Boe, Boudewijn Willemsz van der (ca. 1515-1585)

Boudewijn Willemsz van der Boe, notaris te Den Haag (1545), schepen van Den Haag (1553-1555), commies van de Hollandse Rekenkamer (1554), rekenmeester van Gelre te Arnhem (1559), raad en rekenmeester van de keizer te Zutphen (1561), rekenmeester te Roermond (1580), geboren ca. 1515, overleden 1585 te Roermond

Gehuwd met

Alidth Booth, dochter van Aernt Booth en Geertruijd Gijsberts van Leeuwen, begraven 7 augustus 1558 te Den Haag

Gehuwd met

Margareta van Heerde, overleden > 12 december 1597

 

Bronnen: 1) haagsgemeentearchief.nl, 2) Prosopografische gegevens betreffende de lokale Haagse politieke elite tot in 1572, Fred van Kan, 3) Vermeldingen van Boudewijn Willemsz van de Boe. Franz Salzborn, Mei 2011, 4) geldersarchief.nl, 5) nationaalarchief.nl, 6) hogenda.nl, 7) Regesten Oud Archief Den Haag, drs. Ronald A. van der Spiegel, 8) Regesten Memorie Sint Jacobskerk, drs. Ronald A. van der Spiegel, 9) De oudste giftboeken van Matenesse, C. Hoek. In: Ons Voorgeslacht, jrg. 15 (1960), 10) Acten betreffende Vlaardingen in diverse archieven, C.Hoek. In: Ons Voorgeslacht, jrg. 45 (1990), 11) Archief Staten van Holland vóór 1572, Kohier van de 10e penning van 1553, Inventaris nummer 813, Vlaardinger-ambacht. Anthonius van der Tuijn te Rhoon, 12) Archief Staten van Holland vóór 1572, Kohier van de 10e penning van 1558, Inventaris nummer 1136, Vlaardingerambacht. Anthonius van der Tuijn te Rhoon, 13) 10e Penning Vlaardingerambacht 1561, A.M. Verbeek. In: Ons Voorgeslacht, jrg. 41 (1986), 14) De lenen van de hofstede IJsselstein, 1310-1656, J.C. Kort. In: Ons Voorgeslacht, jrg. 38 (1983), 15) Alphabetische lijst der notarissen 1525-1600. In: Die Haghe. Bijdragen en mededelingen, 1902, 16) heturechtsarchief.nl, 17) De Navorscher, 42e jaargang. H.C.A. Thieme, Nijmegen, 1892, 18) Register op de Leenaktenboeken van Gelre en Zutphen. Het Kwartier Arnhem, J.J.S. Sloet en J.S. van Veen, 1917, 19) Booth. In: Beschrijvinge der stad Dordrecht, Matthijs Balen Jansz, 1677, pag. 997-1004, 20) erfgoedcentrumzutphen.nl, 21) verenigdeboten.nl

NB: De afkomst van Boudewijn is niet duidelijk. Een mogelijkheid is Willem Boudijnsz en Machteld Joijstens die voorkomen tussen 1523 en 1537 in de giftboeken van Mathenesse, maar dat is speculeren.

Boudewijn is op 5 oktober 1545 door het Hof van Holland geadmitteerd als notaris te Den Haag.

Op 10 januari 1550 verkoopt Christoffel Gerritsz, deurwaarder van ‘t Hof van Holland, als gemachtigde van Boudewijn Willemsz, notaris, aan Doen Beijensz., poorter te Schiedam, 1/2 morgen land te Oud Matenesse, in een kamp van 3 morgen, gemeen met Doe Beijensz en Willem Claesz priester te Delft met 1 morgen.

