Both, Volcken Gerritsz (ca. 1490-1559/65)

Volcken Gerritsz Both, kerkmeester van Onze Lieve Vrouwenkapel te Amersfoort (1541), zoon van Gerrit Volckensz Both en Grietje Hendricks Botter, geboren ca. 1490, overleden 1559-1565

Gehuwd met

Belia Gerrits, dochter van Gerrit Pietersz Stam en Wendelmoet van Zijl, overleden 1514-1515

Gehuwd met

Willemtgen Thomas, dochter van Thomas Isaacx, overleden 1542-1547

 

Bronnen: 1) archiefeemland.nl, 2) C.N. Fehrmann, De Utrechtse klokgieters en hun verwanten. In: Klokken en Klokkengieters. Bijdragen tot de Camanologie. Historische Commissie van de Nederlandse Klokkenspel-Vereniging, 1963, 3) razu.nl, 4) NT00061_45. Nadere Toegang op inv. nr 45 uit de Collectie Digitale Bronnen (61). M.S.F. Kemp, Februari 2018. Regionaal Historisch Centrum Zuidoost Utrecht

NB: Van enkele acten voor 12 september 1522 is niet zeker of het de juiste Volcken Both betreft. Dan is sprake van ‘dode Volcken Both haer vader saliger gedachten’. Dit betreft Volcken Both gehuwd met Hillegont NN. Dit is waarschijnlijk Volcken Both, zoon van Peter Both, en dus zijn neef.

(?) Op 14 maart 1517 ‘septeima post reminiscere’ Jacop Janss ende sijn wijff hebben opgegeven ende opgedragen aan Meijster Evert van Lieler, den eijgendom vande husijnge ende huerweer vander hoffstede gelegen indie Langstraet, behoudelick Volcken Bot een pont 9 scellinge vande hofstede des jaers.

Op 6 juli 1519 ‘quarta post Martini Translatio’ Gerijt Bot Volckensz heeft gemaickt nae sijnre doet gelijck te comen ende erven op Volcken sijn zoen ende op Mergriet sijn dochter all sulc goet hij nae sijnre doet achter laten sall. Beheltelick dat sij betalen ende uut reycken zullen all sulc testament ende besprek als hij maken off bespreken sall, mit voirwerden de des niet achtervolgende ende woude de sell sijn erffnisse vervallen wesen aen degeen de des achter volget, ende dese maick altijt te vermeren ende te vermijnderen alst hem gelieft ende den breeff in sijnen handen.

(?) Op 11 oktober 1520 ‘quinta post Victoris’ Volcken Bot heeft beliet iairlix te renten dre Rins gulden 16 Hollantsche stuver de weerde dair voir aan Roloff Wouters. Te betalen iairlix Lamberti te lossen de penninc 16 an alle Hollantsche paijment mit de onbetaelde verscenen renten na beloip der tijd.

(?) Op 9 maart 1521 ‘etem septima ante Letare’ verkoopt Volcken Bot een steen van diamant aan Aert van Hulst. Barbara van Renen ende Eerst van Oudenbornevelt hebben getuijcht etc dat zij daer bij ende over gewijst hebben dat Volcken Bot vercoft heeft Aert van Hulst een steen van diamant.

