Pels, Matheus Gijsbrecht (ca. 1524-<1590)

Matheus Gijsbrecht Pels, kerkmeester (1561) en schepen (1565-1570) van Sint Michielsgestel, zoon van Gijsbert Adriaen Pels en Katarina Claes Jan Marcelis, geboren ca. 1524, overleden < 16 mei 1590 (vermoord)

Gehuwd met

Henricxken Peter Verhoort, dochter van Peter Claes Verhoort

Gehuwd met

Geritgen Andries Anthonis van Mughovel, dochter van Andries Anthonis Mughovel en Henrixken Gerit Hendrick Delissen, overleden 1592-1593

 

Bronnen: 1) bhic.nl, 2) erfgoedshertogenbosch.nl, 3) bossche-encyclopedie.nl, 4) vpnd.nl, 5) St. Michielsgestel, transcriptie transporten en vernaderingen 1538-1542. Jan Toirkens, 6) St. Michielsgestel, transcriptie transporten en vernaderingen 1557-1566. Jan Toirkens, 7) St. Michielsgestel, transcriptie protocol Aldehande Actens 1567-1571. Jan Toirkens, 8) St. Michielsgestel, transcriptie protocol Aldehande Actens 1589-1597. Jan Toirkens, 9) St. Michielsgestel, transcriptie protocol akten van overdracht, etc. 1617-1618. Jan Toirkens, 10) Een plek met geschiedenis (11), De Hoge en Lage Poeldonk. In: Dungense Historiën. Onafhankelijk Tijdschrift voor de Geschiedenis van Den Dungen, 6e jaargang, november 2012, nummer 19

Op 4 april 1542 vindt de erfdeling plaats van de 5 kinderen van wijlen Adriaen Pels en diens vrouw Merieken. Daarbij krijgen de 4 wettige kinderen van Gijsbert Pels zoon wijlen Adriaen Pels, te weten Matheus, Lisbeth, Yda en Gijsbert, het land genoemd de Slouwenhove gelegen in de parochie Gestel met het hooiland in de Rumelsche Beemden met de pachten daar uit gaande, zoals Adriaen Pels die Slouwenhove in gebruik had, b.p. Jan Claes Janssen, Gerit de mesmaker, de zusters van Orthen. Hieruit jaarlijks 2 oude groten te
betalen aan de heer van Herlaer als grondchijns. Verder krijgen ze uit het huis en de hoeve op de Poeldonck 50 karolusguldens van elk 20 stuivers.

Op 16 januari 1562 zijn voor ons opnieuw verschenen Jan zoon wijlen Claes Janssen, Mechteld weduwe van Willem van Beeck met haar zoon Jan, verder Matheus zoon wijlen Gijsbert Adriaen Pels door deze Gijsbert verwekt bij genoemde Chatarina, verder Joost zoon wijlen Jacop Janssen en doen over en weer afstand van aanspraken op elkaars erfdeel en beloven op onderpand van hun persoon en bezit de eerdere deling alsnog goed te keuren. Ieder zal de lasten op het eigen erfdeel verder zo betalen dat de erfdelen van de anderen daarvoor zijn gevrijwaard.
Op 3 februari 1562 stijl van Luik verklaren wij Henrick Willems van Beeck en Peter Jan Schuermans, schepenen, dat voor ons is verschenen Jan zoon wijlen Claes Janssen en verkoopt aan Matheus Gijsbert Pels, een stuk akkerland groot ca. 5 lopenzaad, gelegen te Gestel aan de Beeckant, b.p. Henrick van Beeck, Matheus Gijsberts. Jan als verkoper is daarvoor gemachtigd volgens het testament van wijlen zijn vrouw Margriet dochter wijlen Henrick die Lepper d.d. 12 februari 1558 zoals ons schepenen is gebleken. De verkoper en met hem Henrick Lambrechts als man van Deliken dochter van genoemde Jan Claessen en Margriet, verder Henrick, Erbert en Jan als broers met hun zusters Marij en Mechteld met hun voogden, allen kinderen van genoemde Jan en van genoemde Margriet die ook nog handelen voor hun zuster Hillegonde, beloven de verkoop gestand te doen en alle lasten daarin af te handelen. Akte is voorzien van het schependomszegel.
Op dito verklaren wij Henrick Willems van Beeck en Peter Jan Schuermans, schepenen, dat voor ons is verschenen Matheus zoon wijlen Gijsbert Pels en belooft als schuldenaar op onderpand van zijn persoon en bezit om aan Jan zoon wijlen Claes Janssen die per a.s. Pinksteren over een jaar de som van 125 karolusguldens te betalen, elke gulden van 20 stuivers, in munten waarmee de schuldeisers van Jan die voor hun pachten met dat geld worden afgelost, daarmee tevreden zullen zijn. Jan Claes Janssen belooft van zijn kant dat geld te gebruiken voor de aflossing van de rentes en pachten.
Op 22 juni 1562 verklaren wij Jan Michiels en Peter Jan Schuermans, schepenen, dat voor ons zijn verschenen Jan zoon wijlen Claes Janssen en zijn zuster Mechteld weduwe van Willem van Beeck met haar voogd daarin en verder Matheus Gijsbert Pels en hebben een deling gemaakt van het bezit dat ze na dood van Mechteld dochter van Erbert Loijen als weduwe van Joost Aerts hebben geerfd, gelegen te Gestel. Bij deze deling krijgt Jan Claes Janssen een stuk akkerland groot ca. 9 lopenzaad, gelegen te Gestel ter plaate genoemd op de Hespacker, b.p. de erfgenamen van wijlen Geertruijt Raessen en meer anderen, Henrick Kemp, de gemeenschappelijke straat. Het bezit is vrij van lasten. Genoemde Mechteld als weduwe en Mathijs Gijsbert Pels krijgt een stuk akkerland van 5 lopenzaad, gelegen op de Haenwijxse akkers, b.p. een gemeenschappelijke rijweg, Peter Aerts. Nog krijgt ze 3 lopenzaad land gelegen op de Hespacker in Gestel, b.p. de erfgenamen van Geertruijt Raessen, de gemeenschappelijke straat, zijnde een driehoekig perceel. Nog krijgt ze een *slijk* zesterzaad land ter zelfder plaatse als hiervoor gelegen, b.p. de erfgenamen van Geertruijt Raessen, de zusters van Orthen. Hieruit moeten Mechteld en Mathijs jaarlijks een malder rogge betalen aan de H. Geest in Den Bosch, op Maria Lichtmisdag. Genoemde delers doen over en weer afstand van aanspraken op elkaars erfdeel en beloven de deling gestand te doen. Indien iemands erfdeel minder waard wordt of er meer lasten op drukken zullen ze die samen betalen, verder zal elk de lasten op het eigen bezit zodanig betalen dat het erfdeel van de andere ervoor is gevrijwaard. Als het genoemde malder rogge aan de H. Geest niet betaald zou hoeven worden zal zal het slijk zesterzaad land dat aan Mechteld werd toegedeeld toekomen aan de 3 delers samen, waarvan Jan er de helft van krijgt en Mechteld en Matheus samen de andere helft. Akte is voorzien van het schependomszegel.
Op 29 december 1562 verklaren wij Henrick Jan Emonts en Peter Schuermans, schepenen, dat voor ons is verschenen Henrick zoon wijlen Willem Henriks van Griensven en verkoopt aan Mathijs zoon wijlen Gijsbert Pels een stuk akkerland groot ca. 7 lopenzaad, gelegen te Gestel op Heesecker, b.p. Elisabeth weduwe van Goijaerts van der Merendonck, Elisabeth weduwe van Herman Janssen, de gemeenschappelijke rijweg. De verkoper belooft de verkoop gestand te doen en en alle lasten daarin af te handelen, behlave daaruit jaarlijks 5 en een halve gulden. Akte is voorzien van schependomszegel.
Op dito verklaren wij Henrick Jan Emonts en Peter Schuermans, schepenen, dat voor ons is verschenen Matheus Gijsbert Pels en belooft als schuldenaar op onderpand van zijn persoon en bezit om aan Henrick zoon wijlen Willem Rutten die per a.s. St. Bavodag de som van 64 karolusguldens te betalen. Akte is voorzien van schependomszegel.
Op dito verklaren wij Henrick van Beeck, Henrick Jan Emonts en Peter Schuerman, schepenen, dat voor ons is verschenen Peter zoon wijlen Roelof Henricks, en heeft zijn kontant geld aangeboden waarvan hij verklaart dat het zijn eigendom is om daarmee beroep te doen op het recht van vernadering, inzake een stuk akkerland groot ca. 7 lopenzaad, gelegen te Gestel op Heesacker, b.p. Elisabeth weduwe van Goijaert van de Merendonck, Elisabeth weduwe van Herman Janssen, welk stuk land Matheus zoon wijlen Gijsbert Pels had gekocht van Henrick zoon wijlen Willem Henricks van Griensven volgens de schepenbrief van vandaag. Matheus erkent dat recht ven vernadering. Akte is voorzien van schependomszegel.

