Bogaert, Geurt (ca. 1535-1597)

Geurt Bogaert, raad van Utrecht (1566), kerckmeester van Ons Lieve Vrouwekercke alias Buijrkercke binnen Utrecht (1577), zoon van Johan Bogaert en Maria de Coninck, geboren ca. 1535, overleden juli 1597 (overluid 31 juli 1597 te Utrecht)

Gehuwd met

Marrigje Willem Guerts van Compostell, dochter van Willem Geurtsz

Gehuwd met

Wendelmoet van Honthorst, dochter van Dominicus Aertsz van Honthorst en Gerborch Gerrits, overleden januari 1614 (overluid 15 januari 1614 te Utrecht)

 

Bronnen: 1) hetutrechtsarchief.nl, 2) Recepta ex pulsatione campanarum in funeribus defunctorum. Archief domkapittel no 651 (fabrieksrekeningen) en 702, Simon den Daas. Utrecht, 2012, 3) Overluidingen te Utrecht. Overgenomen uit De Navorscher deel 36 (1886) tot en met deel 51 (1901). Oorspronkelijk gepubliceerd in 1881 onder de titel Necrologie de differ. personnes illustres des Pays-Bas 1614-1651, 4) razu.nl, 5) NT00061_45. Nadere Toegang op inv. nr 45 uit de Collectie Digitale Bronnen (61). M.S.F. Kemp, Februari 2018. Regionaal Historisch Centrum Zuidoost Utrecht

Op 15 februari 1561 Herman de Roij, borger van Utrecht, versus Cornelis Jacobsz gehuwd met Hillegont Ghijsbert Hollen weduwe. Harmen kocht van ene Bartholomeus de Wael bastaert zeker huis geheten Zwanenburch te Utrecht. Genoemd Goert Bogaert te Utrecht.

Op 26 juni 1562 Jan van Renesse en Dirck van Oostrum, mombers over de onmondige kinderen van zaliger Roeloff van Schonouwen, transporteren aan Goert Jansz Bogaert 2 morgen 85 roeden te Houten.

Op 20 december 1572 Bartholomeus van Bergeijck vertoont een procuratie van 5 december 1572 voor het Hof van Utrecht gepasseerd. Cornelis van Kessel constitueert Aelbert Verweij en Bartholomeus van Bergeijck om te Rhenen aan Goert Bogaert te transporteren het gebruik en huurweer van de ene helft van het veen dat hij met Bogaert in pacht ontvangen heeft van Gerrit Soudenbalg, heer te Urk, etc.

Van 22 maart 1575 dateert een stadsbrief van Utrecht, waarbij Margriet Petersdochter, weduwe van Gijsbert van Suijlen, erkent schuldig te zijn aan Goert Bogaert 1200 gulden, als rest der koopsom van een huis aan de Ganzenmarkt met een achterhuis aan de Neude aldaar, en voor de voldoening daarvan dit huis en nog twee huizen aan de Neude op den hoek van de Drakenburgsteeg verbindt.

Op 30 maart 1576 stelt Mechtelt Willem Geurts, weduwe Henrick van Zijl, haar zoon Evert van Sijll, advocaet hoven van Uuijtrecht, aan om met Jan Bogart de oude af te rekenen inzake gevoerd beheer als voogd over Willem Bogart Guertsz de jonge, betreffende de nalatenschap van diens moeder, Marijchgen Willem Guerts, zuster van Mechtelt Willem Guerts.
Op dito stelt Matheus Block, gehuwd met Janna Willem Guerts, mede-erfgename van Willem Bogart Guertsz de jonge, zijn zoon Jelis Block aan om met Jan Bogart de oude af te rekenen inzake gevoerd beheer als voogd over zijn kleinzoon, Willem Bogart Guertsz de jonge, betreffende de nalatenschap van diens moeder, Marijchgen Willem Guerts, zuster van Janna Willem Geurts.

