Bogaert, Johan (ca. 1500->1576)

Johan Bogaert, raad van Utrecht (1546-1550), rentmeester van het St. Margrietengasthuis te Utrecht, zoon van Wouter Jansz Uijttenbogaert en Ermengarde Dibbouts, geboren ca. 1500, overleden > 19 april 1576

Gehuwd met

Maria de Coninck, dochter van Frederick de Coninck en Marrichjen NN, overleden (?) 1573

 

Bronnen: 1) hetutrechtsarchief.nl, 2) Recepta ex pulsatione campanarum in funeribus defunctorum. Archief domkapittel no 651 (fabrieksrekeningen) en 702, Simon den Daas. Utrecht, 2012, 3) razu.nl, 4) NT00061_21. Nadere Toegang op inv. nr 21 uit de Collectie Digitale Bronnen (61). M.S.F. Kemp, Februari 2018. Regionaal Historisch Centrum Zuidoost Utrecht, 5) NT00061_45. Nadere Toegang op inv. nr 45 uit de Collectie Digitale Bronnen (61). M.S.F. Kemp, Februari 2018. Regionaal Historisch Centrum Zuidoost Utrecht, 6) Het geslacht De Coninck, J.A.R. Kymmeli. In: De Navorscher, jrg. 69 (1920)

Op 16 mei 1534 verklaart Jelis Willemss te Houten schuldig te wesen aan Jan Bogaert 22 stuivers.
Op 20 juni 1534 verklaart Cornelis Henrickx int Goij schuldig te wesen aan Jan Bogaert 5 gulden.

Rekeningen van het Sacrementsgilde te Wijk bij Duurstede:

  • 1547-1548: Ick Jan Bogaert beken van Mijer Antoness als Bruederscap in dije stat causen van XXII paer dije Volken gheven utgaende Sacramentij anno dair van goeder getalinge sijt ghescreven set II gulden.
  • 1548-1549: Ick Jan Bogairt beken mijt desen dat ick ontfangen heb van Mertijn Janss als prockatoir van dat Heilech Sacrament Broderscap tot Vijck XVIIII gulden ende dat ter causij van XXV torssen dat stuck van VII stuver ende XXVI torssen ellex van VII½ stuver, dije ick ghelevert heb in dijt voirscreven jair in kennisse der vairheijt heb ick dijt ghescreven den VIII junio anno VXc XLI Jan Bogairt. Gegeven Jan Bogaert voer ennenwijftich toerssen die XXV toerssen dat stuck voer VII stuvers ende die XXVI toerssen elken toers voer VII½ gulden nae vermogen sijn hantscrijft daer ick weder of wercoft heb XXI toerssen die ick van naem te naem ghenoemt heb die die toerssen ghehadt hebben als men in die quijtancij van Jan Bogaert wijnden sal sers comp die broeders dit jaer nijet ner te betaellen dan XXX toerssen ende comp der samen van X gulden XII½ stuver. Noch heb ick I paer toerssen verbrent meer dan ick gerekent heb XV stuvers.
  • 1549-1550: Gegeven Jan Bogaert van XXI paer toertssen dat paer XV stuvers nae vermogen sijn hantscrift daer ick weder III paer aff vercoft heb dwelck ick bij mijn onfanck gestelt en geset heb ende dese XXI paer toertsen comen ter somme van XV gulden XV stuvers.
  • 1552-1553: Gegeven Jan Bogairt voor I pair toortsen XV stuver.

Op 12 oktober 1559 zegelt Jan Bogairt, borger te Utrecht, een pachtbrief voor Cornelis van den Bosch, borger tot Utrecht, vanwege en ten behoeve van Gijsbert Roelofss van Baern, onmondig, 9 morgen 4 hont en 2½ morgen omschreven als 22 november 1520, te Schonouwen.

Op 29 juli 1563 Cornelis Cornelisz van Amerongen en Elbert Corss van der Meij, schippers, ontvangen van Jan Bogert, Lubbert van Compostell en Jonge Jan Bogert.

