Thonisz, Brant (-<1609)

Brant Thonisz, voerman, zoon van Thonis Quint en Margriet Willems van Hardevelt, overleden < 4 mei 1609

Gehuwd met

IJtgen Frans, overleden > 18 april 1628

Ondertrouwd op 29 januari 1614 en gehuwd op 6 februari 1614 te Amersfoort met

Henrick Craeps, soldaet onder de Roque (1614), geboren te Zwitserland

 

Bron: archiefeemland.nl

Op 31 januari 1585 zijn in het burgerweeshuis opgenomen Grijetgen Willems, out 6 jaeren, Wijn Willemsz, out 9 jaer, en Evert Willemsz, out 7 jaeren, kinderen van Willem Jansz en Marritgen Thonis, ‘is ontfangen soo haer olders burgers waren ende sij geheel arm was, mede door bede van Brant Thonisz Quint ende Heijnrick, sijn broeder, als wesende haer oemen van moeders sijde. Op 13 maart 1586 is in het burgerweeshuis opgenomen Brinck Willemsz, zoon van Willem Jansz ende Marritgen Thonis, wesende de jonxte broeder van Wijn, Willem ende Grijetgen, present beijde die omen mit haer huijsfrouwen als Brant Thonisz ende Hendrick Tonisz, mede present Elijsabeth Jochem Aertsz, nagelaten weduwe, ende des is d’ leste die bij de eerste ende oude weesvaders ingecoomen is, ende sijn daerna weesvader van den gereformeerde religie daer inne gestelt ende de voorgaende regenten sijn verlaeten oft hebben haer van selffs des dijenstes onslegen, uuijtgenomen Helmich Helmichs die daer na noch lange jaeren mede gedijent heeft.

Op 5 oktober 1586 is in het resolutieboek van het het stadsbestuur van Amersfoort een verklaring van Brant Thonisz over hoe hij behandeld is tijdens zijn zending naar de schans in het Vossegat met brieven van de graaf van Leicester. Op 20 maart 1587 een betaalopdracht ten behoeve van Brant Thonisz, voerman, voor wagendiensten bij het Vossegat.

Op 29 april 1594 is in het resolutieboek van het stadsbestuur van Amersfoort opgetekend een betaalopdracht ten behoeve van Brant Thonisz van zes gulden.

Otgen Frans, weduwe van Brant Thonisz, is genoemd op 4 mei 1609 als belender van een huis, hof en hofstede in de Hellestraat van Cornelis van Westrenen, en op 13 april 1619 als belender van een huis en hof in de Hellestraat van Aert Berntsz.

Op 23 januari 1614 worden de huwelijkse voorwaarden opgesteld tussen Henrick Craeijs, bruidegom, bijgestaan door Theodoor Ferreris en Johan Fonteijne, en IJtgen Fransdr, bruid, bijgestaan door Rutger Roelofs, Bastiaen Jordaen en Christoffel van Blocklant. De bruidegom brengt mee alle goederen die hij tegenwoordig heeft. De bruid brengt mee een huis, hof en hofstede, tegenwoordig door haar bewoond en haar eigendom, met de last van 400 gulden hoofdsom, waarvan jaarlijks door haar 24 gulden rente worden betaald aan haar voorkinderen, voor hun vaders goed. Verder nog al haar roerende goederen, boven alle uitschulden geschat op de som van 50 carolus gulden. Na overlijden van de voornoemde echtelieden zullen de ingebrachte goederen wederom komen en gaan naar de zijde waarvan ze gekomen zijn. Ook datgene dat door de aanstaande bruidegom alsnog uit Zwitserland aangebracht zal worden. De langstlevende zal de goederen van de overledene in lijftocht bezitten, tot de laatste is overleden. Uitgezonderd de clederen, linnen en wollen tot het lijf van de overledene behorend, die buiten de lijftocht zullen blijven. Winst en verlies zal half om half zijn en ieder zal de schulden dragen die voor dato dezes door hen zijn gemaakt.

