Boetzelaer, Wessel van den (ca. 1431-1492)

Wessel van den Boetzelaer, heer van den Boetzelaer (1469-1470), heer van Langerak, half-Asperen, half-Nieuwpoort en Gouderak, heer van Deurne en St. Ulrichtskappelle, heer van Doorn en Langbroek, zoon van Rutger van den Boetzelaer en Elburg van Langerak, geboren ca. 1431, overleden 21 juli 1492, begraven te Asperen

Gehuwd (?) ca. 1469 met

Josina de Mol van Leetbergen, vrouwe van Deurne (1470-1499), St. Ulrichskapelle en Elvingen, dochter van Iwaen de Mol van Ledebergen en Jutte Pieck, geboren ca. 1445, overleden (?) 1505

Gehuwd met

Hendrick Taije, heer van Rijsbroeck en Deurne (1499)

 

Bronnen: 1) Het geslacht Van den Boetzelaer. De historische ontwikkeling van de rechtspositie en de staatkundige invloed van een belangrijk riddermatig geslacht, J.W. Des Tombe 1921, bewerkt door C.W.L. baron van Boetzelaer 1967. Assen, 1969, 2) archieven.nl, 3) wazamar.org

Wessel vierendeelt zijn wapen met Langerak, de drie weerhaken wegens van den Boetzelaer, en de leeuw met den barensteel wegens Langerak (zie links).

In 1457 zegelt Wessel van den Boetzelaer de verkoop van een rente aan Johan van Vorden met zijn vader en broer Johan.

Hij verkrijgt in 1461 Angemende en Zeddam en de tienden van Hardenberg door transport van zijn broer Johan. Bij Johan’s dood in 1469 verkrijgt Wessel ook de Kleefse lenen met den Boetzelaer maar hij transporteert dit al in 1470 aan zijn broer Sweder.

Wessel houdt in 1462 met zijn broer en zijn oom Dirk, Jan van Alpen schadeloos. In 1467 wordt hij door Keppel met de tienden van Hardenberg beleend.

Op 1 maart 1474 doet Wessel, die vermoedelijk meer toekomst ziet in een verhouding tot de machtige hertog van Bourgondië dan in die als leenman van de hertog van Kleef, een magesheid opmaken tussen de gebroeders Wessel en Sweder van den Boetzelaer. Wessel, dan als heer van Doern en St Ulrichskapelle vermeld, cedeert aan zijn broer Sweder het huis te Boetzelaer en Kleefse lenen en behoudt voor zich alle goederen, die zijn moeder te Asperen en Langerak zal achterlaten. Hierbij zijn getuigen heer Johan van Alpen, ridder, Dirk van den Boetzelaer en Helmich Bentinck. Dit besluit wordt later bekrachtigd door het testament van Elburg van Langerak, op 7 juli 1479 opgemaakt, waarbij zij reeds bij haar leven haar goederen aan haar zoon Wessel ‘ure sone’ overdraagt.

Uit 1476 dateert een omschrijving van het Oud Huis: “Jonker Wessel van Boetselaar, heer van Doerne, bezit een hoeve op het Haegeijnt, 3 buunders broeklant (genomen uit de gemeijnt van Doerne), een poort, schuur, stal en andere gebouwen genaamd dat voergeborcht en een hof, alles omwaterd, liggende voor die oude huijsingen van Doerne”.

Bij de gewelddadige dood van zijn vader in 1460, heeft Wessel half Asperen verkregen, op 12 februari 1481 komt daar de andere helft bij. Na de dood van Wessel’s vader, is de familie met de familie Pieck verzoend door het huwelijk van Wessel, en de beide geslachten blijven enige tijd de twee kastelen te Asperen bewonen. Maar de oude vete herleeft als Wessel zijn kasteel in dienst stelt van Maximiliaan van Bourgondië om tot bolwerk tegen de Geldersen te dienen. Dit is de Geldersgezinde Gijbert Pieck een doorn in het oog. In de ontstane onlusten delft Gijsbert Pieck het onderspit en zijn aandeel in Asperen wordt nu door aartshertog Maximiliaan aan Wessel geschonken, zodat de baronie van Asperen in één hand komt, een situatie die drie eeuwen blijft bestaand.