Op 13 augustus 1563 verklaren wij Goijaert Willems van der Merendonck en Jan Dancken, schepenen, dat voor ons is verschenen jonker Johan van Raveschot zoon wijlen jonker Jan van Raveschot en verkoopt aan Jan Henrick Vuchts een stuk hooiland, genoemd den Gestelschen Bosch groot ca. 2 morgens gelegen te Gestel bij Herlaer, b.p. het Schildersgasthuis, Jan Claessen, Joosten van Geruwen, de erfgenamen van Elisabeth weduwe van Jan Willems. Dat perceel was jonker Jan overgedragen door Henrick zoon wijlen Willem Rutgers van Griensven en door Mathijs zoon wijlen Gijsbert Pels als kerkmeesters destijds van de kerk van Gestel volgens de schepenbrief van Den Bosch d.d. 3 januari 1561. De verkoper belooft de verkoop gestand te doen en alle lasten daarin af te handelen. Akte is voorzien van het schependomszegel.
Op 19 oktober 1563 verklaren wij  Henrick Willems van Beeck en Peter Jan Schuermans, schepenen, dat voor ons is verschenen Gerard en Andries, broers en zoons wijlen Cornelis Driessen door deze Cornelis verwekt bij diens vrouw Anna dochter wijlen Gerard Delis en verklaren dat hun ouders zijn overleden en dat deze ouders hen diverse bezittingen hebben nagelaten. deels onder Gestel en deels elders, welk bezit ze zouden willen delen, maar dat ze een zuster Anna hebben die ongeveer 17 jaar oud is en dat het daarom nodig is dat er voogden voor haar worden benoemd. Wij als schepenen daarbij met instemming van onze schout Daniel van der Ameijden, benoemen hierbij als voogden Andries Antonissen en Matheus Gijsbert Pels, inwoners alhier die daarvoor zijn opgeroepen en geven hen machtiging om tot een boedeldeling te komen en het beheer te voeren over het bezit van genoemde Anna en wel alsof Anna daarbij zelf aanwezig zou zijn geweest, hetgeen deze voogden hierbij onder ede beloven. Akte is voorzien van het schependomszegel.
Op 18 december 1563 verklaren wij Henrick van Beeck en Jan Michiels, schepenen, dat voor ons is verschenen Mechteld dochter wijlen Willem Henricks weduwe van Christiaen Janssen van den Zande met haar voogd hierin en heeft kontant geld aangeboden waarvan ze verklaart dat het haar eigendom is, om daarmee beroep te doen op het recht van vernadering inzake een stuk akkerland groot ca. 7 lopenzaad gelegen te Gestel op de Hezeacker, b.p. Elizabeth weduwe van Goijaert van der Merendonck, Elisabeth weduwe van Herman Janssen, welk perceel Matheus zoon wijlen Gijsbert Pels had gekocht van Henrick zoon wijlen Willem Henricks van Griensven volgens de schepenbrief van Gestel d.d. 29 december 1562. Matheus die hierbij aanwezig is erkent de vernadering. Akte is voorzien van het schependomszegel.

Op 7 januari 1564 Luikse stijl verklaren wij Jan Michiels en Peter Schuermans, schepenen, dat voor ons is verschenen Mechteld dochter wijlen Willem van Griensven weduwe van Christiaen Janssen van den Zande en verkoopt aan Teuwen Gijsbert Pels een stuk akkerland groot ca. 7 lopenzaad gelegen te Gestel op Hezecker, b.p. Elisabeth weduwe van Goijaert van der Merendonck, Elisabeth weduwe van Herman Janssen. Dat perceel had Mechteld met haar voogd vanwege het recht van vernadering verkregen volgens de schepenbrief van Gestel d.d. 18 december 1563. De verkoopster belooft op onderpand van haar persoon en bezit de verkoop gestand te doen en alle lasten daarin af te handelen.

Op 7 augustus 1565 verklaren wij Jan Michiels en Peter Schuermans, schepenen, dat eerder Agnees dochter wijlen Aernts van der Stappen eerder de vrouw zijnde van Peter Willem Vos aan de fabriek en kerk te Gestel een jaarijkse pacht had vermaakt van een mud rogge, zoals Aert verklaart van welke pacht de kerkmeesters van de kerk grote moeite hadden gedaan en diverse protocollen hadden doorgezocht om het dokument daarvan terug te vinden, maar hebben dat niet gevonden. Daarom is hier deze Aernt verschenen en heeft deze pacht aan Theuws Pels en aan Jan Henrick Vuchts als kerklmeesters met instemming hierbij van onze schout Daniel van der Ameijden en onze kapelaan heer Willem en aan ons als schepenen bekend gemaakt en heeft deze pacht afgelost tegen betaling van 32 karolusguldens, elke gulden van 20 stuivers. Genoemde kerkmeesters geven kwijting aan genoemde Aernt voor deze pacht en al diens erfgenamen etc. Als iemand van de erfgenamen van genoemde Agnesen daarmee zou worden lastiggevallen zullen de fabriekmeesters hen verder vrijwaren voor die pacht. Akte is voorzien van het schependomszegel.

