Gijsbertsz, Jan (-1469/70)

Jan Gijsbertsz, knape (1455), schepen (1438-1469) en burgemeester (1453-1459) te Culemborg, zoon van Gijsbert Jacobsz Hack, overleden 1469-1470

Gehuwd met

Geertruijt Gosen van Pothuijsen, dochter van Gosen van Pothusen en Bartraet NN, geboren ca. 1390 te Culemborg, overleden > 25 augustus 1469

 

Bronnen: 1) Cool te Culemborg, H.T.M. de Raad. In: Gens Nostra, jrg. 50 (1995), 2) onsvoorgeslacht.nl, 3) epertorium op de lenen van de hofstede Culemborg, 1251-1648 (1669), J.C. Kort. In: Ons Voorgeslacht, jrg. 42 (1987), 4) Leenhoven van de heren van Vianen, 1292-1666, J.C. Kort. In: Ons Voorgeslacht, jrg. 40-43 (1985-1988), 5) regionaalarchiefrivierenland.nl, 6) Het oud archief van de gemeente Culemborg, Dr. A.J. van de Ven, 1938, 7) geldersarchief.nl, 8) razu.nl, 9) NT00061_19.  Nadere Toegang op inv. nr. 19 uit de Collectie Digitale Bronnen (61). M.S.F. Kemp, Februari 2018. Regionaal Historisch Centrum Zuidoost Utrecht

Op 14 januari 1438 ‘op Sente Pontiaens dach martiris’ oorkonden Arnt Gelijszoon, richter in de kerspelen Everdingen en Zijdervelt, en Jacop Zasse, Willem Heijnricszoon en Jan Gijsbertszoon, schepenen, dat Bartraet, weduwe van Gosen van Pothusen, Engbert Craft, haar zoon, Engbert Bierman met zijn vrouwe Celije, en Jan Gijsbert Ludekenszoonszoon, overgedragen hebben aan Wouter die Brune ten behoeve van het gasthuis te Culemborg, een stuk land onder Goilberdingen tussen de Pariser weg en de Leck, waarvan de opbrengst voor uitdeling van brood en haring moet worden gebruikt.

Op 3 januari 1439 ‘des Saterdages na den heiligen Jaersdach’ oorkondt Alaert van Ynghen, richter te Buesinchem, dat Margriet, weduwe van Ghiisbert van Beesde, en haar zoon Ghiisbert van Beesde overdragen aan Johan Ghiisbertsz al hun tijnsgoed in de Maet op het Weidervelt, tijnsroerig aan Bueren.
Op 17 maart 1439 ‘op sijnte Geerdendach’ oorkonden Alaert van Ynghen, dijkgraaf in de heerlijkheid Buesijnchem, Eerst van Ewiic Gerijtsz, Jan Coenensz en Ot van den Wijer, heemraden aldaar, dat zij op den dijk aldaar een deeling maken tusschen Jan die Keijser en Jan Ghiisbertsz van 13 morgen land ter Weijde, afkomstig van Ot Ottensz, en van de daartoe behoorende dijkplichten.

Op 6 februari 1443 ‘des Gudensdages na sente Aghetendach’ oorkonden Hubert van Culenborch, bastaard, richter van Culenborch, Willem Zuurmont, Wolter van Overriin, Wolter Dije Bruun en Derick Dije Man, schepenen aldaar, dat Gertruut Pelgrijmsdr overdraagt aan Jan Giisbertsz ten behoeve van Jan Engbertsz Craft 1½ morgen land op Lanxmervelt in de Were, en nog 11 morgen aldaar.

Op 2 mei 1452 ‘des Dinxdages na Meijdach’ oorkondt Reijner de Wilde, hof- en tijnsrichter van den domproost van Utrecht, dat Wouter Zass, Henric Gherijtsz en Aernt Gherijtsz, gebroeders, opdragen ten behoeve van Jan Ghiisbertsz 2½ streep lands, gelegen op Guetberdinghen tusschen de Leck en de Parijsche straat.

Op 1 oktober 1454 ‘op sente Remigius’ dach’ oorkonden Hubert van Culenborch, bastaard, richter te Culenborch, Willem Zuurmont, Wolter van Overriin, Gerit Mellijsz en Johan van Kuuck, schepenen aldaar, dat Johan Giisbertsz na executie eigenaar wordt van een stuk land op Zoeghewiick, afkomstig van Peter Rolofsz en de onmondige kinderen van Arnt Derick Ottenzoonsz.