Op 15 december 1569 verklaart Henrick Petersz, schipper te Vianen schuldig te wezen aan Jan Bogaert den ouden.

Item in obitu (1573) matris domini Johannis Bogaert semel fuit pulsatus Martinus unde recepi – III flor.

Op 30 maart 1576 benoemt Mechtelt Willem Geurts, weduwe Henrick van Zijl, mede-erfgename van Willem Bogart Geurtsz de jonge, haar zoon Evert van Sijll, advocaet hove van Uuijtrecht, om met Jan Bogart de oude af te rekenen inzake gevoerd beheer als voogd over Willem Bogart Guertsz de jonge, betreffende de nalatenschap van diens moeder, Marijchgen Willem Guerts, zuster van Mechtelt Willem Guerts. Op dito benoemt Matheus Block, gehuwd met Janna Willem Guerts, mede-erfgename van Willem Bogart Guertsz de jonge, zijn zoon Jelis Block om met Jan Bogart de oude af te rekenen inzake gevoerd beheer als voogd over zijn kleinzoon Willem Bogart Guertsz de jonge, betreffende de nalatenschap van diens moeder, Marijchgen Willem Guerts, zuster van Janna Willem Geurts.
Op 30 maart 1576 draagt Johan Bogart den auden, wonende op de Hoochcoornmerckt te Utrecht, over aan Digna Jans van Hoochstraten de eindafrekening van vordering f.58-5-0 van comparant op de weduwe van Saris de Coninck, rest van rentebrief f.98-5-0.
Op 19 april 1576 verklaart Jan Bogart den auden dat volgens akkoord tussen zijn kinderen betreffende de nalatanschap van zijn vrouw de helft van het Ecce Homo hem toebehoort en dat Lubbert van Compostell bij de teruggave in gebreke is gebleven. Op dito protesteert Jan Bogart den auden tegen de verkoop van een geborduurde Ecce Homo uit de boedel van Compostell. Jan Bogart de oude heeft de erfenis van Compostell gerepudieerd maar heeft nog voor de helft recht op de geborduurde Ecce Homo, die was toegekend aan Fredrick de Coninck en vervolgens in de boedel van comparant was gekomen.

Op 17 januari 1578 stelt Janna Willem Guerts, weduwe Matheus Block, haar zoon Jelis Block aan om te ontvangen huis, brieven en andere goederen, zoals Jan Bogart de oude zou hebben gedaan als voogd over de jonge Willem Bogaert Guertsz, zijn kleinzoon, van de goederen van Willem Bogaerts, achtergelaten door Marichgen Willem Guerts, zuster, de goederen te beheren, te verkopen en te transporteren, in het bijzonder het huis staande op de Ganzenmarkt te Utrecht.

 

Uit dit huwelijk:

Geurt Bogaert

Frederick Bogaert, advocaet in de hove van Utrecht, overleden 1604-1609. Gehuwd met Weijndelmoet van Loon, overleden maart 1593 (overluid 30 maart 1593 te Utrecht). Gehuwd op 15 januari 1594 voor het gerecht te Utrecht met Anna Cornelis de Lijster, overleden augustus 1602 (overluid 22 augustus 1602 in de Buurkerk te Utrecht). Gehuwd op 14 februari 1604 te Utrecht met Caecilia Willems

Jan Bogaert, raad van Utrecht (1563-1565), kanunnik en stadhouder van het Leenhof van de proosdij van de St. Pieterskerk te Utrecht (1575, 1578, 1580), deken van de St. Pieter te Utrecht (1580), rentmeester van het St. Margrietengasthuis, overleden februari 1591 (overluid 23 februari 1591 te Utrecht). Gehuwd met Crijntje Floris van Vianen

Willem Bogaert, kanunnik van de St. Jan te Utrecht, vicaris ten Dom te Utrecht

Bertha Bogaert, overleden (?) maart 1576 (overluid maart 1576 te Utrecht). Gehuwd met Lubbert Willemsz van Compostell, burgemeester van Utrecht, overleden 1575 (overluid februari 1575 te Utrecht)