Zoudenbalch, Johan (1503-1558)

Johan Zoudenbalch, ridder, heer van Urk en Emmeloord (1530-1560), schepen van Utrecht (1532-1533), ambachtsheer van de Weert bij Utrecht (1555), lid van de Kleine Kalende broederschap, zoon van Evert Zoudenbalch en Maria van Brienen, geboren 1503, overleden 12 december 1558 te Utrecht

Gehuwd (huwelijkse voorwaarden 16 oktober 1536) met

Johanna van den Boetzelaer, dochter van Rutger van den Boetzelaer en Bertha van Arkel, geboren ca. 1508, overleden > 17 juni 1586

 

Bronnen: 1) hetutrechtsarchief.nl, 2) Recepta ex pulsatione campanarum in funeribus defunctorum. Archief domkapittel no 651 (fabrieksrekeningen) en 702, Simon den Daas. Utrecht, 2012, 3) Zoudenbalch. een Utrechtse familie. J.W. van Maren. In: Jaarboek Oud-Utrecht 2006, 4) Soudenbalch. In: De Navorscher, 33e jaargang, 1883, pg. 287-290, 5) In Utrechtse handen, Klaas de Vries en Klaas Post. Op: urkeruitgaven.nl, 6) Stukken betreffende de Groote en Kleine Kalende-Broederschappen te Utrecht, Mr. S. Muller Fz. In: Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap, deel 8, 1885, 7) razu.nl, 8) NT00061_30. Nadere Toegang op inv. nr 30 uit de Collectie Digitale Bronnen (61). M.S.F. Kemp, Februari 2018. Regionaal Historisch Centrum Zuidoost Utrecht, 9) NT00061_38. Nadere Toegang op inv. nr 38 uit de Collectie Digitale Bronnen (61). M.S.F. Kemp, Februari 2018. Regionaal Historisch Centrum Zuidoost Utrecht, 10) NT00061_45. Nadere Toegang op inv. nr 45 uit de Collectie Digitale Bronnen (61). M.S.F. Kemp, Februari 2018. Regionaal Historisch Centrum Zuidoost Utrecht, 11) NT00061_54. Nadere Toegang op inv. nr 54 uit de Collectie Digitale Bronnen (61). M.S.F. Kemp, Februari 2018. Regionaal Historisch Centrum Zuidoost Utrecht, 12) NT00061_88. Nadere Toegang op inv. nr 88 uit de Collectie Digitale Bronnen (61). D. van Wageningen z.j.; versie januari 2019. Regionaal Historisch Centrum Zuidoost Utrecht

NB: Er wordt veelal ook nog een dochter Mechteld weergegeven, getrouwd met Dirk Gerritsz van Honscamp van Arnhem. Deze Dirk zou dan in 1538 zijn overleden. Maar in dat geval is het niet mogelijk dat Mechteld een dochter van Johan Zoudenbalch en Johanna van den Boetzelaer. Want die trouwden immers pas in 1536.

Johan Zoudenbalch en verschillende van zijn voorouders en nakomelingen komen met overlijdensdatum voor op de lijst van de leden der Kleine Kalende-broederschap. Op de afbeelding links het wapen van de Zoudenbalchs als onderdeel van de anonieme tekening van de afbeelding van de wapens van de leden van de Kleine Kalende broederschap in een venster aan de noordzijde van de Buurkerk te Utrecht. Het doel van de broederschap was de bediening van kapellen en altaren (welke kaland of kalend kapellen worden genoemd), het houden van missen voor de zielen van de gestorven leden, het uitdelen van aalmoezen en het houden feesttijden. De kalende broederschap had statuten die voor alle leden bindend waren.