Op 3 april 1568 verklaren wij Jacop Hermans en Jan Dancken, schepenen, dat voor ons is verschenen Matheus zoon wijlen Gijsbert Pels onze collega-schepen oud ca. 44 jaar en Adriaen Leuniszoon van Heeze, secretaris oud ca. 38 jaar, beiden inwoners en daarvoor opgeroepen door de vorster Cornelis Jan Alarts en hebben ter instantie van Jan zoon wijlen Claes Janssen, onder ede welke eed eerder is afgelegd bij het aanvaarden van hun ambt, het volgende verklaard. Genoemde Matheus verklaart dat hij erbij was toen Goijaert Willems van de Merendonck met Jan Claessen had afgerekend over de goederen die Goijaert had gekocht van Jan Claessen en de zelfde Goijaert aan Jan onder andere 50 karolusgulends had gegeven, ter aflossing van een rogpacht van 1 mud rogge afgelost zijnde aan Jan van der Meer en dat die 50 gulden in de rekening van Goijaert staan vermeld en dat Jan van der Meer zelf heeft verklaard dat Goijaert hem voor dat mud rogge had afgelost. Genoemde Adriaen verklaart dat hij erbij was toen genoemde Jan Claessen bij deze afrekening die 50 guldens vanwege genoemde Jan van der Meer in rekening had gebracht, maar dat hij deponent niet meer weet of deze Goijaert die pacht van 1 mud aan genoemde Jan van Meer werkelijk had afgelost of niet.
Op 5 juni 1568 verklaren wij Henrick Willems van Beeck en Henrick Willems van Griensven, schepenen, dat voor ons is verschenen Henriecxken dochter wijlen Gerard Henrick Dlelis weduwe van Andries Anthonis met haar voogd en machtigt hierbij Matheus zoon wijlen Gijsbert Pels om namens haar al haar rentes, chijnsen, pachten etc. te innen die men haar schuldig is te betalen, waar dan ook zonder uitzondering. De gemachtigde mag daarvoor eventueel rechtsmiddelen gebruiken en hij moet verder voor haar daarin proces voeren en haar belangen verdedigen. De gemachtigde dient haar later wel rekenschap ervan te doen. De machtiging geldt tot wederopzeggen.
Op 21 augustus 1568 verklaren wij Henrick Willems van Beeck en Jacop Hermans, schepenen, dat voor ons is verschenen Matheus zoon wijlen Gijsbert Pels en belooft aan Beatrijs weduwe van Henrick Adam Brant die voortaan een jaarlijkse rente van 3 karolusguldens te betalen, elke gulden van 20 stuivers, steeds te betalen op St. Bartholomeus Aposteldag en voor de eerste keer per a.s. St. Bartholomeusdag over een jaar, op onderpand van een woonhuis, esthuis, tuin, hopland, akkerland, gelegen te Gestel aan de Beeckant, b.p. genoemde Mathijs en meer anderen, de gemeenschappelijke straat, Willem Henrick Jacobs. Beatrijs krijgt daarvan het vruchtgebruik en haar 3 kinderen verwekt bij genoemde Henrick daarvan het erfrecht. Matheus belooft dat hij de rente steeds zal betalen en het onderpand in goede staat houden voor de betaling van de rente, behalve dat uit het onderpand jaarlijks als grondchijns 25 stuivers worden betaald aan de heer van Herlaer, nog een pacht van 1 mud rogge aan de H. Geest te Gestel.
Op 27 november 1568 verklaren wij Henrick Willems van Beeck en Jan Dancken, schepenen, dat voor ons is verschenen Matheus zoon wijlen Gijsbert Pels en belooft aan Cornelis zoon wijlen Conraet Janssen die voortaan een jaarlijkse rente van 4 en een halve karolusgulden, elke gulden van 20 stuivers, steeds te betalen op St. Dionijsdag en voor de eerste keer per a.s. St. Dionijsdag, vrij van alle belastingen en heffingen. De rente te betalen op onderpand van een stuk akkerland groot ca. 10 lopenzaad, gelegen te Gestel, b.p. genoemde Matheus, de gemeenschappelijke straat, Willem Henrick Jacobs. De schuldenaar zal de rente garanderen en nakomen, behoudens dat hij uit het onderpand jaarlijks aan diverse personen 4 gulden en 5 stuivers moet betalen. Verder zal hij het onderpand in goede staat houden voor de betaling van de rente.

Op 2 maart 1569 belooft Matheus zoon wijlen Gijsbert Pels als schuldenaar op onderpand van al zijn bezit aan Jacoba dochter Goijaert Janssen die op 2 maart a.s. 3 karolusguldens en 26 stuivers te betalen, daarna op 2 maart a.s. over een jaar nog een 53 karolusgulens. Schepenen hierbij waren Jan Dancken en Henrick Willemszoon van Griensven.
Op 9 mei 1569 verklaren wij Jacop Hermans en Henrick Willems van Griensven schepenen dat voor ons is verschenen Matheus zoon wijlen Gijsbert Pels, en verkoopt aan de schout van Helvoirt een vierde deel en de twee derde delen van de helft van een hooibeemdje gelegen te Gestel in de Ruijmelsche beemden, b.p. de schout van Helvoirt meester Peter van Middegael, de kinderen van Peter Goijaerts, de rivier de Dommel. De verkoper belooft de verkoop gestand te doen en alle lasten af te handelen.

Op 14 oktober 1570 verklaren wij Willem Henricks van Beeck en Henrick Willems van Griensven, schepenen, dat er een kwestie is ontstaan tussen twee partijen. De ene partij is Matheus Gijsbert Pels, Jan zoon wijlen Aert Pels, Jacop, Jan en Peters als zoons van wijlen Herman Janssen door deze Herman verwekt bi zijn vrouw Elisabeth dochter wijlen Adriaen Pels, Dancken Schuerman als man van Marie dochter wijlen genoemde Herman en Elisabeth voor henzelf handelen en genoemde Jacop, Jan en Peter als broers, genoemde Danck en Jan Pels nog namens Aernden Pels en voor Henrick zoon wijlen Jan de Wit als man van Sophia dochter van wijlen Aernt Pels. De partij ter andere zijde zijn Jan zoon wijlen Henrick Spierincks als man van Geertruijt dochter wijlen Wouter van Beeck, voor henzelf handelend en ook namens de erfgenamen van wijlen Yda dochter wijlen genoemde
Wouter, verder Adriaen Janssen als man van Heijlwig voor henzelf en namen alle andere kinderen van wijlen Jan Peters, verder Henrick Peters van Os, voor henzelf en voor Catharina Colen, nog voor Henrick en Wouter als zoons van wijlen Wouter van Beeck nadat hun moeder Marij afstand van haar recht van vruchtgebruik had gedaan ten behoeve van haar kinderen, zowel voor henzelf als voor hun broers en zusters, verder Gielis en Willem als zoons wijlen Gerard Wouters voor henzelf handelend en voor hun broers en voor het minderjarige kind van hun zuster Peterken, verder Wouter Andries Cornelis, Jan Willem Geverts als man van Heijlwig, Servaes Gerits als man van Elisabeth dochters van wijlen
genoemde Andries Cornelis voor henzelf en ook namens Gerard Driessen en het minderjarige kind van wijlen Jan Lauwrens, allen erfgenamen van wijlen Wouters van Beeck ter tweede zijde. Verder Jan Wouter Driessen, Jan zoon wijlen Lambert Janssen en Jan Roelofs als man van Marie (?) dochter wijlen genoemde Lauwrens, alle erfgenamen van wijlen Geritgen weduwe van genoemde Wouter Driessen als partij ter derde zijde. Het konflikt handelt over een jaarlijkse rogpacht van 4 mud rogge, maat van Den Bosch en daar ook te leveren uit het bezit van wijlen Gerard van Liemd, gelegen onder St. Michielsgestel. Voor schepenen zijn daarom nu verschenen genoemde Jacop, Jan en Peter als broers, Dirck Peter Schuermans en Jan zoon wijlen Aernt Pels, voor henzelf als voor degenene waarvoor ze optreden en hebben als schuldenaars beloofd om vanwege de genoemde 4 mud rogge
aan diegenen die daar recht op hebben, twee mud en 5 lopenzaad rogge te gaan betalen met nog een vierde deel van een lopen rogge en wel zo dat de erfgenamen van wijlen Wouter van Beeck , de erfgenamen van wijlen Wouter Driessen, Matheus Gijsbert Pels en de erfgenamen van wijlen Arnden Pels en hun bezit en nakomelingen daarvoor verder zijn gevrijwaard. Genoemde Jan Henrick Spierincks en de zijnen, voor henzelf en ook namens degenen waarvoor ze optreden, beloven op onderpand van hun bezit vanwege de genoemde 4 mud rogge aan de erfgenamen van Bruesten of diegeen die er recht op hebben daarvoor jaarlijks 13 en een half lopen rogge te betalen en wel zo dat de erfgenamen van wijlen Wouter Driessen, de erfgenamen van wijlen Arnt Pels en de erfgenamen van Adriaen Pels en Matheus Pels en hun bezit daarvoor zijn gevrijwaard. Genoemde Jan Wouter Driessen, Jan zoon wijlen Lauwrens Janssen en Jan Roelofs hebben beloofd om vanwege de genoemde 4 mud rogge aan de erfgenamen van Bruesten of diegenen die er recht op hebben 13 en een half lopen rogge te betalen en wel zo dat de erfgenamen van wijlen Wouter van Beeck, de erfgenamen van wijlen Adriaen Pels en van Aernt Pels en Matheus Gijsbert Pels en hun bezit daarvoor is gevrijwaard.