Op 1 september 1551 oorkonden schout en schepenen te Vlaerdingen in het ambacht van jonkvrouwe Machtelt van Montfoert, gravindouairière van der Marck, vrouwe van
Naeldwijck en Capelle, dat Quirijn Comelisz verkoopt aan het klooster van Sint Ursula te Delft, met als borgen Cors Woutersz en Adryaen Claesz, wonende in Vlaerdingerambacht, een jaar rente van 2 pond Vlaams, te lossen de penning 16, verzekerd op 3 morgen land aldaar van Cors Woutersz, belend ten zuiden de Woutweg, ten noorden en oosten de woning van Bastiaen Jorisz met bruikwaar, ten westen de woning van Dirck Sijmonsz met bruikwaar, belast met een jaarrente van 3 pond hollands ten behoeve van het Gasthuis te Schiedam, en op 1.5 hond land van Adriaen Claesz te Huijtgenshoek in 5’/2 morgen gemeen met de heer van Arenberghe en Boudewijn Willemsz in den Haghe, belend ten oosten
Cornelis Cornelisz Jongeknecht met eigen en bruikwaar, en westen Willem Ziersz, ten zuiden de Poeldijcse watering en ten noorden de Groene weg.

In het kohier van de 10e penning van Vlaardingerambacht uit 1553 is opgenomen: Idem bruijckt van Bouwen Wijllemsz. in den Haech 7 hont lants, jaers om £ 9-05-00 hollants. Verclaert bij eedt.

Op 13 februari 1554 committeren schout Floris van Dam en gerecht van den Hage, Willem van der Crijep, Sijmon van der Does ende Boudewijn Willemsz, schepenen en Adriaen Mathijszoon, secretaris van den Hage, tot het uitvoeren van een taak.
Op 15 februari 1554 is Baudewijn van der Boe Willemss door koning Karel benoemd tot Commissaris van de Rekenkamer van Holland, Zeeland en Vriesland in den Hage. Deze benoeming is op 28 juli 1556 bevestigd door koning Philips van Castillie.

In 1557 verhuurt Boudewijn Willemsz in den Haech 6½ hont lants mit sijn buitenland in Polder Huijtgenshoeck en 7 hont lants in Polder Den Broeck in Vlaardingerambacht.

In het kohier van de 10e penning van Vlaardingerambacht uit 1558 is opgenomen:

  • Huijtges hoeck: Idem bruijckt van Boudewijn Willemsz in den Haech 6½ hont lants mit sijn buijtelant, jaers om 6-00-00. Verclaert bij eedt,
  • Den Broeck: Bruijckt van Boudewijn Willemsz in den Haech 7 hont lants, jaers om 4½-00-00. Verclaert bij eedt.

Op 9 februari 1559 vindt de oprichting plaats van de rekenkamer van Gelre in Arnhem en de benoeming tot rekenmeesters door koning Philips van Spanje, van Reijer van der Does en Bauduin van der Boe met Dirick van Bueren als auditeur en Gedeon van Houve als klerk. Met een verslag van comissies die Boudewijn voordien voor de koning en zijn vader Karel heeft uitgevoerd.
Op 26 april 1559 is Boudewijn van der Boe beleend met 3 morgen land in Den Haag aan de Denneweg. Hulder is Cornelis van Leeuwen, burger van Utrecht. Op 29 juli 1561 is Jan van Leeuwen, burger van Utrecht, beleend voor Jacob, heer van Cabauw, bij overdracht door mr. Boudewijn van der Boe, raad en rekenmeester van de keizer te Zutfen.

In het kohier van de 10e penning van Vlaardingerambacht uit 1561 is opgenomen: 