Johan is op 31 december 1530 beleend met Emmeloord en Urk na het overlijden van zijn vader. Hij erft tevens het grote huis in de Donkerstraat. Dit bezit vererft vervolgens op 21 maart 1559 eerst naar zijn zoon Evert en, na zijn overlijden, op 23 juni 1567 naar diens broer Gerrit. Evert blijft ongehuwd en Gerrit sterft kinderloos, waarna het bezit op 12 augustus 1599 gaat naar Johan’s dochter Walravina. Als zij en haar man overleden zijn, blijken de schulden groter dan de bezittingen. Zo verdwijnen de heerlijkheden van Urk en Emmeloord en de ambachtsheerlijkheid De Weerd op 20 januari 1615 uit de familie. Zoon Gerrit blijkt zeer vermogend, mogelijk mede dankzij zijn huwelijk. Hij leeft op grote voet. Zo heeft hij in 1589 bij een herbergier ruim 225 gulden aan schulden, iets wat hij voor zijn vrouw verborgen heeft gehouden. De boekhouding van het echtpaar is voor een groot deel bewaard gebleven.

Op 19 januari 1532 is Johan beleend met 14 hont land op Haarveld, bij dode van Evert Zoudenbalch, zijn vader. Op 15 juli 1559 gaat het leen over op Johan’s zoon Evert. Op 10 april 1568 verkijgt Johan’s andere zoon Gijsbert het leen, bij dode van Evert.

Opmetingen Lekdijk: 151 Nederlangbroek: op 7 juli 1533 Jan Zoudenbalch 8 morgen, op 29 juni 1544 Jan Zoudenbalch 8 morgen bruijckt Zweer Jansz Stamer ende maeckt Loij Jansz, op 29 mei 1553 heer Johan Zoudenbalch ridder 8 morgen bruijckt ende maeckt Zweer Jansz Stamer, op 8 mei 1562 heer Jan van Zoudenbalchs erfg. 8 morgen bruijckt Hillebrant Jansz van Rossem ende maeckt Jacob Gijsbertsz, en in 1572 Heer Jan Zoudenbalch erffgenamen 8 mergen bruijckt Hillebrant Janss van Rossum ende maeckt Jacob Gysbertss.

In het register van Oudschildgeld van Nederlangbroek uit 1536 is opgenomen: Jan Zoudenbalch 8 morgen.

Op 14 augustus 1540 zijn Johan Zoudenbalch en zijn broer Evert als leden van de ridderschap aanwezig bij de ontvangst van keizer Karel V in Utrecht. In oktober 1549 zijn zij ook aanwezig bij de ontvangst van Philips II in Utrecht.

Op 22 januari 1545 wordt Johan genoemd in het testament van zijn schoonvader.

Op 11 oktober 1550 transporteert de wedue van Evert Zoudenbalch zal voor Schout en Schepenen van Schalkwijk aan Johan Zoudenbalch een huijs aldaar.

Johan is op 29 juli 1551 bij dode van zijn broer Evert beleend met 4 morgen in Wijk bij Duurstede in het goed Vogelpoel, strekkend van de Wijkerslootse weg tot de middelkamp van Vogelpoel. Het leen gaat op 22 november 1559 over naar Evert Zoudenbalch bij dode van Johan, ridder, zijn vader. Op 5 april 1568 gaat het leen naar Gerard bij dode van Evert, zijn broer. Gerard splitst het goed op 19 september 1584 en doet het dan van de hand.

Op 20 februari 1554 heer Johan Zoudenbalch ridder versus Cornelis Hubertss Scheure. Op 20 februari kreeg impetrant ontwaring van 2 morgen te Schalkwijk aen Jan Hol, hebbende trecht van gedaagde alhier.

Op 11 augustus 1554 lost Johan Zoudenbalch een erfelijke losrente af die op 1 maart 1553 is uitgegeven door de centrale regering te Brussel ten laste van de Utrechtse domeinen. Ook op 18 september 1560 is een erfelijke losrente afgelost die op 11 mei 1558 is uitgegeven aan Johan Zoudenbalch.
Op 4 december 1554 heeft het Vrouwenklooster buijten Utrecht zaak met heer Johan Zoudenbalch ridder. Impetranten gaven Do na St Mertendach 1473 aan heer Evert Zoudenbalch proost van Maestricht en kanunnik ten Dom 1 acker op Wijckersloot inden Brenck, streckend van Wijkersloet tot aen Oudewetering, daer de proest vrsz zelf bo en ben zat. Heer Johan is heer Everts erfgenaam na dode van Jfr Marij van Brienen zijn moeder (die vele erfgenamen had) die minder dan twee jaar geleden stierf.

