Gruter, Gijsbert de (ca. 1400-1459)

Gijsbert de Gruter, gildebroeder van het gilde der smeden, raad (1429-1440) en schepen (1435-1436) van Utrecht , kameraar (1435), rentmeester van het Nedersticht / land van Utrecht (1437-1459), schout van Rhenen, kastelein van het kasteel Ter Horst (1438, 1442), zoon van (?) Gijsbert de Gruter, geboren ca. 1400, overleden 20 augustus 1459

Gehuwd met

Elisabeth van Groenenberch, dochter van Egbert van Groenenberch, overleden 1435, begraven in de Buurkerk te Utrecht

Gehuwd met

Anna van Diepholt, (onechte) dochter van Rudolf van Diepholt, overleden 26 juli 1472

 

Bronnen: 1) hetutrechtsarchief.nl, 2) razu.nl, 3) NT00061_3. Nadere Toegang op inv. nr 3 uit de Collectie Digitale Bronnen (61), M.S.F. Kemp, februari 2018. Regionaal Historisch Centrum Zuidoost Utrecht, 4) NT00061_15. Nadere Toegang op inv. nr 15 uit de Collectie Digitale Bronnen (61), M.S.F. Kemp, februari 2018. Regionaal Historisch Centrum Zuidoost Utrecht, 5) NT00061_20. Nadere Toegang op inv. nr 20 uit de Collectie Digitale Bronnen (61), M.S.F. Kemp, februari 2018. Regionaal Historisch Centrum Zuidoost Utrecht, 6) NT00061_23. Nadere Toegang op inv. nr 23 uit de Collectie Digitale Bronnen (61), M.S.F. Kemp, februari 2018. Regionaal Historisch Centrum Zuidoost Utrecht, 7) NT00061_35. Nadere Toegang op inv. nr 35 uit de Collectie Digitale Bronnen (61), M.S.F. Kemp, februari 2018. Regionaal Historisch Centrum Zuidoost Utrecht, 8) NT00061_37. Nadere Toegang op inv. nr 37 uit de Collectie Digitale Bronnen (61), M.S.F. Kemp, februari 2018. Regionaal Historisch Centrum Zuidoost Utrecht, 9) NT00061_42. Nadere Toegang op inv. nr 42 uit de Collectie Digitale Bronnen (61), M.S.F. Kemp, februari 2018. Regionaal Historisch Centrum Zuidoost Utrecht, 10) NT00061_50. Nadere Toegang op inv. nr 50 uit de Collectie Digitale Bronnen (61), M.S.F. Kemp, februari 2018. Regionaal Historisch Centrum Zuidoost Utrecht, 11) NT00061_53. Nadere Toegang op inv. nr 53 uit de Collectie Digitale Bronnen (61), M.S.F. Kemp, februari 2018. Regionaal Historisch Centrum Zuidoost Utrecht, 12) NT00061_87. Nadere Toegang op inv. nr 87 uit de Collectie Digitale Bronnen (61), H.J. Postema, december 2018. Regionaal Historisch Centrum Zuidoost Utrecht, 13) onsvoorgeslacht.nl, 14) De lenen van de hofstede Wijk, 1355-1664 (1677), J.C. Kort. In: Historische reeks Komme-Rijngebied 6 (2001), Repertorium op de lenen van Gaasbeek, 15) De lenen van de hofstede Abcoude, 1270-1664, J.C. Kort. In: Historische reeks Komme-Rijngebied 6 (2001), Repertorium op de lenen van Gaasbeek, 16) Repertorium op de lenen van de hofstede Nijenrode, 1352-1677, J.C. Kort. In: Ons Voorgeslacht, jrg. 52 (1997), 17) Leenhoven van de heren van Vianen 1292-1666, J.C. Kort. In: Ons Voorgeslacht, jrg. 40-43 (1985-1988)

Op 19 april 1436 ‘des Donresdaghes nae Beloken Paeschen’ verbindt bisschop Rudolph zich om Johan Valkener en Gijsbert die Gruijter schadeloos te houden van 170 Rijnsche Gulden die zij beloofden te betalen en wijzen Gijsbert het geld toe dat die van Honswijc hem zullen geven.

