Wouter van Dichteren, knape (1455), burgemeester (1438-1449, 1455) en schepen (1453-1468) van Culemborg , rentmeester van de heer van Culemborg (1452-1461), heemraad in het land van Culemborg (1445), zoon van (?) Peter van Dichteren, overleden 1469-1470, begraven in de St. Barbarakerk te Culemborg in de kelder onder het Heilige Geestaltaar
Gehuwd met
Aleijt Aernts van Bommel, overleden 1442-1445
Gehuwd < 16 maart 1445 met
Geertruijt Jan Gijsberts, dochter van Jan Gijsbertsz Hack en Geertruijt Gosen van Pothuijsen, overleden > 18 september 1466
Bronnen: 1) Cool te Culemborg, H.T.M. de Raad. In: Gens Nostra, jrg. 50 (1995), 2) onsvoorgeslacht.nl, 3) Repertorium op de lenen van de hofstede Culemborg, 1251-1648 (1669), J.C. Kort. In: Ons Voorgeslacht, jrg. 42 (1987), 4) Leenhoven van de heren van Vianen, 1292-1666, J.C. Kort. In: Ons Voorgeslacht, jrg. 40-43 (1985-1988), 5) Repertorium op de lenen van de hofstede Heukelum, 1383-1684, J.C. Kort, 6) regionaalarchiefrivierenland.nl, 7) Het oud archief van de gemeente Culemborg, Dr. A.J. van de Ven, 1938, 8) geldersarchief.nl, 9) bhic.nl
Op 11 maart 1433 ‘op sinte Gregorius’ avont’ oorkondt Volquiin Hackert, richter te Malsen in het land van Bueren, dat Aleijt van Ingen Alaertsdr overdraagt aan Wouter van Dichteren de helft van een hofsiede met 3 morgen land onder Buerenmalsen over den Koedam.
Op 10 maart 1436 oorkondt Johan van Oije, heer tot Ubbergen, ambtman van het land van Bueren en Buesinchem, dat Jan Jacobsz. overdraagt aan Volquiin Hackert, ten behoeve van Wouter van Dichteren en Aleijd Alaertsdr van Ingen, 8½ hont lands onder Buerenmalsen, geheeten Over die Voir.
Op 15 juni 1439 ‘op sinte Viten ende Modestendach martiris’ oorkondt Walraven van Haeften, drost van het land van Bueren, dat Otte Zuermont en zijn vrouw Aleijt overdragen aan Wouter van Dichteren de helft van een hofstede, groot 4 morgen en 2½ hont land, gelegen onder Buerenmalsen, en geheeten Over den Codam.
Op 28 september 1440 is Wouter van Dichteren beleend met de hoeve in de Welboren bij Culemborg, bij overdracht door Dirk van IJseren, bevestigd door Jan,
diens vader, met lijftocht van Aleid, dochter van Arnout van Bommel, te komen op Machteld, zijn dochter, en op zijn vrouw beide met de helft. Op 28 december 1442 is Wouter van Dichteren met de bovenhelft van de hoeve Welboren bij Culemborg bij overdracht door Pieter van IJseren Jansz met de bovenhelft en Jan van Cuijk de jonge met de benedenhelft. Op 24 juli 1445 is Geertruida, dochter van Jan Gijsbertsz, gehuwd met Wouter van Dichteren, bij overdracht door Reiner Dirksz beleend met de afsplitsing van het leen waarvan Wouter van Dichteren de andere helft heeft bij overdracht door Reiner Dirksz. Op 18 juli 1464 de bovenhelft van het leen Wouter van Dichteren, te komen op Gozewijn, zijn zoon bij Aleid, dochter van Arnout van Bommel. Een ander deel Geertruida, dochter van Jan Gijsbertsz, te komen op Gijsbert, haar zoon, of Aleid, haar dochter bij Wouter van Dichteren. Op 8 december 1469 de bovenhelft Arnout van Dichteren voor heer Gozewijn van Dichteren, priester, te komen op de kinderen van Wouter van Dichteren bij Geertruida, dochter van Jan Gijsbertsz, en daarna op Wouters kinderen bij Aleid, dochter van Arnout van Bommel, Gozewijns moeder, genaamd Arnout, Cornelis, Aleid en Machteld van Dichteren, gehuwd met Bernard Dirksz.
Op 7 december 1440 ‘dess naesten daiges nae sunte Nicolaus’ dach den heiligen bisscops’ maken Aleijt van Goeterswiick, vrouwe tot Culenborch etc., en Gerit Cezar van wege Gerit, heer van Culenborch etc., namens diens natuurlijke dochter Johanna, en Alert van Inghen en Wauter van Dichteren van wege Johan van Kuijck namens diens zoon Johan, maken huwelijksvoorwaarden.
