Hendricxz, Jan (ca. 1525-1583/84)

Jan Hendricxz, landbouwer, taxateur van de 10e penning in het ambacht Wateringen (1553, 1557), secretaris en gerechtsbode van Wateringen (1573), geboren ca. 1525, overleden 1583-1584

Gehuwd ca. 1550-1555 met

Anna Pieters

Gehuwd met

Aernt Pietersz Duijvesteijn, leenman van de hofstad van der Wateringen te Loosduinen, geboren ca. 1520, overleden 1548-1549

Uit dit huwelijk:

Pieter Arentsz Duijvesteijn, geboren ca. 1540. Gehuwd met (?) NN Adriaen Gherits Smijt

 

Bronnen: 1) hogenda.nl, 2) K.J. Slijkerman – De oudste generaties van Zuid-Hollandse geslachten Duivestein. De rooms-katholieke / gereformeerde familie (Van) Duijvesteijn uit Wateringen. In: Ons Voorgeslacht, jrg 38 (1983), blz 7-29, 3) K.J. Slijkerman – De oudste generaties van Zuid-Hollandse geslachten Duivestein. Aanvullingen en correcties. In: Ons Voorgeslacht, jrg 39 (1984), blz 80-84, 4) Oud rechterlijk archief Naaldwijk (1566-1574) inv. 2, Pieter van der Hoeven, 5) Kohier van de 12e penning van Wateringen 1572 (NA, Staten van Holland en West-Friesland 1572-1795 inv. 1290M). Teun van der Vorm, versie 1.0, 26-12-2016, 6) Nationaal Archief ’s Gravenhage, Staten van Holland 1572, inventarisnummer 1290 M.M. Kohier van de 100e penning over Wateringen d.d. 1579. Antonius van der Tuijn te Rhoon

Jan woont aan de Noortwech in Wageringen en bezit in het Ambacht Wateringen 3 mergen en 10 (?) hond eigen land. Bij Quintsheul in het ambacht Wateringen heeft hij nog eens ruim 50 mergen land in gebruik hetwelk onder andere toebehoort aan de Prins van Oranje, Sint Agnieten te Delft, de kloosters van der Lee en Loosduinen en de Heilige Geest van Wateringen.

Op 20 november 1567 Jan Heinricxz wonen(de) tot Waterijnge ende bekende vercoft te hebben Dirck Pietersz onsen buijerman vier marghen lants leggen(de) binnen den ban van Naeldwijck. 

In 1572 is in kohier van de 12e penning genoteerd: ‘Jan Henricxsz bruijct van mijn here de Prince van Oraingien 26 mergen om 130 gld. [comt] 130 gld’.

Op 10 mei 1572 Jan Dircxz oudt ontrent XXXVII jaren mit Neelken Jorisdr zijn huijsvr(ouw) oudt ontrent XXX jaren, Pieter Cornel(isz) Coel oudt ontrent XXXII jaren, Vincent Florisz oudt ontrent XXVIII jaren ende Abraham Jansz oudt ontrent XXVIII jaren alle inwoonders van(den) ambachte van Naeltwijck rechtel(icken) daer toe geroepen zijn(de)
omme getugenisse der waerheijt te gheven ter instantie van Dirck Pietersz onsen buijerman, soe hebben die voors. comparanten verclaert warachtich te wesen tgheen hier naer volcht. Ende seijde eerst de voors. Jan Dircxz en(de) Neelken Joris Jorisdr (sic) zijn huijsvr(ouw) hoe dat desen requirant den Xe aprilis lestleden tegen den avont (ten ende de geuzen die kerck tot Naeltwijck beroofden tharen huijsen was. Pieter Cornel(is)z en(de) Vincent Florijsz verclaerden insgelijcx doen de geusen ten voors. tijde die kerck van Naeltwijck beroefden dat Dirck Pietersz voors. alsdoen nijet thuijs en was ende seijde noch den voors. Pieter Cornel(is)z dat hij ten zelven tijde den voors. Dirck Pietersz wagen voerde ofte mende van Jan Henricxzs wonijnge staen(de) tot Wateringe tot binnen den dorpe van Naeltwijck en(de) tuschen wegen wesen(de) begosten die paerden te hollen en(de) op de loep te comen zulcx dat hij depos(an)t en(de) die huijsvr(ouw) van Dirck Pietersz die mit een jonck kint opde wagen sat seer verbaest en verslaegen waeren en(de) thuijs comen(de) hoerde dat die geusen int dorp waeren maer Dirck Pietersz en vant hij nijet bij huijs. Abraham Jansz seijt insgelijcx dat hij wel weet dat Dirck Pietersz doen ter tijt nijet thuijs en was en(de) sach dat een van(de) voors. geusen Dirck Pieterzs wagen haelde en(de) hoorde oock mede dat den zelven tegen den huijsvr(ouw)e van Dirck Pietersz veel woorde maecten om desen wagen te hebben en(de) dat zijn huijsvr(ouw)e seijde: ‘Dirck Pietersz en es nijet thuijs ick en darff u die wagen nijet doen hij en souder nijet mede te vreden wesen’. Ende den anderen zeer tieren(de) en(de) veel woorden maecken(de) heeft zij ten laetsten hem den wagen laten nemen hoe wel zij tselfde nijet geern doen en wilde. 