Op 13 maart 1523 ‘sexta ante Letare’ Volcken Bot ende Willam sijn wijff hebben te goede gescouden allsulcke recht ende toe seggen sij hebben aen de rechte helft van een stuc lants buten de Utrechsche Poirt, overgedragen door Dijrck Dijrckz ende Cornelia sijn wijff (zus en zwager van Volcken). Op dezelfde dag verklaren Volcken Bot ende Willam sijn wijff hebben belijt sculdich te wesen aan Dijrck Dijrckz ende Cornelia sijn wijff tot behoeff sijn dochter de hij bij Peter van Westrenen dochter behouden heeft, 25 Rijnssche gulden current sestien 16 Badensche braspenningen off paijment der weerde daer voir. Als onderpand ‘uut all sulc goet sij hebben off vercrigen moegen inden gericht van Amersfoert’. Mit voirwerden dat sij de gelden onder houden moegen ende geven Dijrck voirscreven tot behoeff dat kijnt (ten behoeve van dat kind) voirscreven daer jairlix ofte reijnten (daarvan jaarlijks te renten) van 20 penningen eens solvidur (betalen) jairlix mitte onbetaelde reijnten  ter tijt hoe sij de principaell hoeff som (hoofdsom) betaelt hebben mit de onbetaelde reijnten nae beloip der tijt (na verloop van tijd).
Op 15 juli 1523 ‘quarta post Margarethe’ Volcken Bot ende Willam sijn wijff hebben gemaickt aan Anna, Thomas IJsackz dochter, zijns wijffs zuster, thebben half all suls goet hoir aen gecomen is ende aen bestorven is van doede Thomas voirscreven.

Op 18 oktober 1525 ‘quarta ipso die Lucie’ Peter van Herdevelt tot behoef den armen die Pot van Jacop van Dolre als een overste burgermeister ende van wegen Gerit van Dashorst erfgenamen opgegeven ende opgedragen. Ende des voirscreven eijgendom is vercoft ende mit allen recht verwonnen voer 17 gaude Leuwen jairlixs renten den Armen van die Pot daer uijt hebben ende 16 jaer achterstallige pachten ende hier of is kont ende wert gedaen Ijtgen Gerit Van Dashorst wedue ende Alijt haer dochter ende Jan Janz Margriet haer dochter man geweest is ende de momber van zijn onmondige kinderen Evert Albertz Thonis Bernt schoen zoen ende Hilitgen Willem Goertz wedue als erfgenamen van Gerit van Dashorst ende oick is kont ende wert gedaen Jaop Thoniss alzoe ende Volcken Bot ende Heijnrick van Westrenen als erfgenamen van Gerit Bot ende Beatruijt Pijels als erfgenamen van Jan Pijel haer broder of zij enich opseggen recht ofte toeseggen mochten hebben aen den voerscreven hofstede in enige wijse.

Op 2 maart 1527 ‘septima post Mathie’ Evert Bartz ende Weijm zijn wijf scelden te goede Volcken Bot ende Willem zijn wijf alsulcke recht ende toeseggen zij hebben aen een hof de helft gelegen op Blomendal.
Op 2 juli 1527 ’tertia Visitationis Marie’ Gerit Diricxz ende Anna zijn wijf scelden te goede Volcken Bot ende Willem zijn wijf die helft van een hofste gelegen op Havick gemeen mit Volcken Bot.

Op 9 april 1530 ontvangt Willemtgen Thomas Isaacx, huijsvrouw van Volcken Bott 2 ackers in Emenesse van St. Jan te Utrecht. Op 28 maart 1547 Thomas Folckenss Bott 2 ackers in Eemenesse na dode van zijn moeder huijsvrouw van Folcken Bott.

Op 21 juni 1540 ‘secunda ante Johannis Baptiste’ Volcken Bot en zijn wijf Willemtgen lenen 3 Philippusguldens te lossen de penning 20 aan Arijs van Westrenen en zijn wijf Alijdt.
Op 29 oktober 1540 Tonis Brant, momber van Dirick, Harmgen, Stijngen en Merrijtgen Dirickss, onmondige kinderen van zaliger Dirick Dirickss, voor een vierde deel, Volken Bot Gerritss, voor een vierde deel van vaderswege, Henrick Sael Janss en Arijs Bot Peterss, elk voor een vierde deel van moeders wege. Zij verkopen aan Cornelis Hesselss en zijn vrouw Fensgen het achtste deel van 5½ dammaten land, genaamd Die Brede Haer in de Haar.

