Diepholt, Rudolf van (ca. 1395-1455)

Rudolf van Diepholt, domproost (1412-1436) en bisschop (1454-1455) van Osnabrück, bisschop van Utrecht (1423-1455), zoon van Johan van Diepholz en Kunigunde van Oldenburg, geboren ca. 1395, overleden 24 maart 1455 te Vollenhove

Links een portret van bisschop Rudolf van Diepholt, bisschop van Utrecht, knielend voor St. Elisabeth. Reproductie van een tekening in het handschrift van Arnold van Buchel, naar het door de bisschop geschonken glasraam in het koor van de Dom te Utrecht uit ca. 1440 (bron: hetutrechtsarchief.nl / Catalogusnummer 104409).

Bronnen: 1) hetutrechtsarchief.nl, 2) archieven.nl, 3) arcinsys.niedersachsen.de, 4) Stammliste des Hauses Diepholz. Op: de.wikipedia.org, 5) Rudolf van Diepholt. Op: nl.wikipedia.org

Op 8 september 1406 verlenen de edelheren Johan, Konrad, Rudolf en Johan van Diepholz aan Gerhard, edelheer van Diepholz, leenrechten op goederen in Aschen, Ossenbeck, Wetschen (ook wel Weddeschen genoemd) en Drebber.
Op 31 oktober 1406 verkopen Johan, Konrad, Rudolf, Johan, Ermegard en Johan, edelheren en edelvrouw van Diepholz, aan het kapittel in Wildeshausen twee boerderijen en huizen in Goldenstedt.

Op 4 juli 1409 ‘ipso die beati Odelrici confessoris’ verklaren de broers Bertold, Kort en Johan van Mandelslo dat zij alle schade, onenigheid (scheel) en onwil die ze hadden met de burgemeester, de raad en de hele gemeente van Wildeshausen in onderlinge eensgezindheid hebben bijgelegd en beëindigd. Als bemiddelaars (verdragslieden / degedinges lude) traden op de edele heren en jonkers Erich, graaf van Hoija, Johan, heer van Diepholz, en diens zonen Kort en Rolf.
Op 11 november 1409 ‘hilgen dage zunte Mertens’ beloven Johan van Diepholz en zijn zonen Konrad en Rudolf aan de deken en het kapittel van de kerk van Bremen dat zij hun verpande bezit van het kasteel, het ambt en het wigbold Wildeshausen in het komende decennium niet zullen opzeggen.

Op 13 januari 1411 wijzen Johan, Konrad en Rudolf, edelheren van Diepholz, een rente toe aan de kapel op het kasteel Diepholz.
Op 15 augustus 1411 verkoopt de familie Cordewacker aan Johan en Rudolf, edelheren van Diepholz, het tiendrecht in Aldorf.

Op 1 september 1418 ‘ipso die Egidii confessoris’ verklaren Johan, Kord en Roleff, edelheren van Diepholz, dat zij met de knaap Arnd Brawe, ambtman, alsook met de burgemeesters, de raad en de gehele gemeenschap van de stad Wildeshausen een overeenkomst en een verbond tot wederzijdse hulp hebben gesloten tegen bisschop Wulbrand van Minden en diens aanhangers.

Op 8 oktober 1426 verenigen de ridders van het land Utrecht en van de stad Utrecht, samen met de ridders en steden van de Overijsselse landstreken Salland, Vollenhove, Twente en Drente, zich onder edelheer Rudolf van Diepholz, als bisschop van Utrecht, in oppositie tegen Schweder van Culemborg. Op 5 december 1426 verklaart de stad Amersfoort haar toetreding tot het verbond met edelheer Rudolf van Diepholz, als verkozen bisschop van Utrecht.

 

Onechte kinderen:

Anna van Diepholz