In 1579 is in het kohier van de 100e penning genoteerd: ‘Dezelfde (Cornelis Ariensz van Roijen) gebruijckt van Jan Heijnricxz 1 morgen in Haech Ambacht’, ‘Jan Heijnricxzvant convent Loosduijnen 13 hont’, ‘Jan Heijndricxz vant convent der Lee 17 hont en nog 4 hont’ en ‘Jan Heijnricxz vant convent Loosduijnen 3 morgen’.

Op 7 januari 1582 Maertgen Maertensdr weduwe van Pieter Claeszn in Rijswijckerhoeck met Jan Pouwels de Vos, haar zwager. Zij bekende dat Pieter Claes zaliger in zijn leven verkocht heeft en zij verkoopt aan Jan Heijnrickszn tot Wateringen ca. 1 morgen land gelegen in het ambacht van Monster. Adriaen Pietersz te Rijswijk, Arent Willems Dom te ‘s-Gravenzande, Claes Pieters in de Lier en Huijch Jansz aan de Naaldwijksche wech staan borg voor Maeitgen Maertensdr.

Op 16 april 1583 wordt vermoedelijk deze zelfde Jan Henricxz ‘te Waterinck’, na overdracht door Maritken Willemsdr, de vrouw van Pieter Joestensz, beleend met 8 hont land in een kamp van 2 morgen, hetwelk leenroerig was aan de hofstad van der Wateringe, en een dag later wordt hij, vermoedelijk door dezelfde persoon, met nog 4 hond land uit deze 2 morgen beleend: eveneens aan genoemde hofstad leenroerig. In elk geval is de genoemde 8 hond land in het zuiden belend aan de korte noortwech, in het westen aan het convent van der Lee, in het noorden aan Jan Henricx (de nieuwe leenman) en de kerk van Monster, en ten oosten aan de Loesduijnerlaan. Toen dit perceel nog met de genoemde morgen één geheel vormde, was dit onverdeelde stuk grond in het oosten belend aan de Lausduuenrelaan (Loesduijnerlaan) en ten westen aan het godshuis (convent) van der Lee. Niet lang nadien moet Jan overleden zijn, want op 28 juni 1584 wordt zijn zoon Hendrick Jansz te Wateringen bij dode van zijn vader Jan Hendricxz met de 8 hond land beleend. Pas 13 april 1587 vindt bij dode van genoemde Jan Hendricxz de nieuwe belening plaats van de genoemde 4 hond land. De nieuwe leenman is Cornelis Aertse te Loosduinen.

Op een niet nader te achterhalen tijdstip vóór het jaar 1569 wordt Jan Heijndricxz na overdracht door ene Anneken Adriaensdr. (mogelijk dochter van Adriaen Mathijsz, de vorige leenman) beleend met de helft van 2 morgen land genaamd ‘Sluysterwoninksken) in Wateringen, hetwelk leenroerig is aan van de Lek en Polanen. In 1569 doet hij hiervoor hulde met ledige hand. Het leen vererft na zijn dood op zijn zoon Heijndrick Jansz.

Wanneer Jan Hendricxz trouwt met Anna Pietersdr, is zij weduwe van Arent (Aernt) Pietersz. Laatstgenoemde wordt op 16 juli 1548 na overdracht door Huijch Huijgez beleend met 11 hond land van de hofstad van der Wateringe te Loosduinen. Hun zoon Pieter Arentsz. wordt op 10 september 1549 bij dode van zijn vader Arent Pietersz hiermee beleend en draagt het (of laat het overdragen, want hij zal nog zeer jong zijn geweest, al wordt dit niet in de leenakten vermeld) op 17 juli 1550 over aan zijn moeder Anna Pietersdr. Deze draagt dit leen op 18 februari 1555 over aan Allert Adriaensz en zij wordt dan genoemd Anna Pietersdr, gehuwd met Jan Heijnricxz te Wateringen. Genoemde Allert draagt nog diezelfde dag het leen over aan de te Wateringen wonende Pieter Joostensz. Laatsgenoemde kwamen wij hiervoor al tegen toen diens vrouw Maritken Willemsdr in 1583 het leen van 8 hond te Wateringen aan Jan Henricxz. overdraagt. De door Anna Pietersdr uit haar huwelijk met Arent (Aernt) Pietersz meegebrachte zoon Pieter Arentsz. zal in het gezin van Jan Hendricxz zijn opgevoed. Deze Pieter Arentsz. kan de stamvader zijn van de familie Duijvesteijn te Overschie.

 

Uit dit huwelijk:

Hendrick Jansz Duijvesteijn