  • Die tweede polder genaemt Hoechstadt beginnende van Oesten in westewaert op, van de vrijdom van Vlaerdingen off tot de jurisdictie van Maeslant toe, genaemt Aelkeet, gaende langss den dijck, den offrol van den dijck mede, langs die Maeslantsche wech noortwart op tot Aelkeet voirsz., de wekke landen strecken van den dijck ende Maeslantsche wech over die Poeldijcxe wateringe tot de Groene wech toe: 1/3 van 20 hont H. van Boudewijn Willemsz won. in den Hage, met buitenland – 6 Cgld,
  • Dese navolgende landen beginnen van de Middelcaede off tusschen den Brouckwech en de Geersloot gaende langes den Brouckwech noortwairt op tot Jacob Engelszs lant toe, daer zijn vogelkoye op leijt en die weeren strecken oost ende west: En 7 hont H. van Mr. Boudewijn Willemsz won. in den Hage, met zijn buitenland – 5 Cgld,
  • Dese navolgende landen leggende en streckende tusschen die Ketelwech ende doude Vlarding beginnende van Dirck Roelen lant off, staende aenden houck uan den dijck op tzuijteijnde dair fo. LXIII arto. zo. mentie off gemaect es, gaende langes die Ketelwech noortoestwairt op tot den Harrich wech toe: en 1/5 part van de 5 morgen 2 hont H. van Boudewijn van d(er) Loe Willemsz – 11 Cgld,
  • Die buijtendijcxe landen sorterende onder Vlairdinger Ambacht leggende aende zuijtwestzijde vande Stede van Vlairdingen, genaemt die Groten Vetten Oert, beginnende van tzuijteijnde van Maesland in, voortgaende langs den Hogen Zeedijck tot de vrijdom der Stede van Vlairdingen, streckende van den Hogen Zeedijck off over die Somercade tot inde Maese. Ende dit nae inhout die metinge van Jacob Sluijter, gesworen lantmeter, gedaen, die tgeheele buijtenlandt onder Vlairdinger Ambacht gelegen gemeten heeft gehadt, bleijckende bijde acte dair van zijnde in date inde maent van februario anno XVC een ende tsestich: en 98 roeden H. van Mr. Boudewijn Willemsz in den Hage, opgeschreven in de Brouckpolder fo. 36, ergo hier – niet; En 1 hont 69 roeden 1 voet 7 duim die Adriaen Claesz vsz. H. van Boudewijn Willemsz won. in den Haege, samen met 113 van 20 h. in de polder van Hoechstadt van fo. 8v ergo hier – niet.

Op 12 november 1561 is Boudewijn genoemd bij het transport van het huis Leeuwenburch: ‘Gerrit Boot, Arent Boten soon, Willem van Zuijlen van Nijvelt en Joffrou Aecht Boot sijn huijsvrou, Johan Boot haeren broeder, Boudewijn van der Boeij boedelharder zijner kinderen geprocureert en naegelaten bij Joffrou Alidt Boots zijn huijsvrou, Joffrou Anna en Mechtild zaliger Aernt Booth dochteren geprocureert bij Jofrou Geertruijdt van Leeuwen sijn wijff, allen erfgenamen van de voornoemde Aernt Boots en Joffrou Geertruijt van Leeuwen, transporteren haer huijs bij St Geertenbrugh, ten behoeve van Johan Calvo en Joffrou Johanna Vincke sijn wijff, nu genaemt Leuwenborch eertijt het Huijs ten Heiligen Lande oock ten tijden van Gijsbert van Leeuwen, vanouts het huis te Hombout’.

Boudewijn wordt in de periode 1557-1561 genoemd in de Kohieren 10e Penning van Vlaardingen als Boudewijn van de Boe Willmesz en als Boudewijn Willemsz in den Hage. In 1567 doet Boudewijn van der Boe, rekenmeester van Gelderland te Arnhem, zijne twee zonen Arnold en Willem, bij Mr Dirk van der Goude, schoolmeester van de St Hieronymusschool, op school en in huis, ieder voor 44 Caroli gulden. Voor dat bedrag wordt ieder kind onderhouden ‘in havenen van ’t lichaem, wormcruijt geven ende in lappen, benaijen, waschen, vier ende licht, eeten, drinken, besorgen van voor ijder een bedde ende decxelen’.