Op 2 april 1437 ‘feria tercia post Pasche’ wijst Bisschop Roe(dolph)) de eerste inkomsten, die hij hetzij van die van Emenesse of van Dijemerdamme, of krachtens overeenkomst met Gerit die Keijser of uit anderen hoofde zal innen, toe aan Gijsbert die Gruijter, ter betaling van 3322 Beiersche guldens en 6 kromstaarten, die deze voor den bisschop betaald heeft aan den burggraaf van Montfoirde, aan de begijnen te Utrecht, en voor de door Mr. Raes, proost te Oldenzail, in het hof van Rome betaalde “bavonijen.”
Op 31 juli 1437 ‘op sant Peters avont ad Vincula’ wijst Bisschop Rodolph de eerste inkomsten, die hij, hetzij van die van Emenesse, van Diemerdam, of krachtens overeenkomst met Gerijt die Keijser of uit anderen hoofde, innen zal, toe aan Gijsbert de Gruter, ter betaling van 6159 gouden Beiersche guldens en 2½ kromstaarten, die deze voor den bisschop betaald heeft, o.a. aan den burggraaf van Montfoirde, aan de begijnen te Utrecht, voor de door Mr. Raes, proost te Oldenzeel, in het hof van Rome betaalde “bavonie”, en voor de kosten van ’s bisschops verblijf te Utrecht en op Ter Horst. Op 7 november 1438 ‘op sant Willibrorts dach’ omgezet naar een verpanding van het rentambt van Utrecht en het kasteleinschap van Ter Horst voor 6000 gouden Beiersche guldens aan Gijsbert de Gruter.
Op 8 september 1437 ‘nativitatis beate virgine’ geijgent Gijsbert den Gruter tot behoef mijns heren op Jan Jans zoen, Gherijt Jans zoen, Obbergen soen an 15 mergen lants in Cameic voer 142 oude groten.
Op 18 september 1437 ‘des Woensdages nae sant Lambert dach’ machtigt Bisschop Rodolf Gijsebert die Gruijter, rentmeester van Utrecht, om uit zijn naam van de buren van Emenesse de hem bij scheidsrechterlijke uitspraak toegekende 6000 Bourgondische schilden te innen.
Op 2 november 1437 ‘(dag na) op Alresielen dach’ verklaart Bisschop Rodolf, dat Gijsebert de Gruijter, rentmeester van Utrecht, rekening en verantwoording gedaan heeft van 1746 Arnhemsche gulden 2½ kromstaart, gedurende de laatste acht weken tijdens zijn verblijf te Utrecht o.a. te zijnen behoeve uitgegeven, en belooft hem dat bedrag uit zijne eerst verschijnende inkomsten te laten voldoen.

Op 24 juli 1439 verleent bisschop Rudolf van Diepholt aan Gijsbert de Gruijter 1½ akker veen in de Wiltvanck in erfpacht, met de bepaling dat wanneer de akker uitgegraven is, de grond bisschoppelijk tafelgoed zal blijven.
Op 6 november 1439 ‘des Vrijdaghes na Alre heijlighen dach’ beleent Bisschop Roedolph Gijsebert die Gruijter met zes morgens land onder Vrieswijc, door Dame van Schadewijc te Holten gebruikt en door Bernt van Oudengheyn verzuimd.

Op 13 september 1440 ‘feria III in profesto Exaltacionis sancte Crucis’ geeft Bisschop Roedolph aan Gijsbert die Gruijter, vroeger rentmeester van Utrecht, voor diens leven de Dollenborssche weert in De Merssche bij Renen ten gebruike, onder verplichting jaarlijks 20 oude Fransche schilden uit te keeren, die de bisschop aan Aernt van Amerongen geschonken heeft.
Op 12 december 1440 uitgifte in tijns door Ghijsbert Gruter, rentmeester en hof- en tijnsmeester van de bisschop van Utrecht, aan Eerst Freijse van Dolre en Jan van Rienen van twee boerderijen bij de Sondert, beide genaamd De Dikkenberg, en de ‘Cleijne Buekell’ te Achterberg bij Rhenen. Op 6 maart 1441 vindt de overdracht plaats door Eerst Freijse van Dolre en Johan van Rienen aan Ghijsbert Gruter, rentmeester van de bisschop van Utrecht, van de twee landbouwbedrijven genaamd De Dikkenberg, met de huizen, overige opstallen, bos c.a. en het bijbehorende recht op de Rhenense meent. Op 13 mei 1441 bevestigd bisschop Rudolf van Diepholt aan Ghijsbert die Gruter het bezit van voornoemde twee landbouwbedrijven met bos, veen en het recht op de Meent van Rhenen. Op 12 maart 1442 koopt Ghijsbert die Gruter van Eernst Freyse van Dolre en Johan van Rienen de twee boerderijen De Dikkenberg, met het bijbehorende bos, rechten op de Rhenense meent en 6 roeden hooiland op Asselsheest in die Corte Maet, en van de venen van wijlen Hubert Wolf te Achterberg in het kerspel Rhenen. Op 26 december 1443 garantie en kwitantie door Ghijsbert die Gruter, rentmeester van de bisschop van Utrecht, voor Elijas Paedzen vanwege de koop en betaling van de twee boerderijen De Dikkenberg, met bossen, venen en het aandeel in de Rhenense meent, te Achterberg in het kerspel Rhenen. Op 10 februari 1444 vindt de gerechtelijke verkoop plaats door Ghijsbert de Gruter, namens de bisschop van Utrecht, aan Elijas Paedze van de bossen en erven De Dikkenberg en ‘ ’t Afterste Laerehout’, met bos, veen, 6 roeden hooiland en het bijbehorende recht op de Rhenense meent, indertijd eigendom van wijlen Hubert Wolf te Achterberg in het kerspel Rhenen en in pand genomen door de bisschop van Utrecht vanwege achterstallig strooigeld, tijnzen en boeten. 
Op 20 december 1444 verklaart Elijas Paedze van Gijsbert de Gruter gekocht te hebben de twee landbouwbedrijven De Dikkenberg te Achterberg met het bijbehorende weiderecht op de Rhenense meent en de 2 roeden hooiland in ‘die cortemate’ te Asselheeft. 

