Berndt van Merveldt, leenman van de hertog van Berg en graaf van Ravensberg, zoon van Herman van Merveldt en Beatrix NN, overleden < 8 juni 1409
Gehuwd met
Beke NN, overleden > 8 juni 1409
Bronnen: 1) Das Geslecht von Merveldt zu Merfeld. Ein beitrag zur Familien- und Standesgeschichte der Münsterschen Ritterschaft, Heinrich Glasmeier. In: Westfälisches Adelsblatt. Monatsblatt der Vereinigten westfälischen Adelsarchive. Achter Jahrgang 1931, Nr 1-12, p 1-84, 2) archive.nrw.de, 3) lwl.org
Op 22 februari 1385 verklaren de jonkers Ludoph van den Ahues, Hinrich van Solmijs (proost van St. Mauritz te Münster), Herman van Merveld en Herman van Bilrebecke hun instemming met het feit dat de gebroeders Bernt en Hinrich van Merveld de vrijstoel te Flamschen aan de stad Coesfeld hebben verpand.
Op 3 september 1385 verklaren de gebroeders Bernd en Hinrich van Merveld dat zij de vrijstoel te Flamschen aan de stad Coesfeld hebben verpand voor 300 gouden schilden. Indien Godeke Kobbinck, die door de hertog van Berg met de vrijstoel beleend is, komt te overlijden, zullen zij verzoeken om een andere leenhouder aan te stellen.
Op 3 september 1385 verklaren de gebroeders Bernt en Hinrich van Mervelde voor Ecgberte van der Dunowe, genaamd van den Spechues, vrijgraaf, en Diderike van Hameren, ambtman en gograaf in het ambtsgebied van Hastehausen, dat zij de vrijstoel in het kerspel Jacobi aan de stad Coesfeld hebben verpand.
Op 1 mei 1390 ‘die beatorum Philippi et Jacobi apostolorum’ sluiten de bisschoppen Heijdenrich van Münster en Dietrich van Osnabrück, met instemming van hun kapittels en steden, een verdrag met Bernd, Sander, Hinrik, broers Droste Heijdenrik Droste, Heijdenrik Sasse, Johann Morrijen de Oude, Israel en Bernd, broers Krampe, Hinrik van Wijschele, Bertold Herte, Lubbert van Rechede, genaamd de Bijtere, Bernd van Merveld, Herman van Sconenbeke en Dietrich van Hameren, betreffende wederzijdse steun in de twisten met graaf Engelbert van der Mark. Zij doen afstand van afzonderlijke vredesverdragen en stellen Hinrick Bucke, Hermann Korve (zoon van Everd), en Bernd Droste van Kakersbeke aan als scheidsrechters, en Herman Fransoijs, domdeken van Münster, als hoofdarbiter.
Op 25 mei 1391 verkopen de broers Bernt en Hinrich van Mervelde, met instemming van Bernts echtgenote Beke en hun kinderen Johan en Herman, voor 1000 Rijnse gulden en 400 oude gulden (schilden) aan heer Johan van Zolmijsse (zoon), heer van Ottenstene, en diens zoon Hinrick van Zolmijsse drie vrijstoelen van hun vrijgraafschap, namelijk de vrijstoel te Heghe in het kerspel Holtwick, de vrijstoel te Bertrammijnck in het kerspel Darfeld en de vrijstoel “ton Vrigenhagen” bij het klooster Varler. Herinkoop is pas toegestaan na het overlijden van de kopers. Bernt van Mervelde verplicht zich om heer Johan van Zolmisse (zoon), heer van Ottenstene, en diens zoon Heinrich zolang in het bezit te houden van de vrijstoel “ton Vrigenhagen, gelegen bij het klooster Varler”, totdat zij de toestemming van de leenheer van deze stoel hebben verkregen en ontvangen.
In 1394 vindt de verdeling plaats van de erfenis tussen Berndt en zijn broer Heinrich. Ze verklaren elkaar bijstand te verlenen en garanderen dat, indien een van hen zijn bezit wil verkopen, hij dit eerst aan zijn broer en daarna aan de naaste gezamenlijke verwanten zal aanbieden.
Bernd ontvangt van het herenhuis de grote zaal, de keuken en een deel van de binnenplaats van het kasteel, verder de molen en het molenterrein, waarvoor hij een brug vanaf zijn huis moet aanleggen, aangezien de doorgang via de voorburcht van zijn broer voor hem afgesloten blijft. Aan goederen ontvangt hij de volgende erven met bijbehorende mensen: Scrottinch, Stillhof, Salmanninch, Grotehues, Twehues, Bettinch, Schivinch, Lutikenhof, Kumannhus, Slüitershuis, Marensharen, Bokenmolle, Bitener, Kohus, Spechtehus, Abbeteshus, Dickmann, Wolcmolle, Hüppenkotten, Claweshus, Hasikenhus, Wernershus, Grawe, Berchorne, Schultebene, Wolt-Hinckenhus, Kudelshus in de stad Dülmen, daar ook het huis dat vroeger toebehoorde aan Bernhard van der Hege.
In gezamenlijk bezit van de twee broers blijven die rechten en bezittingen die zich niet goed laten verdelen, namelijk de tiende te Lette, die hun Dülmener kasteelleen vormt; een tiende die zij aan Rotger van Besten hebben uitgegeven, de ongehuwde horigen, de vrije heerlijkheid, de bosrechten, de visserij en de wilde paarden, verder de koppelhaver, 4 mark uit de Dülmener grut, alsmede het goed dat zij van Heinrich van Lette hebben verkregen en de marken- en wegenrechten.
Aangezien Bernhard het huis Merfeld aan de aartsbisschop van Keulen als open huis heeft opgedragen en nu moet vrezen dat hij met slechts zijn deel zijn verplichtingen niet kan nakomen, sluit Heinrich zich bij zijn handelwijze aan.
Op 12 april 1396 verbinden Heinrich van Aschenberg, Bernt van Mervelde en Johan van Scheidlig zich met de hertog van Berg tegen de graaf van der Mark en stellen zich met 20 gewapende mannen ter beschikking, waarvoor zij 1.000 gulden ontvangen. Bernt de Droste, zoon van Herman, en Heinrich van Merveld stellen ieder tien gewapende mannen ter beschikking en ontvangen daarvoor in ruil 500 gulden.
Op 8 juni 1409 verkopen Hinrick en Beke van Mervelde, samen met Herman van Mervelde, zoon van Beke, aan Bernd tho Coldenhave, ambtman van de Heilige Geest, het recht op de tiende van het Poppen in de Koldenhof. Henrich van Merveld en Herman van Merveld, zonen van wijlen Bernd van Merfeld, verklaren dat zij naar Coesfeld willen komen en daar niet zullen vertrekken, tenzij hun verwanten — heer Johan van Merveld, domheer te Münster, Gerd en Grete van Merfeld, momenteel buiten het land — zich niet aansluiten bij het contract met Bernd ton Koldenhove, ambtman van de Heilige Geest, betreffende de tiende van Poppen in de Kladenhof.
Uit dit huwelijk:
1 Herman van Merveldt
3 Johan van Merveldt