Op 29 mei 1568 missive van het Hof aan Boudewijn van der Boe en Peter van St. Peter, dat zij of een van hen zich bij den Magistraat van Zaltbommel moeten vervoegen en dezen ter voorkoming van muiterij onder de soldaten bewegen tot leening zooveel op te brengen als de stadhouder in zijn hierbij gaanden brief verlangt. De graaf van Arenberg is door de vijanden verslagen.
Op 11 juli 1568 missive van Boudewijn van der Boe aan het Hof, houdende bericht van hetgeen hij op last van Alva tegen de aanleggers der plaats gehad hebbende onlusten gedaan heeft. Eenigen hunner zijn in hechtenis. Joost Torck is ontkomen, maar wordt door den ambtman gezocht.
Op 26 november 1568 van het Hof aan den aartsbisschop van Utrecht, ter aanbeveling van het verzoek van Boudewijn van der Boe om zekere (niet genoemde) kapel, die geprofuneerd(?) is en nu vervallen ligt, te mogen herstellen, als wanneer jaarlijks daarin eene mis zoude worden gedaan.
In 1568 en 1569 vinden in opdracht van de Bloedraad in Brussel, inbeslagnemingen van goederen plaats van opstandeling in de Betuwe, onder andere van Floris van Culemborg. Hierbij is Boudewijn van der Boe, samen met Pieter van St Pieters, betrokken.

Op 7 maart 1569 comparuit Johan van Broeckhuijsen met recht gebaad ter instantie van Boudewijn van der Boe.
Op 13 december 1569 missive van Claes Vijgh aan het hof begeleidende een wederlegging van de memorie door de Commissarissen Boudewijn van der Boe en Peter van St. Peter hem toegezonden naar aanleiding van den door schr. overgelegden inventaris. Schr. weet niet, hoe hij den inventaris anders moet inrichten. Voorts wenscht hij te vernemen, welke personen het hof met Nieuwjaar tot Burgemeesters en Schepenen van Tiel gekozen wenscht te zien.

Op 18 mei 1570 missive van het Hof aan B. S. en R. van Doesburg. Naar aanleiding van hunne herhaalde klachten over den toestand van het veer voor hunne stad, zal de rekenmeester van der Boe komen onderzoeken, hoe daarin verbetering is te brengen.

Op 4 april 1572 missive van het Hof aan den drost van Gelre in antwoord op eene niet aanwezige. Johan van Stalbergen en Boudewijn van der Boe zullen van wege het Hof te Gelre komen om de uitvaart van wijlen de hertogin Elisabeth te regelen. Op 16 april 1572 missive van Johan van Stalbergen en Boudewijn van der Boe aan het Hof, houdende mededeling van hetgeen zij in overleg met den drost e.a. betreffende de begrafenis, uitvaart enz. besloten hebben. Op 17 april 1572 missive van het Hof aan Johan van Stalbergen en Boudewijn van der Boe, begeleidende een schrijven van die van de Financiën te Brussel en houdende commissie ter regeling van de begrafenis en de uitvaart van hertogin Elisabeth. Op 18 april 1572 missive van het Hof aan Johan van Stalbergen en Boudewijn van der Boe. Men keurt het door hen gedane goed en geeft eenige nadere bevelen aangaande uitdelingen aan de armen, overluiding, de ontzegeling enz. Op 19 april 1572 missive van Johan van Stalbergen en Boud van der Boe aan het Hof. Zij deelen bijzonderheden mede over de begrafenis, de begraafplaats, de graftombe enz. Op 21 april 1572 missive van het Hof aan Johan van Stalbergen en Boudewijn van der Boe. Men heeft hun schrijven ontvangen en zal, wanneer zij terug zijn, de zaak verder met hun mondeling behandelen.
Op 26 mei 1572 missive van Baudijn van der Boe en Johan van Stalbergen aan het Hof over hun wedervaren. De vreemde heeren hebben groote haast om weg te komen. Over de kosten der uitvaart zijn zij het met den drost en den rentmeester eens geworden ( 600 of 800 gld.). Zij vernemen allerlei verontrustende berichten over de plannen en ondernemingen der Geuzen. Op 27 mei 1572 missive van het Hof aan Baudijn van der Boe en Johan van Stalbergen. Zij moeten zoo spoedig mogelijk terugkeeren en daarom de uitvaart tot sept. a.s. uitstellen. Op 29 mei 1572 missive van Baudijn van der Boe en Johan van Stalbergen aan het Hof. Zij zullen niet vroeger dan over 4 of 5 dagen terug kunnen zijn. Zij deelen mede wat zij hebben gedaan tot bewaring der stad Gelre, en geven den raad ook voor de versterking van andere steden des Overkwartiers te zorgen. Stalbergen zal daartoe naar Venlo gaan. Op 31 mei 1572 missive van het Hof aan Boudijn van der Boe en Johan van Stalbergen. Men acht het geraden het aantal soldaten binnen Gelre op 100 te brengen en ook de verdedigingswerken nog beter te voorzien.

