Vosch, Balthasar (ca. 1510-<1586)

Balthasar Vosch, wijnkoper, wijntapper, herbergier in “De Hulck”, burger van Utrecht, zoon van (?) Peter Vosch en Christina van Rolinxweert, geboren ca. 1510, overleden < 21 november 1586 te Utrecht

Gehuwd ca. 1535 met

Beertgen Claes van Neerden, dochter van Niclaes van Neerden en Geertruijt Engberts, overleden 1535-1538

Gehuwd in maart 1538 met

Cornelia Wouters Vervoort, geboren ca. 1515, overleden > 16 februari 1555

 

Bronnen: 1) hetutrechtsarchief.nl 2) razu.nl, 3) NT00061_45. Nadere Toegang op inv. nr 45 uit de Collectie Digitale Bronnen (61). M.S.F. Kemp, Februari 2018. Regionaal Historisch Centrum Zuidoost Utrecht, 4) Genealogische aanteekeningen op oude Utrechtsche en Hollandsche geslachten: Vosch, Mr. P. C. Bloys van Treslong Prins. In: Maandblad van Genealogisch-Historisch Genootschap De Nederlandsche Leeuw, 24e jaargang, 1906, pag. 49-50, 5) Recepta ex pulsatione campanarum in funeribus defunctorum. Archief domkapittel no 651 (fabrieksrekeningen) en 702, Simon den Daas. Utrecht, 2012, 6) Overluidingen, Cor Snabel. Uit: De Navorscher deel 36 (1886) tot en met deel 51 (1901) en geindexeerd, 7) Vos, Vosch, v. O. In: De Navorscher, 22e jaargang, 1889, pag. 433-437

In 1534-1535 wordt Baltesar Vos van Colen, wijntapper, ingeschreven als burger van Utrecht.

Op 4 februari 1535 ontvangen Balthasar Vos en Beertgen, natuurlijke dochter van Nijclaes van Neerden bij Geertruijt Engbertsdr, een kwitantie voor het afkopen van het erfdeel van Arijaen Claess en Cornelis Claess na het overlijden van hun vader Nijclaes van Neerden, ‘in leven capellaen van de heeren van St Anthonis’. De erfenis bestaat uit een ‘huijsinge en tien cameren aen de Vuijlesloot’. Een dag later, op 5 februari 1535, geeft Balthasar machtiging tot behandeling van zijn zaken voor de raad. 

Op 14 december 1536 Anthonis Egbertsz verklaart 24 stuvers schuldig te wezen aan Balthasar Vos.

Op 18 november 1540 sluiten Balthasar Vosch en zijn vrouw Cornelia een akkoord met Gerrit Lambertss over de voorwaarde van een plechtsbrief.
Op 10 december 1540 wordt Balthasar Vosch genoemd in het raadsboek als ontvangen van de turfaccijns.

Op 11 juni 1551 verkoopt Balthasar Vosch een deel van de in 1535 verkregen erfenis van zijn toenmalige schoonvader, aan Hermen ten Vrijhuijsen en zijn vrouw Jutte. Het betreft een ‘derde deel van de alinge huijsinge en de hofstede, cameren en de stallingen, gedeeltelijk in de Jofferenstraet zuidzijde en de straet waar de bischopstal in staat op de westzijde’.

Op 16 februari 1555 verlenen Balthasar en Cornelia een plecht van f 200 aan de broer van Balthasar’s eerste vrouw Jan van Neerden, pater van Betlehem. 

Op 21 april 1576 koopt Balthasar ‘alinge huijsinge ende hoffstede’ gelegen op de noordzijde van het ‘Oude Kerckhoff, oosthoek van den straten dienen van ’t Oudekerckhoff nae Sint Jans toegaet’ van Adriaen van Rhenen en zijn vrouw Hadewich Jongen. Op het huis rusten op dat moment drie plechten van totaal f 1000 en een oudteijgen van 27 stuvers.

Op 21 november 1586 vindt het overdracht plaats uit de boedel van de overleden Balthasar ‘een gedeelte van het huijs en hofstede, van voor tot achter uitgaande in de Vuijlsteech’ aan zijn dochters Emerentia, Cornelia en Christina Vosch. Dit betreft hetzelfde huis als genoemd is in 1576.

 

Uit het 2e huwelijk:

Peter Vosch

Bertha Vosch, overleden april 1622 (overluid 28 april 1622 te Utrecht). Gehuwd met Peter Jansz van Sijpenes, wijntapper, raad van Utrecht (1576-1581), overleden oktober-november 1621 (overluid 3 november 1621 te Utrecht)

Emerentia Vosch, overleden september 1604 (overluid 9 september 1604 te Utrecht)

Christina Vosch, overleden mei 1632 (overluid 24 mei 1632 te Utrecht)

Cornelia Vosch, overleden september 1634 (overluid 9 september 1634 en aangetekend 22 september 1634 te Utrecht), begraven in de Buurkerk te Utrecht