Eijll, Willem van (-1553)

Willem van Eijll, schout van de wetten (1534), burgemeester en schepen van Arnhem (1540-1553), overkerkmeester van de parochiekerk in Arnhem (1550-1552), lid van de St. Nicolai Broederschap te Arnhem (1539-1553), zoon van Johan van Eijll en Elisabeth van Goor van Caldenbroeck, overleden 1553

Gehuwd met

Christina van den Sande, dochter van Wilhelm van den Sande en Judith Berch, overleden > 14 december 1555

 

Bronnen: 1) geldersarchief.nl, 2) archiefroermond.nl, 3) archieven.nl, 4) dnbl.org

Links het zegel van Wilhem van Eijl, schepen te Arnhem. op 25 oktober 1541. Randschrift WIL/ LEM VAN/ EIL IANS/ OEN in banderol. Voorstelling wapenschild met lelie, omgewende steekhelm met dierenkop als helmteken (Bron: Gelders Archief 2001 – 463-288/2).

Op 29 juli 1518 ‘alva pathaleon martir’ oorkondt Johan van Barlle Johanszoon, als leenheer, met de Gelderse leenmannen Reijner van Gelre, heer van Arcen, en Sweder van Paerloe, drost te Geldern, bij gebrek aan eigen leenmannen, te belenen Silbert van Eijllzoon van wijlen Johan, heer te Geisteren, mede ten behoeve van Johan van Eijll, heer te Geisteren, en Willem van Eijll, broers, met ‘die guede ind haeve geheijten die Koesdunck ind dat guedt ten Berckten’, gelegen in het kerspel Baarlo, ambt van Kessel, uitgezonderd de “tucht” van hun moeder Elisabeth van Goer, weduwe van Johan van Eijll, hun moeder.

In 1520 ‘op sint Philippus en Jacobusavond der heiliger apostelen’ vindt de scheiding en deling plaats van de nalatenschap van Johan van Eijll, tussen Elisabeth van Goer, weduwe van Johan van Eijll, en haar kinderen. Johan van Eijll verkijgt de heerlijkheid Geisteren en Spraland, Oirlo en Oostrum met leenmannen en dienstmannen, cijnzen, laten, enz, zoals in Geisteren in Grave te leen. Sijbert van Eijll verkrijft de banhof Spralant in de heerlijkheid Oostrum en een deel van de heerlijkheid Oostrum over de beek richting Geisteren. Willem van Eijll krijgt onder andere 9 malder ’s jaars krijgt uit Oostrum, de cijns te Oostrum. Mathijs van Eijll verkrijgt de hof op den Berg onder Geisteren. Gerrit krijgt 12 malder ’s jaars uit de molen te Geiste en 17½ malder ’s jaars uit de rosmolen. De weduwe behoudt Huis Baarlo in vruchtgebruik. 

Op 1 april 1524 beveelt Hertog Karel (mogelijk de drost van Gelre) om de abdis van het klooster te Sleenhorst voorzover het klooster daarop recht heeft, in bezit te stellen van nalatenschappen zuster Barbara van Pallandt aanbestorven en schriftelijk verslag te doen van de gronden waarop met name de moeder van Willem van Eijll deze vererving aanvecht.
Op 15 augustus 1524 schrijven Hertog Karels raden Loef van Egeren, drost te Gelre betreffende een geschil tussen de vrouwe van Schledenhorst enerzijds en Willem van Eijll en diens moeder anderzijds over twee stukken erf in het ambt van Van Egeren. Op 5 oktober 15.. beveelt Hertog Karel N.N. (mogelijk Loef van Egeren), neve, om tussen Beatrix, abdis van Sledenhorst (Schledenhorst, onder Haldern bij Rees) en Willem van Eijll een overeenkomst te bewerkstelligen in hun geschil over goederen ten dele in de voogdij gelegen en, wanneer dat niet lukt, alle bewijsstukken op te sturen zodat hij zelf met zijn raden een vergelijk kan treffen en om erop toe te zien dat de lijfgewingoederen onder deze goederen hangende de procedure niet in waarde verminderen.

Op 12 maart 1525 verlenen Hertog Karels raden namens de hertog aan Wessel van der Loe, drost van Zevenaar, Johan en Allard van Eijll en hun gezelschap vrijgeleide om naar Arnhem te komen ter behandeling van het geschil tussen Willem van Eijll, heer van Geijsteren en Gaard van Kessel. Op 1 januari 1530 ‘naemiddagh naer der heijligen nieuwe jaersdagh’ is na bemiddeling een akkoord bereikt in de twist tussen Johan van Eijll, heer te Geijsteren, Sijbert en Willem van Eijll, gebroeders, en Gaert van Kessel en zonen en kinderen, inzake het Huis de Borch te Baarlo c.a., leenroerig aan Gelre. De broers van Eijll behouden hun goederen, die van Kessel doen hiervan afstand.