Op 18 februari 1481 ‘dominica die post Valentini Wessel van Boetseler belijt Gerit Bot Henricsoen te houden de huer ende de jaeren gelijck hoir huercedel begrepen heeft van den lande ut supra’, tegen ‘goeder betalijnge ende wel vernuecht te wesen van Sunte Peters paicht toecomende van de helft van Gerburgen lant also dat Gerit vorscreven gehuert had tegen Wessel voirscreven wijfs moeder gelijck hoir huer te delen dairvan inhouden. Ende wairt zake dat Gerit vorscreven hier hijnder of gebreck in geviel dat hij weder verhalen mach aen Wessel vorscreven’.

In 1482 vestigen Wessel van den Boetzelaer, heer van Asperen, Langbroek en Doorn, en Gerard Hendriksz van Doorn een erfrente ten gunste van Johan Massereel.
Op 6 februari 1482 Elburg, weduwe van heer Rutger van Boetselaar, 25 schild jaarlijks, te komen op Michiel haar zoon, 20 schild op heer Gijsbert, haar zoon te Egmond, 20 schild op Lutgard haar dochter te Rijnsburg, en de visserij van Langerak op Kunigonde haar dochter, te lossen met 600 schild, bevestigd door Wessel van Boetselaar haar zoon.
Op 6 februari 1482 is Elburg, weduwe van heer Rutger van Boetselaar, beleend met de vrije heerlijkheid Asperen gelegen tussen Laarsteeg en Broekvliet met hals en hoofd, hoog en laag gerecht, en de poort van Asperen die een open stad zal zijn, te komen op Wessel van Boetselaar, haar zoon, en eventueel op Zweder van Boetselaar, diens broer, en de kinderen van Otto van Boetselaar bij Aleid, Wessels broer, zullen 24 schild hebben, te lossen met 200 schild. Op 23 juni 1484 Wessel van Boetselaar met de halve heerlijkheid bij dode van Arnout Piek, die manslag beging op Rutger van Boetselaar. Op 7 augustus 1488 Wessel van Boetselaar bij dode van Elburg van Langerak, zijn moeder, met het geheel. Op 10 mei 1493 Rutger van Boetselaar bij dode van Wessel, zijn vader, met lijftocht van Joost Mols, weduwe, zijn moeder, op 100 gouden rijnsguldens.

Op 9 juli 1485 Wessel van Boetselaar, heer van Asperen, Langerak, enz. verpacht een visserij in zijn heerlijkheid, genaamd Slaapworp en Slijkvoet aan Nikolaas Boudijnsz, Gerard Jacobsz, Jan Loijenz, Cornelis Gerardsz, Dirk Hermansz en Rijn Hendriksz, behoudens het vroon en vier zalmen en vier elften in de vasten, eventueel de zalm te lossen met 24 stuivers en de elft met 2 stuiver.

Op 12 mei 1486 ontvangt Wessel van Bötselaer, heer tot Asperen, die heerlichheit van Enspick, dat dagelix gericht tot Enspick en die visserie tot Brakel, so die van alts tot der herrlichheit van Asperen gehoort ende hergebracht.

Op 7 juli 1488 is Wessel van Boetzelaar, na de dood van zijn moeder Elborg van Langerak, door Maximiliaan I, graaf van Holland en heer van Arkel, beleend met het huis Langestein en 24 morgen land onder Langerak, de tienden van Ammersgraafland, Achterland en Peulwijk en de helft van Nieuwpoort met de hoge en lage jurisdictie. Op 10 mei 1493 gaat het over op Rutger van den Boetzelaer bij dode van zijn vader Wessel.

 

Uit dit huwelijk:

Rutger van den Boetzelaer

Wessel van den Boetzelaer, ridder der Duitse Orde (1492), geboren ca. 1473. Gehuwd met NN van Polanen

Johan van den Boetzelaer, ridder der Duitse Orde (1492), balije van Utrecht, edelman van Margaretha van Parma, geboren ca. 1474

Elburg van den Boetzelaer, geboren 1470-1480, overleden ≥ 1538. Gehuwd met Amelis van Amstel van Mijnden, heer van Cronenburg, zoon van Anthonis van Amstel en Lijsbeth van Zuijlen van Nijvelt

IJwin (Weijntgen) van den Boetzelaer, geboren ca. 1483