Op 16 mei 1442 verpandt Aleid Cesar aan Wouter van Dichteren van Culemborg 10 morgen op de Rol, strekkend van de Parijse weg tot de Nieuwe wetering, met lijftocht van Aleid, dochter van Arnout van Bemmel, zijn vrouw, te lossen binnen drie jaar met 110 oude Franse schilden. Op 1 maart 1445 Wouter van Dichteren van Culemborg, en op 16 maart 1445 Wouter van Dichteren met 11 morgen bij overdracht door Aleid, dochter van Gerard Cesar, met lijftocht van Geertruida, dochter van Jan Gijsbertsz, zijn vrouw. Op 14 juni 1470 gaat het leen over naar Arnout van Dichteren.
Op 12 december 1443 ‘op sinte Luciënavont’ oorkondt Walraven van Haefften, drost van Bueren en Buesinchem, dat in het gericht van Buerenmalsen Wouter Lambertsz en Ghiisbert, zijn vrouw, overdragen aan Wouter van Dichteren 2 morgen en 24 roeden land te Buerenmalsen, gend. Over die Voer.
Op 16 maart 1445 wordt een viertel in Goilberdingen met 11 morgen door Aleid, dochter van Gerard Cesar, overgedragen aan Wouter van Dichteren, met lijftocht van Geertruida, dochter van Jan Gijsbertsz, zijn vrouw. Op 28 september 1452 gaat het land over op Gerard Coel. Op 18 september 1466 draagt Gerard Coel hetzelfde land over aan Johan Gijsbertsz, bij opdracht uit eigen, te komen op Hendrik, zoon van Wouter van Dichteren en Geertruida, zijn dochter, of Gijsberts, diens broer, met lijftocht van Geertruida, dochter van Gozewijn van Pothuizen, zijn vrouw, Wouter van Dichteren en diens vrouw.
Op 18 april 1445 is Wouter van Dichteren beleend met de helft van de Vliethoeve in het land van Culemborg, boven de heren van St. Barbara te Culemborg, beneden de opvliet te Culemborg, bij overdracht door Cornelis de Goijer Hendriksz, met lijftocht van Geertruida, dochter van Jan Gijsbertsz, zijn vrouw. Op 19 juni 1470 gaat het leen over op Gerard Bernardsz voor Jutte, dochter van Wouter van Dichteren, eventueel te komen op Aleid, haar zuster, of het jongste kind van haar ouders.
Op 5 september 1453 beleent Johan van Arkel, heer tot Hokelem, Wolter van Dichteren ten behoeve van zijn zwager Gerart, heer tot Culenborch etc., met de heerlijkheid, huis en hofstad te Leijenberch met toebehoren en 7 morgen.
Op 26 december 1453 is Wouter van Dichteren beleend met de helft van een hoeve in het kerspel Culemborg op het Parijserveld, genaamd Snoijenhoeve, waarvan Pieter van Ingen de andere helft houdt. In 1460 is Wouter opnieuw beleend, met ledige hand. Eveneens op 1 februari 1464 Wouter van Dichteren met lijftocht van Geertruida, dochter van Jan Gijsbertsz, zijn vrouw, waarna overdracht aan Aleid, zijn dochter, gehuwd met Gerard Coppier.
Op 26 december 1453 is Wouter van Dichteren beleend met 6 morgen in Goilberdingen, strekkend van de Parijse straat tot de Lek. Op 1 februari 1464 Wouter van Dichteren bij opdracht, niet te komen op Arnout van Dichteren en zijn kinderen bij Aleid, dochter van Arnout van Bommel, maar op Hendrik, zijn zoon bij Geertruida, dochter van Jan Gijsbertsz, zijn vrouw, met voorbijgaan van Gijsbert, hun zoon. Op 12 november 1470 gaat het leen naar Hendrik van Dichteren, bij dode van Wouter zijn vader.
Wouter van Dichteren en Jan Gijsbertsz (zijn schoonvader), beide knapen, verklaren op 5 december 1455 een vicarie gesticht te hebben in de Sint Barbarakerk te Culemborg op het Heilige Geestaltaar. Zij vermaken daaraan landerijen op Goilberdingen, Zowijk en Buurmalsen. Goezewijn Woutersz van Dichteren, zoon van Wouter van Dichteren uit zijn eerste huwelijk, wordt eerste vicaris. Er wordt bepaald dat elke week vier missen zullen worden gehouden door de vicaris. Bovendien zullen Jan Gijsbertsz en Wouter van Dichteren, of hun erfgenamen, op hun kosten een altaar laten maken, stichten en wijden. De eerste mis van de week moet op zondag worden gehouden, onder ‘die hoemesse’ en na het evangelie. De tweede mis moet met een collecte door de vicaris worden gehouden op dinsdag. Elke dinsdag zingen dan de kosten en twee coraelen. De koster krijgt hiervoor ½ vrancrijschen schildt, te betalen op Sint Martijnsdag in de winter of veertien dagen daarna. Hij moet vervolgens ¼ van een oude schildt uitreiken aan de twee coraelen. Tevens zal de koster elke dinsdag om even uur de misklok een ‘lange poijs luijden’. De derde mis, die van Onser Liever Vrouwen, moet de vicaris houden op woensdag, de vierde op vrijdag, steeds met een collecte. De vicaris zal jaarlijks twintig vrancrijxe schildt krijgen, de deken en het kapittel krijgen er zes. Te allen tijde zal de vicaris een nakomeling en/of bloedverwant moeten zijn van beide stichters. De betreffende persoon zal hiervoor een studie moeten volgen, welke zal worden betaald door de vicarie.
