Schuren, Adolf van (ca. 1490-1549/52)

Adolf van Schuren, zoon van Evert van Schuren en Margaretha NN, geboren ca. 1490, overleden 1549-1552

Gehuwd met

Anna van Diepholt, dochter van (?) Rudolph van Diepholz en Drude Richterinck, overleden > 2 april 1552

 

Bronnen: 1) “Het geslacht van Diepholt in het Sticht en Westfalen en hun verwantschap aan de graven van Buren: een prosopografische verkenning van enkele onbekende telgen van de noord-Nederlandse adel in de 16e eeuw”, Francesco Uys Rootenberg, 2015, 2) wiki-de.genealogy.net/Herrlichkeit_Horst, 3) archive.nrw.de, 4) arcinsys.niedersachsen.de

NB: De afkomst van Anna van Diepholt is niet zeker. Tot op heden wordt veelal aangenomen dat zij een dochter is van Frederik van Diepholt en Eva van Regenstein. Er is echter een buitenechtelijke dochter van Frederik’s vader Rudolf van Diepholz die Anna van Diepholt heet. Zij wordt in 1503 genoemd. Ik vindt het aannemelijk dat het hier om dezelfde Anna van Diepholt gaat.

Op 19 januari 1503 verklaart Floreke von Dumstorpf, rechter van de stad Osnabrück, dat Drude Richterinck met toestemming van haar voogd Johann Bottertijler haar bezittingen in de vorm van kleding, edelstenen, kisten en geld alsmede haar vermogen – na aftrek van schulden en kerkelijke lasten – heeft overgedragen aan haar drie natuurlijke dochters, te weten Meke, die ze verwekte bij Johann Bare, Anne, die ze verwekte bij de edelman Roleff van Diepholz, en Gertrud, die ze verwekte bij Cord Brijckwede; de eerste kreeg ook een bed met toebehoren.

Op 10 mei 1514 verkopen Aleff van Schuren en Bruijn van Schuren, broeders, een rente uit het goed Swartemolen aan Margreten Poitgieters, weduwe.

Op 22 februari 1519 verklaren Rutger op de Berge en zijn echtgenote Anna van Schüren, dat ridder Evert van Schüren en zijn echtgenote Margarete zowel als hun zonen Aleff, Bruijn en Johan van Schüren, beloofd hebben 1000 gouden guldens als bruidschat voor hun enige dochter Anna te betalen, welke som heden betaald wordt, waarmee de echtelieden tevreden zijn.

Op 23 augustus 1520 dragen Arndt van der Borch, domheer van Paderborn, en Simon van der Borch, drost van Valckenberg, broeders, over aan de gebroeders Adolph, Bruijn en Johan van Schuijren, zonen van wijlen ridder Evert van Schuijren, de eigenhorigen Dijrich Schulte, Rotgers zoon, van Boickholte in het kerspel Steille, en ontvangen daarvoor Evert, Dornemans zoon, eveneens in het kerspel Steille woonachtig.

Op 16 december 1523 beleent Margaretha van Bichlingen, abdis van Essende, na de dood van Evert van Schüren diens zoon Aloff van Schuren met de Swartemollen, de goederen tot Weijentorpe, tot Rudenscheit en tot Ermelen.

Op 26 februari 1524 ontvangen Johan van Aldenbouchum en zijn echtgenote Margareta van Albert Menrix en Hinrick ijn der Sunnen, provisoren van de Heilige Geest in Essen, 200 gulden, en van Herman Houfsmets en zijn echtgenote Cathrijne 100 gulden, waarvoor Adolph en Johan van Schuren, broeders, de rente betalen die hen door Johan van Aldenbouchum door een rente uit het goed Wijsmans vergoed is.

Op 10 mei 1525 geeft Conraedt Blossken, kanunnik van Essen, de gebroeders Adolph, Bruijn en Johan van Schuren het vrije losse van een rente.

Op 20 maart 1531 verkopen de gebroeders Adolff en Johan van Schüren, een rente uit de goederen van Weijentorpe en Ruddensche in het sticht Essen en uit de Spijllenborghse Molen en Molenkaer (?), aan priester Johan van Segenn, vicaris van de St Johanneskerk in Essen, waarbij hun broeder Bruijn van Schuren de verkoop goedkeurt.

Op 4 mei 1532 geven de deken en kapittel van Essen de gebroeders Brun, Aleff en Johan van Schuijren het recht om een rente uit de Spillenborgse molen en de hof Bruninck terug te kopen, en naar behoefte van de Lievevrouwenmis uit het goed in de Busheider Eijgen, en uit de andere goederen van de overleden Bernd van de Vorst en zijn overleden zoon Diderick. Op 15 maart 1533 verkopen de gebroeders Adolff en Johan van Schuren een rente uit hun goed te Weijentorpe en te … hoeve in Ruddensche in het sticht Essen en Mecklenbeck en Kloisterberch, aan Johan van den Steijnhuijs, kanunnik van Xanten en Essen.

Op 24 oktober 1534 bespreken Johan Flueman, Johan Schulte, Evert Lambertz, Thonijs in de Frijthove, meester Wijlhem Schulthe, Hinrich Huijsman en Tabe Blanckstein zowel als Berndt van Brabijck als gevolmachtigde van Gerrijdt Knijpping, een paard van Aleff van Schijren die Thonijs in de Frijthove aan Frohnen Nevelinck Pape verkocht heeft.

Op 14 mei 1538 geven Eilbert ingen Have en zijn echtgenote Perpetuwa de gebroeders Adolff en Bruen van Schuren het recht een rente uit hun goederen uit de Spillenborghse Molen terug te kopen.

Op 22 februari 1548 verkopen Adolph van Schijren en zijn echgenote Anna aan Johan Bungart te Aldendorpe, het weiderecht voor twee koeien en een veulen in de Horster Loeden.
Op 23 april 1548 geeft heer Hinrich Segebode het recht een rente terug te kopen aan Adolff van Schueren van Horst en zijn echtgenote Anne.

Op 25 januari 1549 belenen Adolph en Bruin van Schuren ter Horst, gebroeders, Dirick van Keerickhusen, oudste zoon van wijlen Frederich van Keerickhusen, en zijn echtgenote Ricke met het goed Keerickhusen.
Op 21 februari 1549 geven Johan Gordelmecker en zijn echtgenote Grete, Aleff van Schuijren en zijn echtgenote Anne het recht om een rente uit het erfgoed Wientorp terug te kopen.

Op 2 april 1552 deelt Diderich Delscher, richter te Boickum, in opdracht van de weduwe van Adolf van Schuiren de verschenen afschriften van Urk (?) van Hinrich Aschberch mee.
Op 18 oktober 1552 is genoemd Bruijn van Schuiren samen met Adolf van Schuiren ther Horst naegelaten onmondige zoon ter Horst, gerichtsman Bruijn en Evert van Schuren ter Horst, en is ‘Everdt uitlendich en Bruin temelich met perden gerust, doch swaich van lijve’.

 

Uit dit huwelijk:

Evert Schuijren ter Horst