Both, Thomas (ca. 1530-1593)

Thomas Both, klok- en geschutgieter, busmeester van Utrecht (1576), zoon van Volcken Gerritsz Both en Willemtgen Thomas, geboren ca. 1530, november-december 1593

Gehuwd < 19 augustus 1552 met

Cornelia Hendricks de Borch, dochter van Hendrick Egbertsz de Borch en Antonia NN, overleden augustus 1597 (overluid 11 augustus 1597 te Utrecht)

 

Bronnen: 1) hetutrechtsarchief.nl, 2) archiefeemland.nl, 3) Recepta ex pulsatione campanarum in funeribus defunctorum. Archief domkapittel no 651 (fabrieksrekeningen) en 702, Simon den Daas. Utrecht, 2012, 4) C.N. Fehrmann, De Utrechtse klokgieters en hun verwanten. In: Klokken en Klokkengieters. Bijdragen tot de Camanologie. Historische Commissie van de Nederlandse Klokkenspel-Vereniging, 1963, 5) razu.nl, 6) NT00061_45. Nadere Toegang op inv. nr 45 uit de Collectie Digitale Bronnen (61). M.S.F. Kemp, Februari 2018. Regionaal Historisch Centrum Zuidoost Utrecht

Thomas Both heeft het vak van klokkengieter mogelijk geleerd bij Jan Tolhuis, stiefvader van zijn vrouw Cornelia. De naam van Thomas komt namelijk pas na de dood van Jan Tolhuis, omstreeks 1558, op klokken voor. Klokken van Thomas Both dateren uit de periode 1562-1593. Daaronder bevindt zich ook de beiaard van het Brabantse Heusden uit 1589-1590. Daarna giet hij spellen voor Oudewater, Tholen en Vlissingen. De kwaliteit van de klokken is echter onvoldoende om een beiaard te kunnen vormen. Toch heeft hij een grote productie. Dat geldt ook voor het geschut dat hij giet. Thomas heeft in 1569 samengewerkt met Willem van Aelten. (bron: C.N. Fehrmann. Klokken en klokkengieters, 1963).

Op 19 augustus 1552 verkopen Thomas Volckensz Both en zijn vrouw Cornelia aan Gerijt Foel en zijn vrouw Geertruijt, een rentebrief van 2½ gouden aernoldusgulden, die Elijas Lumansz en zijn vrouw Elizabeth aan ene Jan Botter en zijn vrouw Alijdt ‘des woensdaeghe nae Sint Mathijs dach apostel (1 maart) 1458 toegekend hebben.

Op 21 februari 1559 verkoopt Volcken Both de helft van vier cameren gelegen op Havik aan zijn zoon Thomas Both. Volcken Both behoudt zijn lijftocht.

Op 21 oktober 1562 te Amersfoort verkopen Thomas Both ende Neeltgen zijn huisvrouw voor drie delen, en Peter Peuten Meijnsz ende Anna zijn huisvrouw voor een vierendeel, aan Cornelis Jansz Opt zoet ende Sophia zijn huijsvrouw, die alinge huijsinge staende op Havik ende noch twee huizingen daer achter staande. Ende dit te laste van twee golden gulden ’t jaers die Sinte Pieters Gasthuijs in verloop daaruit narens inholt hare brieven met voorwaarden dat Jannitgen Wolferts, voornoemd in de huijsinge die zijne te tijt hebbend ende gebruikt, daerinne blijven sal hare leven lanck.

Op 16 februari 1568 lenen Thomas Both en zijn vrouw Cornelia dochter van meester Henricx, van Marritgen Guertsdochter, een rente van 6 carolusgulden jaarlijks af te lossen met 100 carolus gulden. Als onderpand de helft van een camp land gelegen buiten de Coppel, waarvan Peter Peter Meijnzoon de andere helft toebehoort.

In 1576 ontvangt Thomas Both dertien ponden en 16 schellingen uitbetaald ‘vandag hij gewerkt heeft met drie knechts, geschut van de plaats te brengen op de bolwerken’.

In 1577: Ite Tho Both canonnier ende busgieter 4 pond ende dat voor een vat bier geschonken in ’t gieten van de vier stukken geschut.

Op 16 januari 1584 attesteert Thomas Both, clockgieter, wonende te Uijtrecht, dat ongeveer een jaar geleden een zeker Simen Jansz van Hoorn in Amsterdam aan Ghijsbert Ponsz van Weerder, requirant, had gevraagd een briefje mee te nemen waarmee hij in Utrecht geld zou ontvangen, waarna Simen binnen 14 dagen of 3 weken zijn dingen zou voldoen.

Op 12 oktober 1586 verschijnt te Arnhem Everth Isebrants van Scherpenseell, zich mede sterk makende voor Thomas Both, potentiavit R. Sluijsken en Engell then Nuijenhuijss in de zaak die hij te doen heeft tegen Johan Steck et porro in omnibus.