Op 2 maart 1571 Luikse stijl belooft Matheus zoon wijlen Gijsbert Pels als schuldenaar aan Lenaert zoon wijlen Jan Willems ten behoeve van de 3 kinderen van Lenaert Jan Willems die deze Lenaert heeft verwekt bij wijlen diens vrouw Anna dochter wijlen Henrick Henrick Peters, die per a.s. 2 maart de som van 26 karolusguldens 12 stuivers en 2 oort te betalen, elke gulden van 20 stuivers in courant geld. Getuigen als schepenen Dancken en Griensven.

Op 18 november 1574 verkopen Jacob zoon van wijlen Herman Jans, Matheus Gijsberts Pels, Dirk Peters Schuermans en Jacob Peters Schuermans als voogden van de kinderen van wijlen Jan Arnts Pels x Aleijt dochter Peter Schuermans,

  • een huis, erf, schop, boomgaard en hof, hop- en weiland, 7 lop, op de Poeldonck aan Hubert zoon wijlen Willem Zegers van der Merendonck, belast met 2 zester rog Koudewater, e.a. cijnzen. Huibert belooft 240 gld te betalen,
  • een stuk hopland, 5 lop, op die poeldonck aan Adriaan zoon wijlen Adriaan Peters en Gerard zoon wijlen Bernier Goijaarts, belast met een grondcijns,
  • 8 lop akkerland op de hoog poeldonck aan Gerard zoon Jan Antonis, belast met 1 mud rog kapittel St. Jan Den Bosch.

Op 16 mei 1590 verklaren wij Henrick Vranck Brocken en Jan Adriaen Elias, Jan zoon Tonis Joosten, Rut Jan Robben, Peter Willems van de Venne en Rijchaert Janssen van de Oetelaer, schepenen, dat voor ons is verschenen Geritgen weduwe van Matheus Pels met haar voogd en machtigt hierbij haar wettige zoon Peter Matheus Pels om al haar kwesties te behartigen en processen te voeren die er nu al zijn of nog zullen komen. Ze belooft alles na te komen wat door haar gemachtigde zal worden gedaan en zal hem daarvoor vrijwaren.

