termijnen naer luijt der brieven daervan zijnde : Ende voorts en sal hij van zijnen voorss. ontfanck nijet moghen betalen, anders dan met voorgaende ordonnantie bij beijden burgemeesteren in der tijtt mitten secretaris onderteickent. Ende allen d’ voors. betalingen is hij gehouden te doen buten ancxt, costen ende schade van der stadt ende soe eenighe arresten, ghijselinghen ofte anderen oncosten gevielen deur zijne quade betalinge, sal gehouden wesen daervan d’ stadt costeloos ende schadeloos te houden,
Is mede gemeltten ontfanger gehouden te verthonen zijnen staet des ontfancx t’ allen tijden tot vermaninge van den gerechte ofte van de burgemeesteren, mitsgaders alle jair te doen reeckeninge, bewijs ende reliqua in den harrist, namentlijck in ’t leste van de maent september, zonder te mogen overleveren eenige restanten : Sonder oick te mogen in reeckeninghe brenghen eenige oncosten die hij gedaen mach hebben in ’t overbrenghen ofte overseijnden van de voors. penningen des maentlijckse quote, ofte extraordinarisse
contributie voors. , noch oick van eenighe brijeven bij den ontfangers van Utrecht aen de stadt ofte hem zelffs overgesonden, deur zijn wanbetalinghe, voor allen welcken moeijten zijns ontfancx ende uutgeeffs voorss. obgemeltten ontfanger jaerlicx toegeleit wordt ende genieten sal dertich Carolus gulden, ingaende ’t ijerste jaer op meijdach lestvoirleden : Ende dit all tot wederseggen ende wederroup ten beijden zijden gedurende / ende nijet langer. Ende zijn hierthoe gecommitteert Matheus Cocq ende Sebastiaen van Sijll beijden burgemeesteren gecommitteert, om desen te communiceren ende voor te houden allen d’ voors. conditiën den voornoemde IJsbrandt Jacobszoon. Actum ten daghe ende jare als voren, presentibus d’ schout beyden burgemeesteren, van der Lith, Dutrieux, Rhuijs, van der Smach, Wevelickhoven ende Ommeren glasschriver schepenen, mitten secretaris. Ende naerdijen voornoemde burgemeesteren alle d’voors. conditiën gemeltten IJsbrandt Jacobszoon voorgehouden hebben, heeft d’ zelffden IJsbrandt d’ voors. ontfanck op conditiën als voren geaccepteert, op de jairlijckse gaige als boven, mits daerbeneffens genietende zijn contingent van de leges op elcke verpachtinge van de voors. imposten daertoe staende. Ende tot meerder oirconde heeft desen onderteickent met zijn christelijcke namen op den 23en septembris anno 1601.

Op 26 september 1601 is IJsbrand Jacobsz beleend met 1 morgen 16 roeden in Amerongen, strekkend tot de kade, bij overdracht door Jan Jacobsz. Op 28 november 1608 Jacob Cornelisz bij overdracht door Jan Cornelisz van Roijen voor Anna van Beinum, weduwe IJsbrand Jacobsz.

Op 1 oktober 1604 stelt Anna van Rijndop, weduwe van IJsbrant Jacobsz, te Wijk bij Duurstede haar testament op.

Op 5 januari 1605 verkopen de kinderen van Henrick van Schuijlenborch 10 hont en 8 hont land op de Oude Wetering aan Anna van Wijndop, weduwe van IJsbrant Jacobss. Het land is belast met 400 gulden ten behoeve van Jan Gerrits van Lith en 40 gulden ten behoeve van de weduwe van Cornelis Claes Cocq.

Op 30 mei 1608 en 30 oktober 1612 is de weduwe van IJsbrant Jacobss genoemd als belendster in transportakten te Wijk bij Duurstede.

Op 11 september 1610 Anna van Beijnhem huisvrouw van Wouter Hermansz wonend Wijk bij Duurstede, testeert op haar vijf kinderen Gerrit IJsbrants, Mathijs IJsbrants, Jacob IJsbrants, Adrijaentge IJsbrants en Margriet IJsbrants 3 morgen op de Oudewetering, strekkende van de Cotherwech totte Trechtwech.

Op 28 april 1617 verkoopt Anna van Beinum, weduwe van IJsbrant Jacobss, 3 morgen land aan de Oude Wetering aan Mathijs en Margriet IJsbrants.

Op 16 september 1626 verkoopt Jacob Isbrandtsz 3 morgen land op de Oude Wetering aan Mathijs Isbrandsz. Het land is belast met 400 gulden ten behoeve van de erfgenamen van Jan Gerritsz van der Lith c.s. Adriaentge Isbrants en Jan Jacobs Knijff, als man van Grietgen Isbrants, allen erfgenamen van Anna van Beijnhem. Mathijs Isbrantsz c.s. verkoopt daarnaast weer aan Jacob Isbrantsz een huis in de Oeverstraat waar de “Pellekaen” uithangt. Het huis is belast met 500 gulden ten behoeve van Gerrit van Ommeren, gelost 4 december 1628. Ook op dezelfde dag verkoopt Jacob Isbrantss aan Adriaentgen Isbrants, weduwe van Cappiteijn Wijborch, erf en besterf.

 

Uit dit huwelijk:

Adriaentge Isbrants. Gehuwd met Walraven van Wijborch, capiteijn, overleden < 16 september 1626

Gerrit IJsbrantsz. Gehuwd in maart 1606 te Wijk bij Duurstede met Lijsbeth Jans

Mathijs IJsbrantsz, brouwer, pachter van de middelen op de bieren (1612, 1633), pachter van het zoutgeld en het bestiaal (1624, 1628), collecteur van het huisgeld en de generale middelen (1623, 1630), gadermeester (1632, 1638) en ontvanger van het Oudschildgeld (1636) te Wijk bij Duurstede, overleden 1642-1644. Gehuwd in januari 1604 te Wijk bij Duurstede met Mechtelt Adriaens, geboren te Brielle, overleden > 3 mei 1654

Grietgen Isbrants, overleden > 8 november 1649. Gehuwd in oktober 1608 te Wijk bij Duurstede met Jan Jacobsz Knijff, overleden 1638-1644

Jacob IJsbrantsz Fontain