In 1587 een verklaring van mr. Peter Wijborch, organist van den Dom, en mr. Hendrick Cornelisz, organist in de St. Jacobskerk, aangaande de qualiteit van het beier- en speelwerk in den toren en van mr. Thomas Both, dat hij een der klokjes daarvan zal verbeteren.

In 1588 sluiten mr. Thomas Both en den burgemeester van Elburg Eernst Reeffs een contract over de levering van twee stukken geschut ten behoeve van de stad Elburg.

Op 27 februari 1591 een betaalopdracht van 100 gulden ten behoeve van Thomas Both vanwege Claes Petersz de Vogeler voor zaker ransoen van middelen in 1586.
Op 29 september 1591 een contract met meester Thomas Both om uit de grootste klok hangende in de Lieve Vrouwetoren, twee stukken geschut te gieten.
Op 8 december 1591 een afrekening met meester Thomas Both voor de levering van een veldslang (geschut).

Op 21 juli 1592 verkrijgen Thomas Both, clockengieter, en de erfgenamen van Wouter van Leeuwen van Lubbert van Parijs van Zuijdoort een borgtocht voor betaling van f 400-0-0 aan de weduwe en erfgenamen van Willem Verbeeck, gevestigd op land in Heicop, door Lubbert overgenomen van Thomas Both, klokkengieter te Utrecht. Het land was eerder eigendom van Goort van Zuijdoort, broer Aernt van Leeuwen verzoekt namens Thomas Both, zijn schoonvader, en namens de boedel van zijn overleden broer Wouter van Leeuwen om deze akte.

Op 27 juni 1593 attesteren Thomas Both, omtrent 63 jaar, clockgieter, wonende te Uijtrecht, en Ghijsbertgen Roeloffs, omtrent 73 jaar, dat Evert de Wijs, vader van Geertuijt Evert de Wijsen, als weduwenaar lange tijd verbleef bij Egbert in ’t Spoortgen in de Rietsteeg en dat hij gedurende zijn verblijf daar getrouwd is met Margrieta Egberts, dochter van Egbert in ’t Spoortgen en moeder van rekwirante. Margrieta Egberts was van onbesproken gedrag en heeft voor haar huwelijk geen kinderen gekregen.

In de rekening van den kannunik Johannes van Grovesteijn, aanvangende 1593, remigii, is opgenomen: Item in funere et obitu magistri Thome Both est bis pulsata Maria – VIII flor.

Op 15 februari 1594 lenen Peter Gijsbertsz Emenesser ende Gerbrich sijn huijsfrou, van de weduwe van zaliger Thomas Both, een jaer rente van vijffentwintich gulden te lossen mit vijr hondert gulden hoofdsomme.
Op 23 februari 1594 lenen Peter Gijsbertsz Emenesser, deser stadsborger, ende Beatrix sijn huijsfrou, mit handen haermans ende wettige voochts verplagen beleden ende bekenden tsament ende elcx bijsonder over huer ende hueren erfgenamen, van Cornelia Henricksdochter van de Burch weduwe ende boedelharster van zaliger meester Thomas Both, in sijnen leven clockgieter, borger, vijffende twijntich Carolus gulden tot twijntich stuijvers elcke gulden gereeckent, te lossen met de somme van vijer hondert gulden.

Op 1 juni 1594 wordt Johan van Gelder, weerdt in ’t Bonte Peerdt te Uijtrecht, aangesteld om voor de deken en kapittel van St. Jan te Utrecht ten behoeve van Cornelia Henricx, weduwe van Thomas Both in leven klokkengieter, te transporteren de erfpacht en beterschap van tien morgen land gelegen in 32 morgen land of twee hoeven land genaamd Oude Geijn, om van Ghijsbert Jansz van Schaijck achterstallige pacht te innen en van Ghijsbrecht Otto Pieck, secretaris te Beesd, verantwoording te vragen en inkomsten uit land in Beesd en Rhenoij te innen en zo nodig rechtsmiddelen te gebruiken.

Op 13 september 1595 een brief van de gedeputeerde staten van Vriesland aan de gedeputeerde staten van stad en lande Groningen, over de betaling van twee cartouwen in 1580 door meester Thomas Both, bussegieter te Utrecht, geleverd.
In 1595 is Cornelia Hendricksdr, weduwe van Thomas Both, beleend met de ridderhofstad Oudegein inclusief bijhorende landerijen, tienden en andere recht.

In de rekening van den kannunik Johannes van den Berch, aanvangende 1596, remigii, is opgenomen: Item eodem (XIa Augusti) die in obitu et funere magistri Cornelie, Henrici Van der Borch, vidue Thome Both, bis Maria – VIII flor.

In 1598 zijn Gerrit Both en zijn broers en zuster beleend met de helft van het goed Oudegein, na de dood van Cornelia Hendricksdr, weduwe van hun grootvader Thomas Both.

 

Uit dit huwelijk:

Hendrick Both

Willempje Both, overleden augustus 1592 (overluid 6 augustus 1592 te Utrecht). Gehuwd met Aert Jansz van Leeuwen, geboren 1556-1557