Jan Gijsbertsz en Wouter van Dichteren (zijn schoonzoon), beide knapen, verklaren op 5 december 1455 een vicarie gesticht te hebben in de Sint Barbarakerk te Culemborg op het Heilige Geestaltaar. Zij vermaken daaraan landerijen op Goilberdingen, Zowijk en Buurmalsen. Goezewijn Woutersz van Dichteren, zoon van Wouter van Dichteren uit zijn eerste huwelijk, wordt eerste vicaris. Er wordt bepaald dat elke week vier missen zullen worden gehouden door de vicaris. Bovendien zullen Jan Gijsbertsz en Wouter van Dichteren, of hun erfgenamen, op hun kosten een altaar laten maken, stichten en wijden. De eerste mis van de week moet op zondag worden gehouden, onder ‘die hoemesse’ en na het evangelie. De tweede mis moet met een collecte door de vicaris worden gehouden op dinsdag. Elke dinsdag zingen dan de kosten en twee coraelen. De koster krijgt hiervoor ½ vrancrijschen schildt, te betalen op Sint Martijnsdag in de winter of veertien dagen daarna. Hij moet vervolgens ¼ van een oude schildt uitreiken aan de twee coraelen. Tevens zal de koster elke dinsdag om even uur de misklok een ‘lange poijs luijden’. De derde mis, die van Onser Liever Vrouwen, moet de vicaris houden op woensdag, de vierde op vrijdag, steeds met een collecte. De vicaris zal jaarlijks twintig vrancrijxe schildt krijgen, de deken en het kapittel krijgen er zes. Te allen tijde zal de vicaris een nakomeling en/of bloedverwant moeten zijn van beide stichters. De betreffende persoon zal hiervoor een studie moeten volgen, welke zal worden betaald door de vicarie.

Op 4 augustus 1457 ‘des Donredaghes na sunte Petersdach ad vincula’ oorkondt Helmich van Scevick, drost van Bueren en Buesinchem, dat Wouter van Dijchteren en zijn vrouw Gheertruijt, Aernt van Dijchteren, Goessen van Dijchteren Woutersz, Goessen van der Moelen en zijn vrouw Ermgairt en Bernt Dircsz met zijn vrouw Mechtecht (!), kinderen van Wouter vnd. bij Aleijt Aerntsdr van Boemel, zijn eerste vrouw, overdragen aan het kapittel te Culenborch, ten bate van de door Wouter van Dijchteren en Jan Giisbertsz gestichte vicarie, een hofstad te Buerenmalssen met 4 morgen en 2½ hont land aan den Coedam, 2 morgen 24 roeden aldaar en 7 hont aldaar.
Op 3 september 1457 oorkonden Danijel van Everdingen, richter van Everdingen en Zijdervelt, Gherijt van Culenborch, bastaard, Heinrijc van Rondenborch en Jan Lukensz, schepenen aldaar, dat, na executie door Mathiis Jansz, een streep land onder Goelbertdingen, toebehoorende aan Hubert Wouters Brunenz en diens kinderen bij wijlen zijn vrouw Gheertruut Heinrijx Havendr, verkocht wordt aan Jan Ghiisbertsz.

Op 9 februari 1459 ‘des Vrijdaghes na sinte Achtendach’ erkent Goijert Goijertsz van den Gheer verkocht te hebben aan Jan Ghiisbertsz al zijn rechten op de helft van 2 hofsteden, groot 13 morgen, gelegen ter Weijde onder Buesinchem.

Op 7 juni 1464 oorkonden Danijel van Everdingen, richter van Everdingen en Zijdervelt, Otte Woutersz, Dirc Petersz en Steven Jansz, schepenen aldaar, dat Aliit, weduwe van Ghiisbert Kraft, overdraagt aan Jan Ghiisbertsz 2 strepen land op Goelbertdingen.