Op 24 september 1577 verklaren de boedel van Lubbert van Compostell en zijn vrouw Baetgen Bogarts, Gerrit Heijnricksz curator, Adriaen Adriaensz Spijcker administrateur, Guert Schijff vicaris Sunt Jans t’Uijtrecht, Guert Bogart en Jan Roeloff Jansz ten eenre en Jan Bogaert den jongen ten andere, dat alle comparanten hun geschillen betreffende het sterfhuis zullen voorleggen aan Henrick van Medenblick en Peter Ruijch, beiden advocaat ’s hoofs van Utrecht.
Op 14 oktober 1577 verklaren de crediteuren van Lubbert van Compostel en zijn huisvrouw, bij name Gerrit Henricksz, Goert Bogaert, Adriaen Adriaensz den jongen, Roeloff Jansz van Roon, Guert Schijff en Aert Gerritsz ten Staell dat zijn hun geschillen zullen onderwerpen aan de arbitrage van Peter Ruijsch en Henrick van Medenblick, beiden advocaat ’s hoofs van Utrecht in plaats van aan Pauwels van den Borch, raad, Jasper van den Borch, advocaat ’s hoofs van Utrecht en Peter Ruijsch.
Op 21 november 1577 verklaren Rijcoudt van der Horst en Guert Bogart, kerckmeesters van Ons Lieve Vrouwekercke alias Buijrkercke binnen Uutrecht, dat de kerkmeesters 8 morgen land, gelegen te Loenen, dat Jan Jansz Brouwer en zijn vrouw Jannichgen, wonend te Loenen, van de Buurkerk in erfpacht hadden gekregen op 19 maart 1552, teruggenomen hebben nadat Jannichgen, inmiddels weduwe, de pacht vanaf 1572 niet meer had voldaan.

Op 17 januari 1578 stelt Janna Willem Guerts, weduwe Matheus Block, haar zoon Jelis Block aan om te ontvangen huis, brieven en andere goederen, zoals Jan Bogart de oude zou hebben gedaan als voogd over de jonge Willem Bogaert Guertsz, zijn kleinzoon, van de goederen van Willem Bogaerts, achtergelaten door Marichgen Willem Guerts, zuster, de goederen te beheren, te verkopen en te transporteren, in het bijzonder het huis staande op de Ganzenmarkt te Utrecht.

In 1580 stelt kerkmeester Willem van Zomeren de oud kerkmeester Goort Bogaert aansprakelijk voor de schade, door de armen der kerk geleden en nog te lijden tengevolgde van het verzuim van Goort Bogaert om een rentebrief ten laste van IJsbrandt Lam door een plecht te verzekeren. Met aantekening van gedane insinuatie dezer akte aan Goort Bogaert. 

Op 27 maart 1581 protesteert Johan Bogart, deecken en canonick Sinte Peters t’ Utrecht, wonende Sinte Peterskerckhoff, tegen zijn vader Johan Bogart den ouden en broer Goert Bogart, tegen het onder grote druk ondertekenen van een verklaring dat hij afziet van aanspraken op de boedel van zijn vader vanwege de nalatenschap van Frederick de Coninck, in leven kanunnik ten Dom te Utrecht, geschiedt om betaling van schulden van zijn vader mogelijk te maken. Hij is van plan om zijn vordering te verhalen aan goederen van zijn vader die over zullen zijn na betaling van de schulden. Dit protest zal pas op een later tijdstip aan tweede partij geïnsinueerd worden.

Op 14 december 1583 protesteert Jan Bogart, deken der kercke van St. Peters t’Utrecht tegen beledigende en leugenachtige dupliek in zaak voor het gerecht van Utrecht door Goert Bogaert. Indien de dupliek niet wordt herroepen, zal protesteerder het testamen van Frederik de Coninck in handen stellen van de magistraat van Utrecht. Het proces voor het gerecht van Utrecht houdt verband met de zaak voor het gerecht van Buren die tegen protesteerder is aangespannen door de drost van Buren met relaas van insinuatie.

In de rekening van de kanunnik Johannes van den Berch, aanvangende 1596 Remigii is vermeld: Item XXXIa Julii (1597) in obitu et funere Godefridi Bogart, bis Maria – VIII flor.