Eveneens op 23 januari 1614 compareren IJtgen Fransdr, met handen van Christoffel van Blocklant, haar gecoren voogd in deze, ter ene zijde, Rutger Roelofszn, als man en voogd van Gerrichgen en  Bastiaen Jordaen, als man en voogd van Grietgen, voor zichzelf en zich sterk makend voor hun zwager, Frans Brantszn, ter andere zijde. Brant Thoniszn was overleden en liet na zijn vrouw, IJtgen Fransdr, en hun zoon, Frans Brantszn en hun dochters Gerrichgen en Grietgen. Zij hadden tot nu toe de gezamenlijke boedel en IJtgen had de lijftocht van haar man’s boedel, tot wederhuwelijk toe. Daarom hebben partijen afgesproken hun goederen te scheiden. Zij zijn als volgt overeengekomen. IJtgen Fransdr zal ten behoeve van haar drie kinderen in huis, hof en hofstede, dat zij tegenwoordig bewoont en in eigendom heeft, naast de legale hypotheek, voor hen laten vestigen tot volle voldoening van hun vaders goed, de som van 400 carolus guldens eens, waarover zij gehouden zal zijn aan deze kinderen jaarlijks te betalen de som van 24 carolus gulden, ingaande mei 1614. Daar tegenover zal zij behouden het voornoemde huis en verdere goederen van de boedel, geen uitgezonderd, en alleen de lasten en schulden van de boedel dragen. Uitgezonderd dat deze kinderen hun moeder daarin tegemoet komen met de som van 20 gulden eens. Hiermee zijn en blijven partijen gescheiden. Op 29 april 1615 hebben Henrick Craets ende IJtgen Fransdr, echtelieden, in conformité vant maechgescheid tussen de voorz. IJtgen Fransdr ter eenre ende haer voorkinderen bij haer van Brant Thonisz, haer overleden man, behouden aen de andere zijde opgerecht op 23 januari 1614, beleden en bekende schuldig te zijn aan Rutger Roelofsz ende Gerritgen Brants zijn huijsfrouw, voordochter van de voorz. IJtgen Frans, een losrente van 8 Carolus gulden ’s jaars over een hoofdsom van 133 gulden, 6 stuiver en 8 penningen. Als onderpand een huis, hof en hofstede staande in de Hellestraet.

Op 10 maart 1614 lenen Henrick Graeps ende Jitgen Frans, echtelieden, en hebben in confermite van de machtgescheijde tussen de voornoemde Jitgen Frans ter eenre ende hare voorkinderen bij haar van Brant Thonisz, haar vorige overleden man behouden ter andere zijde, van Frans Brantsz, haar voorzoon, een losrente van 8 carolus gulden jaarlijks over een hoofdsom van 133 caroluds gulden, en van Bastiaen Jordansz, als man en voogd van Grijetgen Brands zijn huisvrouw, een losrente van 8 carolus gulden jaarlijks over een hoofdsom van 133 gulden 6 stuivers en 18 penningen, en toekomende roerende en onroerende goederen met als onderpand een huis, hof en hofstede in de Hellestraat.

Op 28 april 1617 is in het resolutieboek van het stadsbestuur van Amersfoort opgetekend een commissie om te bemiddelen in het geschil tussen Jan Cock en Henrick Raff Switscher, getrouwd met de weduwe van Brant Thonisz. De volgende dag is een overeenkomst gesloten tussen Jan Cock, kurassier in de compagnie van de Stadhouder, en Henrick Raph Switser, getrouwd met de weduwe van Brant Thonisz, inzake de erfscheiding en de afwatering van hun huizen.

Op 10 augustus 1618 ontvangt Henrick Craps de burgerrechten van de stad Amersfoort.

Op 12 april 1619 verkoopt Itgen Frans, weduwe van Brant Thonisz met Aert Berntsz haar gekozen voogd voor haarzelf en voor haar kinderen, aan Marten Gerritsz het huis en hof in de Hellestraat op een last van 168 gulden hoofdsom competerende het Armen weeshuis alhier.

Op 9 mei 1623 lenen Henrick Crapsz, zwitser, en Fitgen Frans zijn vrouw een bedrag van 150 gulden met een losrente van 9 gulden per jaar van Bastiaen Jordaen en Grijetgen Brantsz zijn vrouw. Als onderpand dient een huis en hof in de Hellestraat.

Op 18 april 1628 stelt IJtgen Fransdr, weduwe van Brant Thoniszn, ziek van lichaam te bedde liggende, borgerse van Amersfoort, haar testament op. Zij prelegateert aan haar dochter Grietgen Brants het halff hofken in haar voorhuijs staende, met alle haer linnen en wollen clederen, linnen slaaplakens en slopen. Zij is aan Grietgen nog schuldig 20 carolus guldens van geleend geld, die van ’t gereedste goed voldaan moet worden. De twee jaar huishuur van het huisje in de Scherbierstraat zijn door Grietgen verrekend met de twee jaar rente die haar dochter nog van comparante tegoed had.

 

Uit dit huwelijk:

Frans Brantsz

Grietje Brants, geboren ca. 1590, overleden > 31 januari 1663. Ondertrouwd op 9 januari 1614 en gehuwd op 16 januari 1614 te Amersfoort met Bastiaen Jordansz, soldaat, geboren te Frankrijk. Ondertrouwd op 29 juli 1643 te Amersfoort en gehuwd op 27 augustus 1643 te Soest met Reijer Lambertsz van den Butselaer, ruiter onder prins van Oranje, geboren ca. 1594, overleden > 31 januari 1663

Gerrichgen Brants, vulster van de turftonnen (1617), overleden < 5 augustus 1636. Gehuwd met Rutger Roelofsz