Op 4 augustus 1530 ‘op donredag na sijnte petrisdach der heiligen apostels ad vincula’ vindt de scheiding en deling plaats tussen de kinderen van wijlen Johan van Eijll, heer te Geisteren, en zijn vrouw wijlen Elisabeth van Goer en Johan, Sijbert, Mathijs, Wilhem en Gerrit van Eijll en Berndt van Huchtenbroick gehuwd met Agnes van Eijll. Johan van Eijll, heer te Geijsteren, en Maria van Domborch, echtelieden, verkrijgen de heerlijkheden Geijsteren, Oirlo en Oostrum. Sijbert van Eijll en Johanna van Brouckhuijsen, echtelieden, verkrijgen het Huis te Baarlo c.a., de hof te Coesdonck en de hof de Grote Berckt. Wilhem van Eijll en Stijn van den Sande, echtelieden, verkrijgen de hoeve Grote Beijrckt en de Kleine Beijrckt, de woning den Deijlst en de hof te Oestenrick te Horst. 

Op 16 maart 1534 bevestigt Hertog Karel de overeenkomst op zijn bevel gesloten tussen (zijn raad) heer Jacob van Domburg, heer van Sint Aagtekerke, Sint Janskerke, Oostrum en Spralant, stadhouder van het Kwartier van Roermond en Thijs van den Loe, heer van Wissen (bij Wetten) betreffende de molen te Geijnge (Wissener slotmolen) in het Nederambt van Gelre, waarbij de laatste zich verplicht jaarlijks 16 molder koren te leveren aan de hertog en eenmalig 400 goudgulden betaalt en hij bepaalt dat Van den Loe de molen mag gebruiken, maar omdat deze zeer vervallen is, geeft hij degenen die er malen het recht te malen op de molen van de schout van Wetten, Willem van Eijll, totdat de molen hersteld is, terwijl hij tevens de buurschappen Klein en Groot Kevelaer het recht geeft tot malen op de molen van Van den Loe.

Uit 1535 en 1542 dateren stukken betreffende geschillen tussen Wilhem van Eijll en de familie Van den Sande over de nalatenschap van Wilhem van den Sande. 

Op 24 juni 1543 ‘sint johansavond nativitatis’ beleent Arent van Lijnden, heer te Blitterswijk, Willem van Eijll met de hof op den berg te Blitterswijk en met de molen te Wanssum. Op 24 mei 1550 zien Sijbert van Eijll thoe Baerlloe en This van Eill, gebroeders, en Jacob van Eill, hun neef en enige zoon van wijlen Johan van Eill, af van het recht van manleen op de goederen groot en klein Berckt, die bij deling waren toegevallen aan hun broer en oom Wilhelm van Eill, die echter alleen dochters heeft zodat die dochters nu toch mogen opvolgen.

In 1544 is Stijne van den Sande, vrouw van Wilhem van Eijll, door de graaf Van den Bergh beleend met de helft van 8 morgen land te Haalderen. In 1554 verklaren Lobberich, weduwe van Andrijss van den Nuijenhuijss, en Feuse, weduwe van Rutger van den Sande, dat hun broeder Johan van den Sande bij magescheid een bouwhof te Heteren en de helft van het goed te Haalderen, en de wederhelft aan Wilhem van Eijll en diens vrouw, toebedeeld zijn.

Op 24 mei 1550 zien Sijbert van Eill thoe Baerlloe en This van Eill, gebroeders, en Jacob van Eill, hun neef, en enige zoon van wijlen Johan van Eill, af van het recht van manieën op de goederen groot en klein Berckt, die bij deling waren toegevallen aan hun broer en oom Wilhelm van Eill, die echter alleen dochters heeft, zodat die dochters nu toch mogen opvolgen.
Op 26 september 1550 missive van het Hof van Gelre en Zutphen aan de hertogin-weduwe, dat zij den kinderen van Willem van Eijl goed recht moet laten wedervaren.

In 1553 een proces voor het Hof van Gelre en Zutphen met eiser Willem van Eijl nomen uxorum contra gedaagde Claes Noirdinck, scholtis van Brummen, met betrekking tot possessie van land.
Op de francijne rol van de St. Nicolai broederschap te Arnhem, waarop nieuwe leden zijn aangetekend, staat in 1539: “Willem van Eeijl, obijt anno 1553“.

Op 14 december 1555 worden de huwelijkse voorwaarden opgesteld tussen Godaert Pannekoeck, raad (van Philips II als koning van Engeland) en Elisabeth van Eijll, dochter van wijlen Wilhelm en Christina van den Sandt. Zegelaars: Jacop Pijeck heer te Isendoorn, Wijnolt Pannekoeck, Johan van Herwijnen, Johan Pannekoeck, Albert van der Voert, Johan van Stalbergen, Jacop van Eijll, heer te Geijsteren, Emondt van Barll, Reijner van den Sandt en Gherrit van Rhijn.

 

Uit dit huwelijk:

Agnes van Eijl

Anna van Eijl

Elisabeth van Eijl, overleden 1560. Gehuwd (huwelijkse voorwaarden 14 december 1555) met Godert Pannekoeck, doctor in de Rechten te Sienna (I) (1544), substituut-momboir (1547) en raadsheer (1552) in het Hof van Gelderland, raad van Philips II als koning van Engeland (1557, 1558), burgemeester van Arnhem (1573), zoon van Wijnandt Pannekoeck en Mechtelt van den Voirt, geboren 1520 te Elst, overleden 3 maart 1576 te Arnhem