Op 23 februari 1591 verklaren wij Jan Thonis Joosten van Gemert, Andries Cuijpers, Peter Willems van de Venne en Dirck zoon wijlen Dirck Horcx, schepenen, dat voor ons zijn verschenen Peter en Gerard zoons van wijlen Matheus Gijsbrecht Pels door wijlen deze Matheus verwekt bij diens vrouw Geritgen dochter van wijlen Andries Anthonis van Mughovel, die ons hebben te kennen gegeven dat Matheus ‘onnozelijk’ ter dood is gebracht (= vermoord) en heeft 9 levende kinderen achtergelaten waaronder Michiel, Catharina,
Henricxken en Maijken samen nog minderjarigen en en hun vader heeft diverse bezittingen alhier nagelaten met ook jaarlijkse rentes, samen bedragend 63 karolusguldens, die nog 4 jaar onbetaald zijn gebleven, maar er zijn nog wel andere schulden die de weduwe sinds de dood van haar man heeft gemaakt en betaald zoals in een goede specificatie is aangetoond. Om die lasten af te betalen is het beter om wat bezit van hun vader te verkopen, n.l. een zeker esthuis en een stuk land deels akker- en deels hopland, heide en houtwas met de stenen die daarop liggen, samen groot ca. 2 mudzaad, gelegen alhier te Gestel aan de Beeckant, b.p. de erfgenamen van wijlen Mathijs van Beeck, de gemeijnte. Nog hun rechten in een hooiveld te Gestel in de Ruijmelsche beemden, gelegen in zes percelen. Het eerste perceel groot een dagmaat dat wordt gewisseld met Goijaert Willems. Nog een halve dagmaat daar nabij, nog de Lange Streep, nog het Theunken Haverveldeken met de ‘gezwaijen’ en de hooilanden aan de Balck. Het bezit kan echter niet verkocht worden tenzij de minderjarige kinderen worden voorzien van voogden die de bevoegdheid krijgen om het bezit te verkopen samen met de andere meerderjarige kinderen. Als er niet wordt
verkocht zullen het bezit waarschijnlijk uitgewonnen worden door de credieuren en dat zou tot groot nadeel van die kinderen zijn. Daarom besluiten wij als schepenen nadat wij de schulden hebben bezien die wijlen Matheus heeft nagelaten, volgens oud gewoonterecht en volgens het keizerlijk octrooi daarin van keizer Karel V, met instemming van meester
Henrick van der Cluijsen onze schout, als voogden over deze minderjarige kinderen de personen van Henrick en Jan als zoons van wijlen Jan Claessen benoemd, inwoners van Gestel, die daarvoor zijn opgeroepen verder Antonis zoon wijlen Andries Antonissen die in Geffen woont en Huijberden zoon van wijlen Claes Delen die op Den Dungen woont in de
vrijdom van Den Bosch, die daarvoor zijn gearresteerd. Wij geven hen volmacht om het vermelde bezit te verkopen na 3 zondage afkondigingen nadat Geritgen weduwe van Mathues Pels afstand van haar recht van vruchtgebruik heeft gedaan in de vermelde percelen land. De voogden moeten verder alles daarin doen wat nodg is en het geld ervan gebruiken om de schulden mee af te betalen en de rest te ontvangen vanwege die kinderen. De voogden dienen er later wel rekenschap over af te leggen hetgeen ze hierbij onder ede beloven te doen.
Op 28 maart 1591 verklaren wij Jan Adriaen Elias en Dirck Dirck Horcx, schepenen, dat voor ons is verschenen Geritgen dochter wijlen Andries Thonis van Mughovel, weduwe van Matheus Gijsbert Pels en haar voogd, draacht haar volledige vruchtgebruik over inzake een stuk land, deels akker- en deels hopland, samen ca. 2 mudzaad land alhier te Gestel gelegen aan de Beeckant, b.p. de erfgenamen van Matijs van Beeck, de gemeijnte. Nog haar recht in de hooivelden gelegen alhier in de Ruijmelsche beemden, in 6 percelen vooraan in die beemden, te weten een perceel zijnde een dagmaat te wisselen met Goijaert Willems, nog een halve dagmaat daarbij gelegen, verder 3 lange strepen, het haverveldeken van Theuwen met het gezwaai, nog hooiland aan de Balck daar. Ze draagt haar rechten over aan Peter, Gerard, Adriaen en Niclaes ten behoeve van henzelf en ten behoeve van Antonis, Michiel, Catarina, Henricxken en Marijken zijnde alle kinderen van haar en van genoemde Matheus. Geriken belooft de overdracht van haar rechten gestand te doen.
Op dito verklaren Jan Adriaen Elias en Dirck Dirck Horcks, schepenen, dat voor ons zijn verschenen Peter, Gerard, Adriaen en Nicolaes, broers en zoons wijlen Matheus zoon wijlen Gijsbrecht Pels door deze Mathijs verwekt bij diens vrouw Geritgen dochter wijlen Andries Antonis van Mughovel, voor henzelf handelend en voor Antonis, Michiel, Henrick en Jan, broers en zoons van wijlen Jan Claessen, verder Antonis zoon wijlen Andries Antonis van Mughovel en Huijbrecht zoon wijlen Claes Delis, broers en aangestelde voogden over Michiel, Catarina, Henricksen en Marijken minderjarige kinderen van wijlen genoemde Mathijs Pels en Geritgen, daarvoor gemachtigd met een voogdijbrief, verkopen aan Gijsbert zoon wijlen Matheus Pels, door deze Mathijs verwekt bij diens eerste vrouw Henrieksken dochter van Peter Verhoort, een esthuis met een stuk land, deels akker- en deels hopland en houtwas, met de stenen die erop liggen, samen groot ca. 2 mudzaad, alhier te Gestel aan de Beeckant, b.p. de erfgenamen van wijlen Mathijs van Beeck, verder rondom in de gemeijnte. De verkopers beloven de verkoop gestand te doen en alle lasten daarin af te handelen, behalve daaruit jaarlijks aan de heer van Herlaer op St. Michielsdag de grondchijns van ca. 38 stuivers, nog jaarlijks op Maria Lichtmisdag een aflosbare rente van 9 gulden en 7 en een halve stuivers aan Dirck Leonis van Wijck aflosbaar met 150 guldens, nog jaarlijks op Maria Lichtmisdag aan Lauwrens Bartholomeus een aflosbare rente van 8 gulden, nog jaarlijks op Maria Lichtmisdag aan Cornelis Koenen een aflosbare rente van 4 en een halve gulden, nog jaarlijks een aflosbare rente van 3 guldens aan Lenaert Henrick Metten, nog jaarlijks aan het groot gasthuis in Den Bosch 22 stuivers, nog jaarlijks aan Henrick de Raijmaker een aflosbare rente van 3 gulden en … stuivers, nog jaarlijks 3 gulden aflosbaar met 50 gulden aan diegenen die er recht op hebben. Gijsbrecht belooft al deze rentes jaarlijks zo te betalen of af te lossen, dat de verkopers en hun bezit daarvoor verder zijn gevrijwaard.
Op dito verklaren Jan Adriaen Elias en Dirck Dirck Horcx, schepenen, dat voor ons ons zijn verschenen Gijsbrecht zoon wijlen Matheus Pels en met hem Willem zoon wijlen Mathijs van Beeck en hebben samen en hoofdelijk beloofd aan Peter, Gerard, Adriaen en Niclaes als broers en zoons wijlen Mathijs Pels voor henzelf handelend en voor Antonis, Michiel, Catarina, Henricksken en Marijken, hun broers en zusters, die per a.s. Kerstmis een berdrag van 75 karoplusguldens te betalen, elke gulden van 20 stuivers. Daarna heeft Gijsbrecht genoemde Willem weer beloofd die voor diens belofte hierin te zullen vrijwaren.

Op 27 juli 1592 verklaren wij Peter Willems van de Venne, Gijsbrecht Willems en Leonaert Adriaens, schepenen, dat Geritgen dochter van wijlen Andries Anthonis Mughuevel als weduwe van Matheus Gijsbrecht Pels eerder voor schepenen van de stad Den Bosch aan Tonis zoon van wijlen genoemde Andries en aan Huijbert Claes Delis, het volledige recht van vruchtgebruik had overgedragen dat ze heeft geerfd, waar dan ook gelegen en zonder enige uitzondering welk bezit door genoemde Matheus was nagelaten zoals blijkt uit die schepenbrief van Den Bosch en zoals Huijbrecht verklaarde. Voor ons is nu verschenen deze Huijbrecht voor hemzelf handelend en voor genoemde Anthonis en draagt dat vruchtgebruik waarop hij recht heeft voor een negende deel in een boomgaard, akkerland groot ca. 6 lopenzaad alhier gelegen aan de Beeckant, b.p. Gijsbrecht Matheus Pels, de gemeenschappelijke straat, genoemde weduwe, Henrick zoon wijlen Willem Henricks, over aan Peter zoon wijlen Matheus Pels en aan genoemde Geritgen als weduwe. Huijbrecht in zijn hoedanigheid belooft de overdracht gestand te doen. Daarna heeft Peter dat negende deel van deze boomgaard en akkerland van 6 lopenzaad weer verkocht aan Gijsbert zoon wijlen Matheus Pels. De verkoper belooft op onderpand van zijn persoon en bezit volgens een bepaald kontrakt d.d. 16 februari 1591, dat hij Gijsbert voor dat negende deel goede
waarborg zal verschaffen en alle lasten daarin af zal handelen.

Op 2 maart 1593 verklaren wij Jan Adriaens van Roij en Jan Jan Hermans, schepenen, dat voor ons zijn verschenen Peter, Gerard, Michiel en Anthonis, broers en zoons wijlen Matheus Gijsbrechts Pels door deze Matheus verwekt bij diens vrouw wijlen Geritgen dochter wijlen Andries Anthonis van Mughovel, verder Henrick en Jan, broers en zoons van wijlen Jan Claes, nog Anthonis zoon wijlen genoemde Andries Anthonissen, verder Huijbrecht zoon wijlen Claes Delis als voogd over Michiel, Catarina, Henricxken en Merijken, minderjarige kinderen van wijlen Matheus en genoemde Geritgen, hebben een boedeldeling gemaakt van het bezit dat ze na dood van hun beider ouders hebben geërfd. De loten zijn gelegd door Willem Joris onze vorster bij afwezigheid van de schout. Genoemde Peter krijgt een stuk hopland zoals afgepaald met de bussels eraan, in het Lege erf in deze heerlijksheid aan de Beeckant zijnd driehoekig van vorm, b.p. Henrick van Beeck, Gerard Matheus Pels, Henrick Kl…. (?), genoemde Marijken. Hieruit jaarlijks aan de H. Geest te Gestel een mud rogge te betalen, nog aan Jan Claessen in de Gulden Scheer 44 gulden en 17 en een halve stuivers eens, aan Antonis Joosten een bedrag van 11 gulden en 17 en een halve stuiver eens, nog aan zijn zuster Marijken 13 gulden, aan Cornelis Koenen 13 en een halve gulden en aan het natuurlijke kind van Adriaen Teuwens 10 gulden eens …. Genoemde delers doen over en weer afstand van aanspraken op elkaars erfdeel en beloven deze deling gestand te doen. Als er op iemands erfdeel meer lasten blijken te drukken dan zullen ze die samen betalen, ieder volgens diens achtste deel. Verder zal elk de lasten op het eigen erfdeel zo betalen dat de erfdelen van de anderen ervoor gevrijwaard blijven. Verder zullen Peter, Claes, Antonis en Catarina ten naaste veld wegen over het hopland van Gerard Mathijs Pels.

