Heijnricxz, Bertelmees (ca. 1439-1520)

Bertelmees Heijnricxz, kerkmeester te Naaldwijk (1475, 1477, 1478), rentmeester van de memorie- en kostrijgoederen in Rijnland, Delfland en Schieland van de Abdij van Egmond (1494-1506, 1519), rentmeester van de Heer van Naaldwijk (1496), schepen van ’s Gravenhage (1509, 1510, 1514-1516), vroedschap (1516-1517) en weesmeester (1517) van ’s Gravenhage, zoon van Henrick Bertelmeesz, geboren ca. 1439 te (?) ’s Gravenzande, overleden 16 mei 1520 te ’s Gravenhage

Gehuwd met

Baertgen Jacobs, overleden 13 maart 1508

 

Bronnen: 1) hogenda.nl, 2) Genealogie Van Dorp. Een schets van een oorspronkelijk Westlands geslacht in de 14de-16de eeuw, Mr. J.J.F. Lots. In: Zuidhollandse Genealogieën’ (1986), 3) Van Dorp een schets van een oorspronkelijk Westlands geslacht. Genealogie (deel 2) en parenteel, Mr. J.J.F. Lots en Drs. P. van der Hoeven. In: Ons Voorgeslacht, jrg. 71 (2016), 4) Haagse bestuurders in de middeleeuwen. Lijsten van bestuurders van instellingen tot in 1571, Dr. F.J.W. van Kan. In: Ons Voorgeslacht, jrg. 56 (2001), 5) Regesten Heilige Geest Den Haag, drs. Ronald A. van der Spiegel, 6) Regesten Sint Nicolaasgasthuis, drs. Ronald A. van der Spiegel, 7) Regesten Leprozen Den Haag, drs. Ronald A. van der Spiegel, 8) Regesten Sacramentsgasthuis Den Haag, drs. Ronald A. van der Spiegel, 9) Testateurs St. Nicolaasgasthuis 1464-1575, drs. Ronald van der Spiegel. In: Ons Voorgeslacht, jrg. 63 (2008), 10) Repertorium op de lenen van de hofstad te Hontshol, 1253-1770, C. Hoek. In: Ons Voorgeslacht, jrg. 27 (1972), 11) Repertorium op de lenen van de abdij Egmond, 1174-1650, J.C. Kort. In: Ons Voorgeslacht, jrg. 53 (1998), 12) Repertorium op de lenen van de Lek en Polanen gelegen in Delfland, Schieland, op het eiland IJsselmonde en in de Lek, ca. 1290-1650, C. Hoek. In: Ons Voorgeslacht, jrg. 35, 37, 40 en 44 (1980, 1982, 1985 en 1989), 13) Register van de Heilige Geest te Naaldwijk, C. Hoek. In: Jaarboek Ons Voorgeslacht 1961, 14) Acten betreffende Delfland (1303-1632), C. Hoek. In: Ons Voorgeslacht, jrg. 52 (1997), 15) dwc.knaw.nl, 16) Texts and Studies about Louvain Humanists in the first half of the XVIth Century (Monumenta Humanistica Lovaniensa), Henry de Voocht, 1934, 17) haagsgemeentearchief.nl

Ongedateerd: Heinric Heinricsz die Duvel schenkt aan de Heijlighen Geest 2 morgen land te Naaldwijk in een kamp van 16 hond, genaamd Coppen land, waarvan de overige 4 hond door Mees Heinricsz in leen gehouden wordt van de heer van Naaldwijk, belend ten oosten de erfgenamen van Tijelman van Heemskerck, ten zuiden Jan van den Tzaerts, ten westen Mees Heinricsz met zijn leen, ten noorden de groene weg. 

Ongedateerd: De vrouwe van den Poel schenkt aan de Heijlighen Geest een rente van 6 sc. 8 d. verzekerd op 8 hond land waarop vroeger Dirc Jelle woonde en daarna Aelbaren Jelle. Dit land is geschonken aan de Heijlighen Geest door de heer van Naaldwijk terwijl Reijnier Jacobsz en Mees Heinricsz hun rechten op dit land afstonden.

Op 6 februari 1473 koopt Mees Heijnricxz van Dirck van Bossch Pietersz de helft van 16 morgen land in Zoeterwoude, de helft van twee percelen elk groot 1 morgen in Voorschoten en de helft van ½ morgen broekland aldaar. Op 10 november 1473 verkoopt hij dat land aan het klooster Sint Anna te Delft.