Op 10 maart 1541 ‘donderdag post Invocavit’ heeft Volcken Bot en zijn wijf Willem deze rente overgegeven aan Meus Petersoen ten behoeve van de Sint Anna Capel.
Op 16 september 1541 ‘sexta in profesto Lamberti’ geven zij de rente over aan de heren deken en het capittel van de Sint Joriskerck. Als Gerijt van Westrenen en zijn wijf Henrickgen en Andries van Westrenen en zijn wijf Alijdt enige hinder, schade of gebrek kregen aan het land dat Volcken en zijn wijf hadden liggen op Hamertfelt en dat Geijt en Andries gekocht had van wijlen Gerijt Volckensoen, dat zij de schade verhalen kunnen aan het goed dat Volcken en zijn wijf bezitten.

Op 28 augustus 1542 ‘secunda in profesto Decollationis Jois’ schelden Volcken Both en zijn wijf de helft van negen gouden arnoldusgulden aan erfelijke rente tegoed die zij jaarlijks van Henrick Pot en zijn wijf Jacopgen hebben uit het huis en hofstede gelegen aan Den Hoff waar genoemde Henrick inwoont.
Op 11 oktober 1542 ‘quarta post Victoris’ Volcken Bot en zijn wijf Willemtgen hebben verklaard dat zij Alijdt en Jannitgen, Wulfer Verhoeren twee dochters, zo lang deze leven zullen en niet langer, verkocht hebben het huis hof hofstede en werf vooraan gelegen op Havick. Met de voorwaarde dat Alijdt en Jannitgen gedurende hun leven dit huis wanddicht en dakdicht houden op hun kosten en dat zij dit huis hof hofstede en werf hun levenlang gebruiken zullen zonder iets daarvoor te geven, zo zij Volcken daarvoor eerder vier en vijftig karolusgulden betaald hebben. Volcken met zijn wijf hebben verder verklaard dat zij Alijdt en Jannitgen dit huis altijd vrijwaren zullen van de commer of rente die daaruit zouden mogen gaan. Als Alijdt en Jannitgen gedurende hun leven ooit enige hinder schade of gebrek kregen, dan zullen zij de schade altijd mogen verhalen aan alle goed dat Volcken en zijn wijf hebben of nog verkrijgen mogen in het gerecht van Amersfoort.

Op 18 april 1543 ‘quarta post Tiburtii’ verklaren Gherijt van Westrenen en Frans Bot, als twee vierdelen van vaderszijde, Loich Hermansoen en Herman Botter, als twee vierendelen van moederszijde, van het nagelaten kind van zalige Andries van Westrenen, en Splijnter van Westrenen als momber van dit kind, gezamenlijk dat als Alijd weduwe Andries van Westrenen of haar erfgenamen enige hinder of schade krijgen van iemand met rechten op de helft van zestig philippusgulden die Alijdt met haar man op maandag voor Johannis Baptiste anno 1540 aan Volcken Bot en zijn huisvrouw Willemtgen voor het gerecht van Amersfoort in zegel en brief beleden hebben, dat zij dan die schade altijt zullen mogen verhalen aan alle goed dat het onmondige kind in het genoemde gerecht, behalve als deze helft van deze belijding afgelost is, dan zal deze verhaling dood en teniet wezen.

Op 7 september 1553 verkoopt Volcken Both de helft van een hofstede gelegen achter Sint Aechten Convent, gemeen met zijn kinderen, aan Anthonis Buijs en zijn vrouw Alijdt.

Op 21 februari 1559 verkoopt Volcken Both de helft van vier cameren gelegen op Havik aan zijn zoon Thomas Both. Volcken Both behoudt zijn lijftocht.

Op 5 en 10 september 1565 zijn de erfgenamen van Volcken Both genoemd als belenders aan een stuk land genaamd ‘den Hoogen Camp’ gelegen in Bloemendalre Eijng.

In 1575 wordt Anna Volckensdochter Bot, dochter van Volcken Bot, ingeschreven in de weeskamer te Amersfoort.

 

Uit het 2e huwelijk:

Thomas Both

Anna Both, overleden 1575