Op 26 april 1595 verklaren wij Jan Adriaens van Rode en Jan Jan Hermans, schepenen, dat voor ons is verschenen Tomaes zoon wijlen Andries Vl…( ?) als man van Henricxken dochter wijlen Matheus Gijsbrecht Pels door deze Matheus verwekt bij wijlen Geritgen diens vrouw, dochter wijlen Andries Antonissen en verkoopt aan Peter zoon wijlen Matheus Pels de helft van een stuk land deels akker- en deels hopland, in totaal groot ca. 9 lopenzaad, alhier gelegen aan de Beeckant, b.p. de erfgenamen van Mathijssen van Beeck, de erfgenamen van Henrick van Beeck, de erfgenamen van Jan Willem Gerits, Gerard en Peter broers en zoons van wijlen Matheus Pels. Nog verkoopt hij hem zijn rechten in het bezit volgens het testament van wijlen Claes zoon wijlen genoemde Matheus Pels. De verkoper belooft de verkoop gestand te doen en te garanderen en alle lasten af te handelen. Daarna heeft Peter als koper op onderpand van zijn persoon en bezit aan Tomaes beloofd dat al de lasten etc die op het bezit drukken zoals die in de deling voor schepenen alhier op 2 maart 1593 zijn vermeld en alle andere schulden daarop zodanig te betalen dat Tomaes en Henricxken en hun bezit etc. daarvoor zijn gevrijwaard.

Op 1 oktober 1597 verklaren wij Eijmert Peters en Ruth Janssen van Griensven, schepenen, dat voor ons is verschenen Antonis Andries Antonis, Huijbrecht Claes Delis en Henrick Jan Claessen als aangestelde voogden over Michiel en Marijke minderjarige kinderen van wijlen Matheus Gijsbert Pels door wijlen deze Matheus verwekt bij diens vrouw Geertruijden dochter wijlen Andries Antonissen, dragen hierbij aan Peter Matheus Pels hun rechten en deel over dat deze minderjarige kinderen hebben in de bedes en andere
‘commeren’ (lasten) die nog onbetaald zijn en eerder aan wijlen hun vader Matheus Gijsbert Pels aan hem werden opgedragen om te ontvangen. Peter mag die bedes innen en voor zijn eigen voordeel aanwenden, zonder dat hij daarover aan Michiel of Marijcken rekenschap hoeft af te leggen.
Op 4 oktober 1597 heeft Peter zoon wijlen Matheus Pels als schuldenaar belooft op onderpand van zijn persoon en bezit om aan Huijberden Tonis Delis die per a.s. 1 oktober zijnde St. Remigius en Bavonisdag de som van 18 karolusguldens te betalen, elke gulden van 20 stuivers, ten behoeve van Antonis zoon wijlen Andries Tonis, elke gulden van 20 stuivers. Op dito heeft Peter zoon wijlen Matheus Pels als schuldenaar beloofd op onderpand van zijn persoon en bezit om aan Huijberden Delis ten behoeve van Marijke minderjarige dochter van wijlen genoemde Matheus, op 1 oktober a.s. zijnde St. Remigius en St. Bavodag, de som van 62 karolusguldens en 9 stuivers te betalen, elke gulden van 20 stuivers, waarmee een bedrag van 13 gulden komt te vervallen dar haar vanwege haar erfdeel in de deling d.d. 2 maart 1593 was toegezegd uit de portie van deze Peter. Nog een bedrag van 26 gulden en 3 stuivers dat Niclaes zoon Matheus Pels uit diens erfdeel aan Marijke moest betalen en nog een bedrag van 13 gulden dat Claes aan Marijke bij testament had vermaakt. Verder komen hiermee te vervallen 6 gulden en 11 en een halve stuiver die Catarina dochter van Matheus Pels, deze Marijke in de zelfde boedeldeling moet betalen en met die 62 gulden en 9 stuivers zijn ook betaald de landhuur van Marijke die per a.s. St. Maartensdag vervallen zal, welke bedragen alle aan Peter werden voldaan.

Op 27 oktober 1618 verklaren wij Anthonis Joosten en ..  dat voor ons is verschenen Isaack Leonaerts van Salm als wettige man v.an Marieken dochter van Matheus Pels, door deze Matheus verwekt bij diens vrouw Geraertken dochter van wijlen Andries Anthonissen van de Mughovel, daarbij geassisteerd door Huijbert zoon weijlen Nicolaes Delissen als eerder toeziend voogd over genoemde Mariken, en verder Michiel zoon wijlen Matheus Pels als broer van Mariken, verkopen aan Merieke dochter van Delis Janssen van Osch weduwe van Jan Rutten van Griensven een stuk akkerland in totaal groot ca. 5 lopenzaad, deels teulland en deels hopland, alhier te Gestel gelegen ter plaatse genoemd in de Cameren, b.p. Goijaert Mathijssen van Beeck, de kinderen van Matheus Pels, Corstiaen Jan Willems en meer anderen, de kinderen van Peter Matheus Pels, welk perceel Marike in een schepenbrief van St. Michielsgestel was toebedeeld. De verkopers beloven de verkoop gestand te doen en alle lasten af te handelen behalve een jaarlijkse rente van 3 gulden aan
Luwies Janssen Donckers in Den Bosch aflosbaar volgens de brieven ervan. 

 

Uit het 1e huwelijk:

Gijsbert Matheus Pels, overleden > 16 juli 1618

Huijbrecht Matheus Pels, overleden > 26 maart 1593

Uit het 2e huwelijk:

Peter Teeuwens Pels

Anthonis Matheus Pels, timmerman, geboren ca. 1570, overleden > 17 mei 1596

Gerard Matheus Pels, overleden > 26 april 1595

Nicolaes Matheus Pels, overleden 1593-1595

Adriaen Matheus Pels, overleden 13-27 juli 1592 (gedood bij een steekpartij, zie verslag hieronder)

Michiel Teuwen Pels, overleden 1620-1630. Gehuwd met Anneke Delis van der Steen, dochter van Delis Janssen van der Steen. Gehuwd met Margriet Willems.