Op 4 september 1573 missive van het Hof aan B. S. en R. van Zutphen in antwoord op 2 niet aanwezige. Door de commissarissen van der Boe en van Gendt zijn geene registers naar de Rekenkamer overgebracht, die particulier partijen en personen betreffen, zoodat de loop van het recht geen vertraging behoeft te lijden. Eerlang zal de raadsheer Cranevelt te Zutphen komen tot opening van de kanselerij. Ten aanzien van hun tweeden brief, houdende verzoek om verbod van uitvoer van graan uit het schoutambt, voordat het in de stad ter markt is gebracht, geeft het Hof te kennen in dien geest reeds een plakkaat aan den Stadhouder van het schoutambt te hebben gezonden.
Op 14 oktober 1573 wordt Boudewijn beleend met ’t Huijsken, genoemt de Gulden Spijcker, gelegen buiten de stad Arnhem. Het huis gaat op 16 augustus 1597 naar zijn zoon Daem van der Boe. Sijn moeder Margriet van Heerde gebruijckt tot volmechtigen hulder Johan Buddinck. Op 12 maart 1612 Arnt van der Boe, erve sijnes vaders Boudewijn, erft op Willem van der Boe, sijnen soon.

Op 12 februari 1574 missive van het Hof aan Requesens. Sedert de inneming van Zutphen zijn alle privelegien, renten enz. der stad in handen van Z.M. waarvan de rekenkamer de administratie heeft. Daaronder zijn ook 3 praebende in de St. Walburgskerk aldaar. Hiervan is een vacant. Willem van Gendt, raadsheer, en Boudewijn van der Boe solliciteeren voor hunne zonen. Het Hof verzoekt voor ditmaal Arend van der Boe met de vacantie praebende te begiftigen en bij gelegenheid van een nieuwe vacature den zoon van van Gendt.
Op 12 juli 1574 vraagt het stadsbestuur van Zutphen aan de kanselier en de raadsheren van het Hof van Gelre, de akten terug waarmee het zijn privileges kan aantonen, evenals het zegel met toebehoren en twee statutenboeken. Het bestuur van de stad heeft gehoord van Willem van Gendt, dat de akten opgehaald zijn bij de rekenmeester-commissaris Boudewijn van dijr Boe en naar Johans Poijns te Nijmegen gebracht. Nu Zijne Majesteit de stad gratie heeft verleend, wil de stad de spullen graag terug hebben, daar ze dagelijks nodig zijn bij transacties als verkopingen. Zutphen vraagt aan de kanselier en de raden om te schrijven aan Poijns om ervoor te zorgen, dat deze spullen terug komen naar Zutphen. Dit samen met enige andere stukken, die nog in de rekenkamer aanwezig zijn, zoals die van de politie en justitie. De commissarissen verklaren, dat zij het verzoek overgebracht hebben aan het Hof, maar dat Van dijr Boe ‘nijet bij huijss en is’, zodat Zutphen even geduld zal moeten hebben.
Op 30 oktober 1574 vindt correspondentie plaats betreffende de kist met privilegien van de stad Zutfen, door Willem van Gend en Boudewijn van der Boe in beslag genomen.