Op 28 januari 1559 geeft de Domproest in leen aan Evert Zoudenbalch na dode van zijn vader Jan Zoudenbalch 8 morgen in Nederlangbroek bij Walenburch.

In 1560 vestigt Evert Zoudenbalch renten op al zijn goederen ten behoeve van zijn moeder Janna van den Boetzelaer en in 1564 ten behoeve van zijn natuurlijke zoon Evert.

Op 25 september 1561 Heijnrick Soudenbalch versus vrouwe Johanna van den Boetselaer wedue heer Johan Soudenbalch ridder. Jhr Evert Soudenbalch soen en leenvolger van heer Johan, na dode van Evert Soudenbalch, impetrants vader was er 15 december 1531 tussen Jfr Marie van Brienen zijn moeder en heer Johan en Evert Soudenbalch ridders en hem impetrant magescheid gemaakt. Kwestie over erfenis; huizen in Utrecht, helft van een bouwing achterberch bij den Horst geheten Prattenburch (thinsgoed van Jan van Hemert), bouwinge geheten Grootveldt, de helft van een half lot veens erbij daer Dirck van Zuijlen bastert de wederhelft af heeft; helft van het goed ten Brinck te Wijck; helft van 12m aen Dwarsdijck (thinsgoed van Dom), helft van 2 morgen te Schalkwijk, rente uijt Dierck van Jutfaes’ goet te Schalkwijk, helft van 8 morgen te Schalkwijk, een halve tiend te Schalkwijk; genoemd de kinderen van Jfr Elijsabeth Reijners huisvrouw van Vorst die kennelijk dochter was van Marie van Brienen.

Op 17 juni 1586 ten huize van Jhr Jan van Abcoude van Meerten testeert Jfr Johanna van de Bootzelaer en van Asperen weduwe zaliger heer Johan Soudenbalch. Genoemd oa Sophia Willems Verkerck haar dienstmaecht en Thoenis Willemsz Verkerck haar broer, lijfrenten op hun leven etc.

 

Uit dit huwelijk:

Elisabeth Zoudenbalch, geboren 1 augustus 1537 en gedoopt 6 augustus 1537 te Utrecht (get: Maria Zoudenbalch), overleden december 1601-januari 1602 (overluid 5 januari 1602 te Utrecht). Gehuwd op 27 juli 1563 te Utrecht met Johan van Meerten van Abcoude, zoon van Johan van Meerten van Abcoude en Angenita van Oostrum geboren 1 december 1529, overleden april-mei 1595 (overluid 1 mei 1595 te Utrecht)

Walravina Zoudenbalch, vrouwe van Urk en Emmeloord (1599-1614), geboren 23 december 1538, overleden 1616. Gehuwd met Johan Ruijsch van Pijlsweert, ridder, heer van Pijlsweerd, heer van Urk en Emmeloord (1614), zoon van Hendrik Ruijsch van Pijlsweert en Maria Dirks van Moutwijk, overleden 1615

Evert Zoudenbalch, heer van Urk en Emmeloord (1560-1567), ambachtsheer van De Weerd (Utrecht), lid van de Kleine Kalende broederschap, geboren 18 mei 1540, overleden 20 april 1567

Gerrit Zoudenbalch, schepen van Utrecht (1576-1577), dijkgraaf Lekdijk bovendams (1568), heer van Urk en Emmeloord (1567-1599), lid van de Kleine Kalende broederschap, geboren 5 november 1541, overleden 20 april 1599, begraven 31 mei 1599 in de Mariakerk te Utrecht, overluid 10 juli 1599. Gehuwd ca. 1569 met Barbara van Meerten van Essensteijn, vrouw van Urk en Emmeloord (1599-1614), dochter van Anton van Abcoude van Meerten, en Anna Lalaing, geboren < 1549, overleden 1614 te ’s Hertogenbosch (overluid 27 maart 1614 te Utrecht)

Josina Zoudenbalch

Rutgera Zoudenbalch, geboren 23 oktober 1549, overleden 14 september 1589. Gehuwd op 28 januari 1585 met Hendrick van Holthe, burgemeester van Zwolle (1556), overleden < 10 november 1598