Op 10 mei 1475 verkopen Gerrit Harpersz, Claes Willemsz en Mees Heinricsz kerkmeesters te Naaldwijk, met toestemming van Heinric heer van Naaldwijk en Capellen, erfmaarschalk van Holland, aan de Heijlighen Geest meerdere renten om de schade van de brand te delgen.

Bertelmeeus Heijnricxz houdt van Lek en Polanen in leen 2 morgen land met een woning te Monster genoemd Roenburch (1475) of Roemburch (1483). Op 5 april 1521 is Willem Bertelmeeusz beleend met 2 morgen land mat een woning in Monster, bij dode van zijn vader Bertelmeeus Heijnricxsz.

Bortelmeus Heijnricxz is op 14 februari 1477 beleend 5 hond land in de Noordinge na overdracht door zijn broer heer Dirck Heijnricxz, priester. Op 11 april 1521 Willem Bortelmeesz.
Op 15 februari 1477 verkopen Gerrit Harp’z, Jacob Kerstantsz, Bertelmees Heinricz en Pieter Jansz kerkmeesters te Naaldwijk, met toestemming van Heinric, heer van Naaldwijk en Capelle, erfmaarschalk van Holland, patroon van de kerk aldaar, aan Jan Gerritz en Claes Harp’s heilige geestmeesters aldaar, o.m. het ¼ gedeelte van de bovengenoemde 7 hond land, gelegen op de geest, geschonken door Willem Pietersz.

Op 4 september 1486 doet Meester Thomas Dircsz van Medenblick uitspraak tussen heer meester Jan Willem Jansz, commandeur van het klooster van Sint Jan te Hairlem van hospitaliers van Sint Jan van Jherusalem, en diens rentmeester Bartholomees Heijnricxz. Hij bepaalt dat de rentmeester 7 jaar lang aan de commandeur zal leveren 3 hoet tarwe en 1 zak witte erwten, waarvoor hij gedurende deze periode de huur zal ontvangen van 14 morgen land te Monster, eigendom van het klooster en verpacht aan Dirc Mertienz. Mocht het land kleiner zijn dan zal de rentmeester jaarlijks 3 pond hollands 1 stuiver korten voor 1 morgen en 23 stuiver voor ½ morgen. Bovendien zal hij het eerste jaar de commandeur korten 5 pond groot vlaems, de onkosten, die in de herberg worden gemaakt moet hij aan de commandeur voorschieten. Gedaan ten huize van Clais Gerritsz van Polenborch in de Haghe in diens aanwezigheid en van heer Pieter die Vrijese.

Op ? (tussen 1496 en 1520) is Bertelmeus Heijnricxz beleend met 2½ morgen land in Borgerdijck. Op 17 juni 1520 Meester Maertijn Bertelmeusz, doctor in de theologie, hulde door zijn broer Willem Bertelmeusz, bij dode van zijn vader Bertelmeus Heijnricxz. Op 28 april 1521 (? zou 1526 moeten zijn) Jan Willem Meesz bij dode van zijn vader Willem Meesz, die kort na zijn broer meester Maertijn stierf.

Op 15 juni 1494 huurt Mees Heijnricxz 14 morgen land in de Poeldijck te Monster van de commandeur van Sint Jansklooster te Haerlem voor 10 jaar met ingang van 1 januari 1494 tegen 13 zakken tarwe en 1 hoet gerst.

Op 1 juli 1497 koopt Bartholomees Hendriksz van Claas Claasz een rente van 1 pond verzekerd op een huis, erf en boomgaard gelegen in Naaldwijk. Deze rente verkoopt hij 8 april 1499 aan het Kapittel te Naaldwijk.

Op 25 maart 1500 oorkonden de schepenen in Monster dat Cornelijs Adriaensz een rente verkoopt aan Bartelmees Heijnricxz van 2 rijnsgulden van 40 groot, verzekerd op Colijns woning te Monster, namelijk 4 morgen land van de Memorij in den Hage. Op 31 maart 1501 verkoopt Bertolmees Henricksz te Naeldwijck deze rente weer aan de heer Sijmon van Zaenen.