Op 20 augustus 1575 missive van het Hof aan den rekenmeester Johan Bentinck, houdende verzoek om aanstonds te Arnhem te komen, daar zijn ambtgenoot Boudewijn van der Boe alleen is en weigert ordonnantie te geven voor de betaling der arbeiders aan de vestingwerkers van Arnhem, hetgeen storing zou kunnen veroorzaken.

In december 1576 missive van het hof aan Jacob Puijn (Poeijn), raadsvriend te Nijmegen, met verzoek om aan Willem van Gent en Boudewijn van der Boe het koffertje, dat zij te zijner huize gelaten hebben, af te geven, daar het in deze gevaarlijke tijden beter is het in de kanselarij of rekenkamer te bewaren.

In de stadsrekening van Zutphen uit 1577-1578 is onder ‘Lijeffnissen’ opgenomen: Also denn reekenmeester Boudewijn van de Boe noch restiert iedtwes vann sijne gedane vacatien inn saeken der stadt ende dann dye stadt betreffende dije vestenisse uth denn toll ann dije reekenkaemer thoe sollicitirenn had, hefft men hem om des toe bett thoe bescheide thoe kommenn, geschonckenn 10 conings daler, ’t stuck tot 37 ½ stuiver, facit 13 gulden 11 stuiver.

In november 1578 worden Thomas Gramaije en Boudewijn van der Boe, rekenmeester van Gelre te Arnhem, samen met auditeur Dierick van Bueren en klerk Cornelis Gamaije, ontslagen door de Staten van Gelre en stadhouder Jan van Nassau, omdat zij koningsgezind waren. Zij vestigen zich in Huissen in het Kleefse, net ten zuiden van de Rijn tegenover Arnhem.

Op 19 mei 1579 Mr. Boudewijn van der Boe potentiavit Mr. Jacob Praest ad excipiendum ver defendendam litem contra burgemeesters naar de instructie, hem door Mr. Boudewijn gegeven [enz.].

In januari 1581 worden Boudewijn van der Boe en Dierick van Bueren naar Roermond gedirigeerd om daar de Habsburgse Gelderse Rekenkamer voort te zetten en de financiële zaken te behandelen van alle Noord Nederlandse gebieden die nog onder Spaans gezag staan. In april 1582 wordt Boudewijn benoemt tot eerste Rekenmeester van de Habsburgse Hollands-Gelderse Rekenkamer te Roermond. In 1585 wordt hij, na zijn overlijden, opgevolgd door zijn zoon Arnold van der Boe.

Op 25 oktober 1593 Jonffer Margareta van Heerde, weduwe van der Boe, constituit Peter Baltis van Cous in de zaak, die zij te doen heeft tegen Geesken van Schewickhaven et quoscumque hier binnen Arnhem, in Veluwe of Veluwezoom [enz.].

Op 12 december 1597 missive van het Hof aan Jacob Pieck, heer van Enspick. Naar aanleiding van een request van den momber en Margriet van Heerde wordt hem gelast het leengoed het Gulden Spijker te laten komen ten behoeve van Daem van der Boe, zoon der Suppl.

 

Uit het 1e huwelijk:

Arnold van der Boije

Willem Boudewijn van der Boije, canonick te St. Gereden tot Colen

Jakob van der Boije, capiteijn voor Nijmegen

Mechteld van der Boije, begraven te Huissen bij Arnhem in het hertogdom Kleve

Geertruijd van der Boije, begraven te Huissen bij Arnhem in het hertogdom Kleve

NN van der Boije, begraven 4 augustus 1558 te Den Haag

Uit het 2e huwelijk:

Daem van der Boe, overleden > 12 december 1597