Uit 1458 dateert een kwitantie, door Wouter van Dichteren afgegeven namens den zoon van Henrick Aerntsz, voor zoengeld wegens de te Gouda gepleegde doodslag op zijn vader. Wouter van Dichteren verklaart ontvangen te hebben als zoengeld voor den doodslag, ter Goude aan Henrick Aerntsz. gepleegd, 15 of 16 postulaatguldens met bestemming voor diens zoon, die buiten s lands is.
Op 6 augustus 1462 ‘des Vrijdages na sunte Petersdach ad vincula’ oorkonden Danijelt van Everdingen, richter van Everdingen en Zijdervelt, Otte Woltersz, Dirck Petersz en Gerit Snodensz, schepenen aldaar, dat Wolter van Dichteren na executie eigenaar wordt van een kamp land op Gobertingen, groot 7 hont, afkomstig van Jacop die Lewe.
Op 18 september 1466 wordt Jan Gijsbertsz beleend met een huizing en hofstede, tuin en getimmerte met het voorste huis aan de Voorstraat en het achterste aan de Achterstraat in Culemborg, bij opdracht uit eigen met lijftocht van Geertruida, vrouw van Wouter van Dichteren, zijn dochter.
Op 21 september 1468 ‘op Sunte Matheus’ dach’ oorkonden Hubert van Culenborch, bastaard, richter, Heijnrick Zuurmont, Jan Gijsbertszoon, Dirck Coppiir, Thomaes Geritszoon, schepenen te Culenborch, dat Wouter van Dichteren, schepen, overgedragen heeft aan de pothmeesters aldaar een huis en erf in de Afterstraet onder den last eener jaarlijksche uitkeering aan het kapittel van St. Barbara.
Op 6 april 1469 erkent Wouter van Dichteren, dat hij aan zijn dochters Ariaen en Mari, die in het klooster van de 3de orde van St. Franciscus te Culenborch zijn, een kindsdeel heeft toegezegd, en bepaalt, welke maatregelen genomen zullen worden, indien aan het klooster verboden wordt erfenissen te aanvaarden, of indien Mari non wordt.
Uit het 1e huwelijk:
1 Aernt van Dichteren, schepen van Culemborg (1472), rentmeester van de heer van Culemborg (1467-1470), overleden 1487-1489. Gehuwd met Janna NN, overleden > 6 juli 1502
2 Goeswijn van Dichteren, priester, deken van de St. Barbarakerk te Culemborg, overleden > 23 februari 1498
3 Cornelis van Dichteren
4 Machteld van Dichteren, overleden > 7 juni 1485. Gehuwd met Berent Dircksz
5 Armgard van Dichteren, overleden > 7 juni 1485. Gehuwd met Goeswijn van der Molen
Uit het 2e huwelijk:
6 Ariaen van Dichteren, non in de 3e orde van Sint Franciscus (Mariëncroon) te Culemborg (1469)
7 Mari van Dichteren, non in de 3e orde van Sint Franciscus (Mariëncroon) te Culemborg (1469)
8 Henrick Woutersz van Dichteren, overleden > 12 november 1470
9 Gijsbert Woutersz van Dichteren, schepen te Culemborg (1482-1491), rentmeester en tijnsrichter van heer Jasper van Culemborg (1481-1492), richter van Parijs, overleden 1495-1496, begraven in de Sint Barbarakerk te Culemborg. Gehuwd met Lije Gerrits Coel, dochter van Gerijt Koel en Margriet NN, overleden > 9 februari 1499
10 Elisabeth Wouters van Dichteren
11 Aleid Wouters van Dichteren, < 13 oktober 1499. Gehuwd met Gerrit Coppier, schepen te Culemborg (1496-1504), zoon van Willem Coppier, overleden > 12 december 1505
12 Wouter Woutersz van Dichteren, schepen van Culemborg (1498-1505), rentmeester van de heer van Culemborg (1500-1504), stadhouder van de lenen, gasthuismeester (1496-1504), overleden 1505-1507. Gehuwd met Fije Hildebrands van Rossum, overleden > 21 september 1507
13 Jutte Wouters van Dichteren, overleden > 9 augustus 1525. Gehuwd met Gerrit Jan Berntsz, overleden < 20 augustus 1488. Gehuwd met Willem Dircksz, koster