Op 20 juni 1465 ‘des Donredages voer sent Jansdach to Midsomer’ oorkonden Hubert van Culenborch, richter te Culenborch, Peter van Yngen, Thomaes Geritsz, Wouter van Dichteren en Derick Koppier, schepenen aldaar, dat Jan Giisbertsz overdraagt aan Gerit, heer tot Culenborch, een huis c.a. aan de Vorderstraet.
Op 7 juli 1465 oorkonden Danijel van Everdingen, richter van Everdingen en Zijdervelt, en Ot Woutersz, Dirc Petersz, en Jan Willamsz, schepenen aldaar, dat Jan Ghiisbertsz overdraagt aan Geraerdt, heer tot Culenborch etc., 4 strepen land op Goelbertdingen, en nog 2 en 4 strepen land aldaar.

Op 18 september 1466 wordt Johan Gijsbertsz beleend met een viertel in Goilberdingen met 11 morgen door Gerard Coel, bij opdracht uit eigen, te komen op Hendrik, zoon van Wouter van Dichteren en Geertruida, zijn dochter, of Gijsberts, diens broer, met lijftocht van Geertruida, dochter van Gozewijn van Pothuizen, zijn vrouw, Wouter van Dichteren en diens vrouw. Op 14 mei 1470 gaat het leen op Aleid, dochter van Wouter van Dichteren, gehuwd met Gerard Coppier, eventueel te komen op Hendrik, haar broer, of Jutte, hun zuster, met lijftocht van haar man.
Op 18 september 1466 is Johan Gijsbertsz beleend met twee strepen in Goilberdingen, strekkend van de Parijse straat tot de leenheer met zijn waard, vermeerderd met de helft van 4 strepen aldaar, gemeen met Wouter van Dichteren. Op 12 november 1470 gaat het leen naar Hendrik Cool voor Elisabeth, dochter van Wouter van Dichteren, zijn vrouw, bij dode van Johan Gijsbertsz.
Op 18 september 1466 is Johan Gijsbertsz beleend met de helft van vier strepen land op Goilberdingen, gemeen met 2 strepen die Jan Gijsbertsz houdt van Culemborg, strekkend van de Diefdijk tot de Lek, boven de Capellenakker te Goilberdingen, beneden de Diefdijk. Het leen te komen op Hendrik, zoon van Wouter van Dichteren en Geertruida, zijn dochter, of Gijsbert, diens broer, met lijftocht van Geertruida, dochter van Gozewijn van Pothuizen, zijn vrouw, Wouter van Dichteren en diens vrouw.
Op 18 september 1466 wordt Jan Gijsbertsz beleend met een huizing en hofstede, tuin en getimmerte met het voorste huis aan de Voorstraat en het achterste aan de Achterstraat in Culemborg, bij opdracht uit eigen met lijftocht van Geertruida, vrouw van Wouter van Dichteren, zijn dochter.

Op 25 augustus 1469 ‘des Vrijdages na sunte Bertholomeus’ dach des heijligen apostels’ erkennen Jan Giisbertsz en zijn vrouw Geertruijt gegeven te hebben aan het convent van de 3de orde van St. Franciscus te Culenborch 6 morgen land ter Weij aan de Oude A, onder voorbehoud van de pachtgelden gedurende hun leven.

Op 12 mei 1470 ‘op sunte Pakeraes’ dach des hilligen maerteles (sic)’ oorkondt Suijrmont Korstkensz, dat, na executie door Jan van Pothuijsen, 5½ morgen land onder Boesinchem afkomstig van Jan Giisbertsz, verkocht wordt aan Jost van Bueren, die den koop weder overdraagt aan Jan van Pothuijsen.
Op 19 augustus 1470 ‘upten Sondach na ons Liever Vrouwendach Assumptio’ verklaart Ott van Bijlandt, ridder, hofmeester, en drost te Bueren, dat de besloten zusters te Culenborch het land aan de Audae onder Bosinchem, afkomstig van Jan Giisbertsz, van alle breuken bevrijd hebben.

Op 22 december 1472 ‘des anderen dages na sunte Thomas’ dach apostoli’ oorkonden Zweder van Culenborch, bastaard, richter te Culenborch, Zweder van Eschensteijn, Heinrick Zuermont, Herman van Doijenberch en Aernt de Man, schepenen aldaar, dat Henrick Koell na verwin eigenaar wordt van 3 morgen land op Lanxmeer, afkomstig van Jan Giisbertsz.

 

Uit dit huwelijk:

Geertruijt Jan Gijsberts

Elisabeth Jans, overleden < 7 juni 1485. Gehuwd met Gerrit Visscher