Adolf van Merveldt, drost (1466), zoon van Gert van Merveldt en Petronella Krampe, overleden 1478-1482
Gehuwd met
Agnes van Gemen, dochter van Willem van Gemen genaamd Provestinch en Lutgard NN
Gehuwd met
Hinrick van den Graeve, rechter te Winterswijk namens de heer van Gemen, overleden 1452-1457
Bronnen: 1) Das Geslecht von Merveldt zu Merfeld. Ein beitrag zur Familien- und Standesgeschichte der Münsterschen Ritterschaft, Heinrich Glasmeier. In: Westfälisches Adelsblatt. Monatsblatt der Vereinigten westfälischen Adelsarchive. Achter Jahrgang 1931, Nr 1-12, p 1-84, 2) archive.nrw.de, 3) geldersarchief.nl
Op 27 november 1457 voor Johan Tenkinch, rechter te Bocholt namens heer Gisbert van Bronchorst, heer van Batenborg en Anholt, drost van Bocholt, beloven Gossen van Ghemen, genaamd van Provestijnch, en zijn zuster Nese, weduwe van Hinrick van den Graeve, aan Willeme van Graes en Henrike van Remen schadeloosstelling wegens hun borgstelling. Deze borgstelling hebben zij samen met Herman van Dijepenbroke en Wijlleme van Lijntelo verleend tegenover de pröpstin en het kapittel van Vreden, voor een jaarlijkse rente van 8 molt rogge volgens Vredener maat, te betalen op het feest van Petri ad cathedram, uit de tiend te Hoedyncbueren, gelegen in het ambt Bocholt, kerspel Rhede, boerschap Crummenhort.
Op 22 januari 1466 verklaren deken en kapittel van de dom van Münster, Bernd, graaf van Bentheim en beheerder van de heerlijkheid Steinfurt, Heinrich, heer van Gemen en Wevelinghofen, Gerd tot Keppel, Gerd Morrien, maarschalk, Goswin Ketteler en Dietrich van der Horts, ridders, Balthasar van Büren tot Davensberg, Hermann Korff gen. Schmising, Dietrich van der Recke, zoon van de overleden ridder Gottfried, Johann Schencking, Rotger Ketteler, Albert Tork, Rudolf van Langen, Lubbert Morrien, Gerd van Barnsfeld, Dietrich van Ascheberg, Rotger Stael, de gebroeders Dietrich en Eberhard Korff, de gebroeders Jasper en Balthasar van Oer, Johann en Heinrich van Hövel tot Geinegge, Lubbert de Went, Dietrich van Langen, de gebroeders Bernd en Dietrich van dem Berge, de gebroeders Heinrich en Hermann van Langen, Serges van der Hege, de zoon van Serges, Serges van der Hege, de zoon van Bernd, Rotger Tork, de gebroeders Wessel, Gerd en Rotger van Galen, Gerd van Galen tot Ermelinghof, Heinrich van Herbern, de gebroeders Sander en Bernd Droste, de gebroeders Gerd en Dietrich van Hövel tot Stockum, Engelbert van Mecheln, Adam van Lintel, Hermann van Münster tot Dahl, Heinrich van Leite, Johann Hake tot Wolfsberg, Bitter van Rasefeld, Goswin van Raesfeld, Goswin van Gemen gen. Provenstinck, Eberhard van Remen, Johann Tencking, Johann van Senden tot Beverger, Lambert van Langen, Lambert’s zoon, Gottfried van Heeck, Ludolf Hake, Heinrich van Asbeck, de gebroeders Hermann en Bernd van Velen, Hermann van Diepenbrock, Rotger’s zoon, Hermann van Diepenbrock, Eberhard’s zoon, Eberhard van Diepenbrock, Johann van Diepenbrock, Rotger van Diepenbrock, Johann van Lembeck, Hermann van Keppel, Heidenrich Pikenbrock, Heindenrich en Jasper Droste tot Vischering, Hermann van Wüllen tot Epe, de gebroeders Bernd en Adolf van Merveldt, Heinrich Valke, zoon van Hermann, Hermann Valke, zoon van Heidenrich, Schotte van Visbeck, Wennemar van Heiden, Dietrich van Billerbeck, Hermann van Marhülsen, Dietrich Wolf van Füchtel, Bernd van Langen, Lambert van Langen, zoon van Egbert en alle Burgmannen tot Nienborg, Vechta, Ahaus, Ottenstein, Dülmen, Rheine, in Emsland, Stromberg, Sassenberg, Telgte, Botzlar, Patzlar en Wolbeck namens de gehele ridderschap van de abdij van Münster alsmede de burgemeesters, raadsheren, gilden en alle gemeenten van de steden Münster, Coesfeld, Bocholt, Borken, Warendorf, Beckum, Ahlen, Dülmen, Rheine, Vechta, Haltern, Werne, Vreden, Haselünne, Meppen en Telgte dat velen – geestelijken en wereldlijken – sinds enige tijd in strijd met de privileges en geloften worden benadeeld en onderdrukt, die de vorsten aan de deken en het kapittel van de kathedraal, de edelen, ridders en bedienden, de stad Münster, alle steden en het land hebben verleend, en dat niemand in staat is geweest hun klachten en geschillen tot een goed einde te brengen, maar dat de heren dat hebben geweigerd en zich soms niet aan hun geloften en privileges hebben gehouden. Daarom willen de exposanten elkaar helpen om ervoor te zorgen dat de respectieve heer en bisschop de geloften en privileges die aan hen en het land zijn gegeven strikt nakomen. Elke overtreding hiervan moet gemeld worden aan de deken en het kapittel van de kathedraal, die de bisschop moeten instrueren om dit binnen een maand – maar maximaal binnen zes weken – te verhelpen. Als dit niet gebeurt, zullen twee leden van het domkapittel en acht leden van de adel, de ridderschap en de bedienden – namelijk twee uit elk van de vier hoeken van het land, die qua macht en rijkdom zo geplaatst zijn dat ze werken voor de eer en de wil van het land voor het algemeen welzijn, namelijk graaf Bernd van Bentheim als rentmeester van Steinfurt, heer Heinrich van Gemen en de volgende uit de vier hoeken van het land: uit Nienborg de heer Gerd van Keppel, uit Stevern de heer Gerd Morrien, uit Bever Hermann Schmising, uit Drein Dietrich van der Recke, uit Emsland Rudolf van Langen en uit Bram Goswin van Raesfeld – alsmede twee afgevaardigden van Münster dringen er bij de bisschop op aan om binnen een maand na het verzoek daartoe van de benadeelde partij, de aanklachtpunten weg te nemen. Als ook dit niet lukt, moeten de deken en het kapittel van de kathedraal en de stad Münster onmiddellijk een bijeenkomst organiseren om te beslissen hoe de vorst ertoe gebracht kan worden het privilege en zijn gelofte na te komen, de klacht te verhelpen en eventuele schade te vergoeden. De deken en het kapittel van de kathedraal moeten hun klachten ook voorleggen aan de bovengenoemde commissie; als dit niets oplevert voor de vorst, moet de Diet worden bijeengeroepen zoals hierboven beschreven. Klachten van de vorst tegen zijn onderdanen moeten worden voorgelegd aan het kapittel en – als dit de beklaagde niet bereikt – aan de commissie; dan moet de hierboven beschreven procedure worden voortgezet. Als de verweerder lid is van de commissie, wordt de zaak voorgelegd aan de andere leden van de commissie en verloopt de procedure zoals hierboven beschreven. Verder zal de vorst alleen zijn raadsleden uit het land verwijderen. Als iemand zich terugtrekt, moet hij zichzelf kandidaat stellen.
Op 9 september 1466 ‘upten saiterstagh zent Laurentiusavent’ treedt Aleff van Merfelde op namens Heijne dar Neder, die bij hem heeft geklaagd dat de vrienden van de geadresseerden op de afgelopen donderdag [7 augustus] bij hem op Scholven zijn geweest en hem 18 runderen hebben afgenomen — ongeveer 12 melkkoeien en zes andere runderen. Heijne is echter een vrij man. Hij en zijn vrouw behoren met hun goederen tot de kerk van Wellem en vallen onder de genadige heer van Keulen en de heer van Gemen. In hun opdracht verzoekt Aleff de geadresseerden om Heijne en zijn vrouw de geleden schade te vergoeden, zodat zij niet genoodzaakt zijn verdere stappen te ondernemen.
Op 4 augustus 1467 ‘des Dinxtedaghes na sunte Petersdaghe gehieten ad vincula’ geven Aleff van Mervelt en zijn vrouw Agnesa over aan Giissebert, heer to Bronchorst en Boirclo, hun volschuldig eigen Herman ten Grotenhues, zoon van wijlen Dirck en Gese ten Grotenhues, in ruil voor Herman ten Hoenhave, zoon van den schulte van Huppele te Wenterswick en diens vrouw.
Op 25 juli 1471 ‘des nesten donredages na sunte Margretendaghe’ belenen Berndt en Aleff van Mervelde, gebroeders, Johan van Dornick, genaamd van Loen, met het erve en goed to Tangbell met toebehoren, gelegen in het kerspel Aelten, buurschap Lijntell, zoals zijne voorvaderen dat in leen hebben gehouden; ten overstaan van Wijlhelm en Roleff van Lijntell, vader en zoon, leenmannen.
Op 18 december 1471 belooft Aleff van Mervelde om Johanne tot Munster schadeloos te stellen voor de garantie die hij en Sander Drosten tot Hermene Herden hebben gegeven.
Op 13 juli 1478 verkopen Alef van Mervelde, zijn vrouw Nese en hun kinderen Hijnrick, Nelleke, Margarete en Katerina, ten overstaan van Hijnrick Langenesch gograaf van Dulmen in de Greenkulen van de bisschop van Münster, een weiland bij Huesdulmen in de Borcholte, voorheen toebehorend aan Aleije van Wullen, aan Rotgher van Besten en zijn vrouw Aleit.
Op 27 juli 1478 ‘maendach neist sunte Jacobs dage’ verschijnt Derich Roeije, als procurator van Henrich Heer tot Ghemen, voor Henrich van Haessel, rechter in en rond Bocholt van Gerit van Berntfelde, maarschalk van de heer van Münster en baljuw van Bocholt. Hij eist beschuldigt dat, nadat op Michaelsavond 1455 een vrede was gesloten tussen Henrich Heer van Gemen en ridder Goese van Raesfelde, de Raesfelder Aleff, als helper van de ridder Goese Stekke, deze vrede niet te hebben bewaard en hem voor duizend Rijnse gulden te hebben benadeeld, wat de laatste ontkent en zweert.
Op 28 augustus 1478 benoemen Bernd en Adolf van Merveld Johan Kampen tot vrijgraaf.
Uit dit huwelijk:
1 Hijnrick van Merveldt. Gehuwd met Catharina van Langen, dochter van Engelbert van Langen en Adelheid van Düvel
2 Nelleke van Merveldt. Gehuwd met Bernhard van Bittinghoff-Schell
4 Katerina van Merveldt