Catarina Matheus Pels, overleden > 4 oktober 1597

10  Henricksken Matheus Pels, overleden > 26 april 1595. Gehuwd met Tomaes Andries (?) Vleijsman

11  Marijken Matheus Pels, overleden > 27 oktober 1618. Gehuwd met Isaack Leonaerts van Salm, overleden > 27 oktober 1618

 

Op 27 juli 1592 worden diverse getuigenverklaringen afgelegd over een incident dat 14 dagen eerder heeft plaatsgehad. Bij dat incident zijn Anthonis en Adriaen Matheus Pels betrokken. Adriaen raakt daarbij dodelijk gewond:

  • Henrick zoon wijlen Jan Gerits, geboortig van Rode over de Peel, zijnde een raaimaker van beroep oud ca. 26 jaar en inwoner alhier te Gestel, verklaart dat afgelopen 14 dagen terug hij gezien heeft dat Jan Dirck Schuermans een jaagstok had en dat Thonis Matheus Pels hem die stok uit zijn handen pakte en toen zei Anthonis dat hij die stok niet zou *verlaten* want die hoorde toe aan jonker van Gerwen. Toen de deponent tussen hen beiden wilde komen om hen te scheiden en die stok toen ook in de hand nam hadden genoemde Jan Schuermans en Anthonij elk een blote opsteker in hun hand en hij deponent heeft de stok toen *verlaten* en is weggelopen om een andere stok te halen om hen beiden te scheiden. Toen hij deponent terugkwam heeft hij hen gescheiden. Verder verklaart hij inzake
    de ondervraging verder niets te weten,
  • Henrick zoon wijlen Peter Peters geboortig van Esch teulman van zijn beroep oud ca. 22 jaar, verklaart dat hij op die zelfde tijd heeft gezien dat Jan Dirck Schuermans en Anthonis elk een eind van een jaagstok vasthielden en dat elk van hen die stok wilde houden en hij deponent heeft toen gezien dat een ander manspersoon in het zwart gekleed zijnde, Adriaen Matheus Pels met een opsteker een steek gaf, maar omdat de deponent nog niet lang in Gestel woont, weet hij niet hoe die manspersoon wordt genoemd. Ook verklaart de deponent niet gezien te hebben dat Adriaen enig geweer of mes in zijn hand had,
  • Jan zoon wijlen Jan Michiels teulman oud ca. 23 jaar, dat hij op die genoemde dag heeft gezien dat Jan Dirck Schuermans en Anthonis elke een eind van een jaagstok vasthielden en dat elk van hen die stok wilde houden ook dat elk van hen een blote opsteker in hun handen hadden en daarmee naar elkaar staken en hij deponent ook een
    bijl in de hoogte zag, maar hij kon niet zien wie die bijl in zijn hand had,
  • Adriaen zoon wijlen Henrick Janssen teulman van beroep oud ca. 55 jaar, verklaart op de genoemde dag te hebben gezien dat Jan Dirck Schuermans en Anthonis elk een eind van de jaagstok vasthadden en dat hij deponent tussen beide wilde komen en die stok toen ook vastnam en hij heeft toen gehoord dat Antonis toen zei dat hij de stok niet verlaten zou of hij zou er dood bij blijven. Hij deponent heeft gezien dat Jan Schuermans en Anthonis elk een blote opsteker in hun hand hadden en dat Herman Peter Hermans en Anthonis elk met een blote opsteker elkaar daarmee staken en de deponent heeft ook gezien dat Pouwels Dirck Horcx daarbij was met een bijl in zijn hand en heeft deze Pouwels toen ook horen spreken maar hij kon niet verstaan wat er was gezegd,
  • Peter zoon wijlen Jan Michiels oud ca. 30 jaar, verklaart dat hij heeft gezien dat Jan Dirck Schuermans en Anthonis aan de zelfde jaagstok trokken wie die zou toebehoren en heeft hij gezien dat Herman Peter Hermans een blote opsteker in zijn hand had en daarmee naar genoemde Adriaen Matheus Pels stak en dat hij ook heeft gezien dat deze
    Herman een bijl had die hij omhoog hield, maar omdat er veel mensen omheen stonden heeft hij niet gezien wie met die bijl heeft geslagen,
  • Jan zoon wijlen Peter Peters, timmerman van beroep oud ca. 26 jaar, verklaart nog dat hij die zelfde dag heeft gezien dat Jan Dirck Schuermans en Anthonis elk aan de genoemde jaagstok trokken en dat zij beiden en ook Hermans elk een blote opsteker in hun hand hadden en toen heeft hij deponent ook een bijl gezien en dat de vrouwelijke bediendes riepen * Heer God daar is een bijl* maar hij kon niet zien wie de bijl in zijn hand had,
  • Willem zoon Joost Willems van Delft, oud ca. 18 jaar ook teulman, verklaart dat hij op die dag heeft gezien dat Anthonis de genoemde jaagstok met het ene eind vasthield en met een blote opsteker stak maar naar wie heeft hij deponent niet kunnen zien omdat er veel volk omheen stond,
  • Adriaen zoon Jacop Dircks teulman oud ca. 20 jaar, verklaart op de genoemde dag te hebben gezien dat Jan Schuermans en Anthons Mathijs Pels aan de genoemde jaagstok stonden te trekken om die te hebben en dat Anthonis toen zei dat hij de jaagstok wilde houden en dat Anthonis de jaagstok toen verloor en dat Jan Schuermans die toen zelf hield en dat genoemde Anthonis toen een blote opsteker in zijn hand had. Heeft ook gezien dat Pouwels Dirck Horcx een bijl in zijn hand had en daarmee tussenbeide was gekomen om hen met de messen te scheiden,
  • Rijchaert zoon wijlen Jan van de Oetelaer oud ca. 52 jaar, teulman van beroep, verklaart afgelopen zondag 14 dagen terug hij in het huis van de secretaris alhier gezien heeft
    dat Lauwerijs zoon Henrick Vrancken die nabij een omgekapte notenboom stond, dat de secretaris een jaagstok in zijn hand had en die stok voor hem hield en daarop is deze Herman naar genoemde Laureijs toegegaan waarbij Herman geen geweer in zijn handen had en toen heeft de deponent gehoord dat Lauwreijs tegen Herman zie * ik en begere niet te vechten* en toen de deponent dat hoorde draaide hij zich om zeker tot de tijd toe dat wijlen Adriaen Matheus Pels hen deponent ontliep en tegen hem zei *zie Rijchaert leg mij een eierplaester* en de deponent heeft toen niet gezien of wijlen Adriaen of Anthonis Matheus Pels toen gewond waren, maar heeft wel gezien dat Pouwels Dirck Horcx die van de vorsterkamer kwam uit het huis van de secretaris, een bijl in zijn hand had en naar met Herman Peters liep en dat hij deponent toen tegen hen zei *waar wilt gij heen of naar toe, blijft hier*. Verder weet hij niets te verklaren,