In 1600 geven de kerkmeesters van de Buurkerk toestemming aan Weijndelmoet van Honthorst, weduwe van Goert Bogaert, eigenares geworden van het huis van heer Goert Schijff in de Ambachtstraat, om het bleekveld achter de drie aan de kerk behorende godskameren te gebruiken.

In de rekening van de kanunnik Johannes van Cuijck, aanvangende 1613 Remigii is opgenomen: Item XVa Januarii 1614 in obitu et funere Wendelmonde de Honthorst, vidue quondam Godefridi Bogart, Salvator bis – XII flor.

Op 9 oktober 1648 benoemen de dochters van Goverde Bogarts en Wijndelmoet van Honthorst, in leven echtelieden, Wilhelm van der Nijpoort om vanwege vermissing nieuwe lijfrentebrieven van ieder f 16 ’s jaars ten laste van de stad Antwerpen te verzoeken en de lijfrenten te innen. Genoemde dochters zijn Obborth Bogarts, wonende aan de Keijserstrate te Utrecht, en Emmeken Bogarts, wonende aan de Coornmarct / Neude te Utrecht.
Op 9 juni 1649 benoemen de beide dochter Wilhelm van der Nijpoort en Pieter Koeck om lijfrenten ten laste van de stad Antwerpen te innen.

Op 27 februari 1652 sluiten Gabriell Coomans en Anthonis van Boort een akkoord ter beeindiging van het proces dat laatstgenoemde heeft aangespannen vanwege Gubbel Neeff van Toor, de nagelaten goederen van Wendelmoet van Honthorst, weduwe van Geurt Boogaert en een schuldbekentenis van f 500 waarvoor eerste partij borg was, zal eerste partij hem betalen f 700 en f 25 aan Marieken van Boort en aan hem overdragen de renten uit een plecht ten laste van Jan Jasperss van Hijnenberch, lijfrenten ten laste van de stad Antwerpen en een derde van een vierde deel van veenland in de Friese venen. Beide partijen ontlasten elkaar van schulden uit de nalatenschappen van hun ouders.

Op 10 april 1653 Franchoijs van Broeckhuijsen en Adriaen Ambrosius, machtigen Dominicus Roosmael te Utrecht, tot verkoop van de door hen uit erfenis van hun grootouders Geurt Boogaert en Weijntgen van Honthorst verkregen venen in Friesland, en alle daartoe benodigde stappen te ondernemen.

 

Uit het 1e huwelijk:

Willem Guertsz Bogart (de jonge), overleden < 30 maart 1576

Uit het 2e huwelijk:

Emmerentia Bogaert

Beligen Bogerts, geboren ca. 1565, overleden augustus 1640 (overluid 3 augustus 1640 en aangetekend 10 augustus 1640), begraven in de Buurkerk te Utrecht. Gehuwd 22 augustus 1589 voor het gerecht te Utrecht met Harman Willemsz van de Nijpoort, overleden mei 1621 (overluid 15 mei 1621 te Utrecht)

Dominicus Bogaert, schepen (1609-1615), cameraer (1615-1617) en raad (1617-1618) van Utrecht, geboren ca. 1567, overleden februari 1644 (overluid 7 februari 1644 te Utrecht), begraven in de Buurkerk te Utrecht. Gehuwd 17 oktober 1590 voor het gerecht te Utrecht met Ailtgen Dirck Willemsz de Langen, dochter van Dirck Willemsz de Langh en Geertruijt Aernts van Buchell, overleden mei 1623 (overluid 3 mei 1623 te Utrecht). Gehuwd 17 juni 1627 in de Jacobikerk te Utrecht Aeffgen Roelofs van de Vecht, overleden maart 1628 (aangetekend 24 maart 1628), begraven in de Buurkerk te Utrecht

Burchgen Bogaerts, geboren ca. 1570, overleden januari 1651 (overluid 28 januari 1651 en aangetekend 10 februari 1651), begraven in de Buurkerk te Utrecht. Gehuwd 6 oktober 1592 voor het gerecht te Utrecht met Gabriel Gabrielsz Comans, muntgezel, overleden 1-2 augustus 1630 (overluid 2 augustus 1630), begraven 16 augustus 1630 in de Buurkerk te Utrecht