Op 1 maart 1501 verkopen Meester Claes Jacobsz en Barbara Jacobsdochter met hun voogden Dirck Jansz, Mees Henricksz en Willem Dircksz aan Bertolmees Henrijcksz te Naeldwijck een jaarrente van 4 pond hollands, verzekerd op 2 morgen land in het Honterlant, verpacht aan Gerijt Vriesensz.
Op 7 mei 1501 verkopen dezelfden aan Bartolmees Henricsz te Naeldwijc 3 morgen land in Honterlant, gelegen tussen de Maesdijck en de Oudendijck. De twee zuidelijkste morgen zijn belast met een jaarrente van 4 pond hollands ten behoeve van de koper en de noordelijkste morgen met een jaarrente van 3 pond hollands, die door Tijeman Willemsz is vermaakt aan de heilige geest van ’s Gravenzande. Dit land hebben zij geërfd van hun ouders Jacob Tijemansz en Marijgen en van hun stiefvader Cornelis Buijs. Bezegeld door meester Jacob Hoeck, doctor in de godgeleerdheid en deken van Naeldwijck, en Jan die Burchgraeff Jansz.

Op 31 augustus 1502 huren Mees Heinricksz, Sijmon Hugesz en Jan Bloom van de Oude Gasthuismeesters tot Delft 5 morgen land, zoals Jan Pieter Adriaensz dat als laatste gebruikt heeft, gelegen in de ban van Naaldwijk, voor 15 pond Hollands per jaar, voor 20 jaren, ingaande 1503. Gezegeld door Mees Henricksz. en Jan dije Burchgrave.

Op 16 februari 1503 (= 1504) wijst het Hof van Holland vonnis in verband met een procedure tussen Meeus Henrijcxz en Willem Coppertsz, waarbij Meeus in beroep is gekomen tegen een vonnis van baljuw en mannen van Naaldwijk aangaande een huis, dat eiser met verweerder gemeen heeft in het dorp van Naaldwijk. Het huis zal in het openbaar worden verkocht.

Op 28 juli 1505 wijst het Hof van Holland vonnis in het geding tussen Simon van der Meer en Meeus Heinricsz.

Op ? 15? is Bartholomeus Hendriksz, rentmeester, beleend met de helft van een weer van 472 morgen 1772 roeden in het nieuwland van ’s Gravenzande, strekkend van de nieuwe dijk tot de Noordlandse dijk. Op 6 december 1520 Willem Bartholomeusz, rentmeester in Delfland en Rijnland, bij dode van Bartholmeus Hendriksz, zijn vader, te komen op Dirk zijn zoon.

In het testament van Bertelmees Henricsz en Baertgen vermaakt Bertelmees aan het Kapittel te Naaldwijk ten behoeve van het Onze Lieve Vrouwenlof in de parochiekerk van Naaldwijk 53 schellingen Hollands per jaar, waarvan 8 schellingen op een huis en erf gelegen in Naaldwijk, toebehorende aan Jacob Aerntsz en 45 schellingen op twee huizen, erven en geboomten toebehorende aan Gerijt Michiels Snijder en Geertruijt Cronqerts, ook gelegen Naaldwijk. Bij het overlijden van Baertgen, op 13 maart 1508, vermaakt Mees Henricxz voor hen beiden aan het Kapittel een halve morgen, gemeent met Gerijt Claesz’ weduwe op Hontsholtredijc, aan de Heilige Geest de helft van de Hogewerff op de geest, groot 14 hond met dezelfde Heilige Geest, bruiker Gerijt Adriaensz, aan het Godshuis 10 schellingen per jaar op een huis en erf van Joost Willemsz aan de rooster van het kerkhog. Voor de eeuwige memorie te houden in de Sint Jacobskerk te ’s Gravenhage op Sint Gregoriusdag 1509 ten behoeve van Baerte Mees Heijnricksz wijff bewijst Mees Heijnricksz twee pond Hollands met een schepenbrief op het huis van Claes Klinkaert op de Voldersgracht. Mees vermaakt nog twee pond anno 1520.

Zij wonen tot circa 1509 te Naaldwijk, nadien in ’s Gravenhage.

Op 1 mei 1511 verklaart Adriaen Adriaansd weduwe van Jorijs Jacobsz Nijetap aan de Heijlighen Geest schuldig te zijn een rente van 1 lb., geschonken door Katrijn haar man’s eerste vrouw en verzekerd op haar huis te Naaldwijk. Dit huis is reeds belast met 2 renten, n.l. 25 st. ten behoeve van Mees Henricsz en 15 st. ten behoeve van Kers Jacobsz. 