  • Andries zoon wijlen Gijsbrecht Lambrechts oud ca. 20 jaar, verklaart dat hij deponent op die dag met Herman en Anthonis Matheus Pels uit het huis van genoemde secretaris is gekomen ten huize van de vorster Willem Joris en dat Lauwreijs met zijn compagnon wat wilde gaan drinken en dat zij daar binnenkwamen ging Lauwrens met een jaagstok uit het huis van genoemde Willem en toen hoorde hij Lauwrens tegen Herman zeggen *gij komt hier om mij te zoeken of te moeien en ik heb U uw leven gebaert* waarop Herman weer zei * heb ik U ooit mijn leven vermaent*. Laureijs hield toen zijn stok voor hem en zei dat Herman weg moest gaan en daarna bij de genoemde notenboom liep Herman op deze Lauwrens toe en pakte diens stok af en toen men daar stond kwam genoemde Anthonis met een andere stok die Lauwrens in zijn hand kreeg (Tonis gaf zijn stok aan Lauwrens) en toen pakte Tonis de stok van Herman die Herman van genoemde Lauwrens had afgenomen en hij zei toen dat hij de stok terug wilde hebben en dat die eigendom was van jonker van Gerwen en Anthonis verklaarde daarbij dat hij die stok niet zou verlaten of hij zou ermee sterven. Toen is wijlen Adriaen Mathijs Pels zijnde de broer van Anthonis erbij gekomen en heeft tegen Anthonis gezegd *laat die stok niet gaan, het is jouw stok*. Verder verklaart de deponent gezien te hebben dat Jan Dirck Schuermans ook die zelfde stok had gegrepen en die had een blote opsteker in zijn hand en en ook Anthonis had een blote opsteker en hij deponent heeft gezien dat Jan Schuermans en Anthonis met deze blote opstekers naar elkaar staken en heeft ook gezien dat Pouwels Dirck Hoircx een bijl in zijn hand
    had en daarmee de vechtenden had gescheiden zodat Jan en Anthonis uit elkaar gingen en omdat de deponent toen terugging naar de schutskooi heeft hij niet gezien of er iemand gekwetst was niet eerder dan nadat hij hoorde dat Willem Joris uit zijn huis kwam en toen zei * en hebbent nu niet wel genoeg en daar ligt de jonggezel op zijn dooien rug*,
  • Anthonis zoon wijlen Jan Hermans oud ca. 26 jaar, verklaart dat hij op de genoemde dag heeft zitten drinken ten huize van Willem Joris (vorster) met genoemde Lauwrens en anderen en toen is bij hen Herman Peter Hermens gekomen op de kamer en vroeg deze Herman of hij met hen een pot mocht drinken. Daarop hadden zij geantwoord dat ze genoeg hadden gehad en dat ze naar huis wilden gaan en derhalve is Herman weer uit de kamer gelopen en is hij deponent daar verder bleef zitten drinken en daarna is hij uit het huis gegaan op de straat en daar had hij deponent gehoord dat Lauwrens tegen genoemde Herman zie * gij komt mij te vervolgen en te willen smijten, waaraan ik geen schuld heb*. Daarop had Herman tegen Lauwrens gezegd *hebbe ik U mijn leven daar ooit woord af geseegd?* en dat toen Jan Dirk Schuermans tegen de zelfde Lauwreijs zei *Lauwrens hadde gij mij dat beloofd dat gij mij hier moeite af en maken zoude, oft en gelooft gij mij niet?*. Daarop had Lauwrens tegen Jan Dircks gezegd * Ik geloof U wel* en toen had Jan Dircks aan Lauwrens de hand gegeven en gezegd dat hij van plan was naar huis te gaan en is Herman daarna deze Lauwrens gevolgd en toen bood Lauwrens
    aan Herman de stok en is Herman toegeschoten en heeft de stok gevat en heeft Lauwrens de stok losgelaten en direkt daarna heeft Lauwrens van Anthonis Matheus Pels een andere stok gekregen en is Anthonis toegeschoten en heeft Herman Peters diens stok willen afnemen, maar die wilde de stok niet afgeven en Antonis zei nog dat de stok van hem was waarop Herman had geantwoord dat hij die stok eerder van Lauwrens had afgenomen en daarop had Thonis weer gezegd *hij en zoude de stok niet verlaten of zou er bij sterven*. Toen kwam Jan Dircks en pakte de stok ook beet en toen trok Tonis Teuwens zijn mes en stak twee of drie keer op de stok en zei dat hij de stok zou houden. Daarop antwoordde Herman *hoe nae wildij weerom met mij leven gelijk gijlieden op Vastenavond met mij leefden* en dat de deponent toen hoorde dat genoemde Tonis tegen Herman en tegen Jan Dircks zei *comt uwer een en stookt tegen mij* en daarop heeft Jan Schuermans zijn mes getrokken en is toen is wijlen Adriaen Matheus Pels gekomen en heeft Jan Schuermans bij de arm genomen waarin hij het mes had en wilde die zelfde Jan Schuermans niet door Adriaen worden tegengehouden en zei dat hij
    hem zou laten gaan en Adriaen is toen naar zijn broer Anthoinis gegaan en heeft de stok ook gevat en zei tegen Antonis dat hij de stok niet zou laten gaan. De deponent heeft nog gezien dat Jan Dirck Schuermans en Anthonis met blote messen naar elkaar staken en dat ook Herman zijn bloot mes had uitgetrokken en had ook gezien dat Adriaen de stok verloor en had gehoord dat Adriaen tegen Herman Jan Schuermans had gezegd *wilde daer aan zo zal ik U helpen* en greep toen naar zijn mes. Maar de deponent zag geen bloot mes van Adriaen en toen heeft de deponent gezien dat Herman met een bloot mes naar genoemde Adriaen stak maar de deponent kon niet zien of Herman deze Adriaen had geraakt. Verder heeft de deponent gezien dat Jan Schuermans en Thonis Matheus Pels elkaar met blote messen staken en dat Pouwels Dirck Horcks een bijl in
    zijn hand had en tussenbeide kwam om de een van de ander te scheiden en heeft niet gezien of Pouwels meer op de een of op de andere partij *schiede* (?) en de deponent wist ook niet dat Adriaen gewond was, niet nadat Adriaen bij genoemde Rijchaert kwam en hem vroeg om een plaster (ei-pleister) te willlen leggen,
  • Mathijs zoon wijlen Gijsbrecht van Boxtel oud ca. 22 jaar, verklaart dat hij op de genoemde dag dat Herman Peters bij hem is gekomen ten huize van Willem Joris op de kamer daar en dat die met hem een bier wilde drinken, naar daarop had hij gezegd dat ze genoeg hadden gehad en huiswaarts wilden gaan en zijn toen samen uit huis gegaan en dat Lauwrens een jaagstok in zijn hand had en tegen Herman zei * gij wilt mij smijten of vervolgen, waarin ik geen schuld heb*. Daarop had Jan Dirk Schuermans tegen Laureijs gezegd *Lauwrens hadde gij mij dat beloofd* waarop Lauwrens hem weer zei *ik hou U voor een goede vriend ik en begeer niet te vechten* en de deponent heeft ook
    gehoord dat Herman aan Lauwrens vroeg waarom hij zijn stok voor hem hield en waarom Lauwrens hem Herman daarmee lastig viel omdat hij zich niet met hem bemoeide en toen ging Lauwrens naar het kerkhof daar waar Herman deze Lauwrens volgde en er waren sommige woorden die ze met elkaar kregen en daarop heeft Herman de stok gepakt van Lauwrens en heeft Lauwrens direkt erna een andere stok gekregen van genoemde Tonis Teuwens en toen hielden Hermen en Jan Schuermans de stok van Lauwrens vast en wilden die stok niet loslaten. Toen kwam Antonis Matheus Pels die ook de zelfde stok beetpakte en zei dat de stok zijn eigendom was of van diens jonker en daarbij had Anthonis gezegd hij zou de stok niet verlaten zonder daarbij te sterven. Daarna kwam Adriaen Matheus Pels en zei tegen Herman en Jan Schuermans dat ze Tonis die stok zouden laten houden en de deponent heeft dan gezien dat Jan Schuermans en Tonis met ontblote opstekers staken en dat Herman Peters ook zijn mes had getrokken maar hij heeft niet gezien of Tonis en Adriaen werden gewond en hij weet ook niet dat Adriaen was gestoken niet voordat Willem Joris als vorster kwam en zei *gezellen ziet nu wel genoch is daer leecht eenne op zijnen dooien rugge* of dergelijke woorden.