Op 31 december 1512 is in het erfhuurboek van ’s-Gravenhage en Haagambacht vermeldt dat Bertelmees Heynrijckzoen twee percelen in eigendom heeft, gelegen tussen de Jan Hendrikstraat en de Kerkstraat (de latere Schoolstraat), waarvoor hij elk één denarie erfhuur betaalt.

Op 15 mei 1514 is een brief opgesteld van Bertelmees Heijnrijckz inhoudende tweevijfde deel van 7 morgen land in Monsterambacht. De brief is onderdeel van de boedelpapieren van Willem Meesz, die zijn toegevallen aan zijn zoon Jacob Willemsz van Dorp.

Op 29 juni 1515 koopt Mees Heijnrixz van Jan en Willem, Aernt Claesz kinderen, een rente van 10 pond Hollands, verzekerd op 4½ morgen land te Monster.

Bartholomeus zegelt als schepen van ’s Gravenhage met drie afgerukte leeuwekoppen. Links zijn zegel uit 1515 met opschrift S*MEEUS HE….SOON.

Bij de bespreking van Dorpii Vita – de levensbeschrijving van Martinus Dorpius – is sprake van een brief aan Erasmus van 28 november 1519, waarin Martinus van zijn vader Bartholomeus zegt ‘vir senex ac pene octogeniarius’ i.e. een bejaarde man, bijna 80 jaar oud.

Er zijn aanwijzingen dat Baertgen behoort tot de tak van de familie Egmond. Op de eerste plaats is haar man en later ook haar zoon rentmeester van de abdij van Egmond. Daarnaast blijkt Jacob Willemsz van Dorp, een van hun kleinkinderen, als schepen en burgmeester van ’s Gravenhage het Van Egmondwapen te voeren. Hij zegelt met een gevierendeeld wapen, waarvan het eerste en het vierde kwartier het familiewapen weergeven, namelijk in zwart de roodgetonde zilveren leeuwekoppen. Het derde kwartier komt wisselednd voor, te weten doorsneden van goud en zwart en een in twee rijen van rood en zilver geschaakt Sint Andrieskruis daaroverheen (Van der Dussen) of in goud een zwarte dwarsbalk en een in twee rijen van rood en zilver geschaakt Sint Andrieskruis over allen heen (Van IJsselsteijn). Het tweede kwartier geeft het Van Egmondwapen weer, gekeperd van goud en rood van twaalf stukken.

 

Uit dit huwelijk:

Adriaentgen Bartholomeus. Gehuwd met Jacob Mathijsz, overleden > 3 november 1528

Machtelt Meesen van Dorp

Henrick Bartholomeusz. Gehuwd met Geertgen Claes

Maarten van Dorp (alias Martinus Dorpius), Nederlands humanist, dichter en theoloog, hoogleraar Wijsbegeerte op het Leliecollege te Leuven, pastoort te Overschie (vanaf 1511-1512), kapelaan van een kapelanie gevestigd op het altaar van de Heilige Jeroen in de parochiekerk van Noordwijk (vanaf 1513-1514), doctor in de theologie (1515), president van het Heilige Geestcollege (4 september 1515), hoogleraar Theologie aan de Universiteit van Leuven (30 september 1515), decaan aan de Theologische faculteit (1517), rector van de Universiteit van Leuven (1523), geboren 1485 te Naaldwijk, overleden 31 mei 1525 te Leuven (B), begraven in het Karthuizerklooster te Leuven (B)

NN Bartholomeusz, broeder in St. Hieronimusdal te Delft

Willem Meusz, tesorier (1514-1516), vroedschap (1525-1526), weesmeester (1521-1526) te ’s Gravenhage, ontvanger van het Hoogheemraadschap van Delfland (1510-1516), rentmeester van het Sint Nicolaasgasthuis te ’s Gravenhage (1513-1524, 1526), rentmeester van de Abdij van Egmond (1510-1520, 1526), rentmeester van de Heer van Naaldwijk (ca. 1516), leenman van de Abdij van Egmond, overleden 2 februari 1526 te (?) ’s Gravenhage. Gehuwd met Beatris Jan Doez Pauw, overleden < 28 april 1526