In 1441 een tuijchnisse inder sake tusschen mijns heren rentmeijster Gijsbert die Gruijter ende Johan Deric Geuijlesoen roerende van mijns heren tijnse gelegen inden Ghoij. Henric Gerijtss omtrent XLV jaer oud, Goessen van Driel omtrent LXX jaer, Sweder Willams out omtrent XXXVI jaer en Henric Janss out omtrent XL jaer, dese voerscreven hebben getuijcht dat si van ghene tijnse en weten den mijns heeren genade dair leggende hebben.

Op 12 juni 1442 ‘op sente Odulphus dach’ verpandt Bisschop Roedolph het rentambt en slot Ier Horst aan Gijsbert die Gruter, rentmeester van Utrecht, voor de terugbetaling van 1000 Overlandsche Rijnsche guldens, die deze voor den bisschop aan heer Willam van Hokelem, abt van St. Paulus te Utrecht, betaald heeft.

Op 8 februari 1443 ‘des Vrijdages nae sant Aghaten daghe’ erkent Bisschop Roedolph schuldig te zijn aan zijnen rentmeester Gijsbert de Gruijter 1000 Rijnsche guldens, betaald aan den abt van St Paulus tot het verkrijgen van ’s bisschops jurisdictie in Hollant en Zeelant, wegens zaken aan het hof te Rome, bij het concilie van Basel enz.
Op 13 december 1443 ‘op sente Lucien dach’ erkennen Bisschop Roedolph en zijn gewezen rentmeester Gijsbert die Gruter aan Deric van Enghuijsen, “schaffenair” van het Duitsche huis te Utrecht, schuldig te zijn 200 Rijnsche guldens, te betalen vóór St. Jacobs misse (Juli 25) e.k.

Op 28 juni 1444 akte van kwijting door Rutgher de Beer Jacob Tijmans soens soen voor Ghijsbert de Gruter wegens ontvangst van de rente uit de boerderij bij Ter Horst te De Dijk.

Op 24 maart 1445 ‘des Woensdages post Palmarum’ wijst Bisschop Roedolf de eerste gelden, die van het morgengeld zullen inkomen, tot een bedrag van 1325 gouden B(eiersche) guldens en 7 kromstaarten, toe aan Ghijsbert de Gruter, die deze som nog te vorderen heeft voor zijne bewaring van het rent- en schoutambt te Renen.
Op 2 oktober 1445 een akte van garantie voor de vijf kapittelen door Gijsbrecht de Gruter ter zake van hun bezegeling van een brief van de tollen binnen Utrecht, op de Nieuwe Vaart, te Gein en buiten de St. Catharijnepoort. Op 14 december 1446 verklaart het kapittel van Oudmunster dat Gijsbert de Gruter voldaan heeft de door de elect-confirmaat Rudolf van Diepholt verschuldigde 200 Rijnse guldens.
Op 15 oktober 1445 voor Zweder van Amerongen Henricss, scout van Werckoven, compareren Willam van der Haer, Jan van der Haer en Elijaes van der Haer, gebroeders, die transporteren een halve hoeve op Herickwijk geheten Witgenshoeve op Ghijsbert de Gruter.

Op 27 februari 1448 akte van overdracht door Johan van Aemstel aan Ghijsbert de Gruter ten behoeve van de H. Drievuldigheidsbroederschap in de Buurkerk te Utrecht van het huis c.a. van wijlen Gerrijt die Keijser op het erf en goed Te Velde.

Op 15 juni 1449 ‘op sinte Vitus dach’ stelt Bisschop Roedolph, met toestemming der vijf kapittelen, Gijsbert die Gruter, die hem tot lossing van het goed Laghe en tot herstel van het slot de Horst 2000 Rijnsche guldens geleend heeft, aan tot rentmeester van het land van Utrecht, met bepaling dat hij, en eventueel zijne erfgenamen, op de ontvangsten jaarlijks 200 Rijnsche guldens zal mogen korten en van het ambt niet ontzet zal worden, totdat hem het volle bedrag voldaan zal zijn.
Op 1 augustus 1449 ‘up sinte Petersdach ad Vincula, eersten in Augusto’ erkent Bisschop Roedolph van Gijsbert die Gruter in verschillende betalingen de hem beloofde 600 Rijnsche guldens ontvangen te hebben, en geeft hem daarvoor kwijting.

Op 6 januari 1450 ‘upten Dertiensten dach’ erkent Bisschop Roedolph, door tasschenkomst van zijnen rentmeester Ghjjsbrecht de Gruijter van Jacob Tijmanssone en Herman van Malsen, als borgen voor Philips van Groenevelt, 100 Rijnsche guldens ontvangen te hebben, en geeft daarvoor kwijting.
Op 26 januari 1450 ‘des manendages in Crastino Pauweli conversione sedit’ Jacop van Zijl 1 boete tegen Gijsbert die Gruter van mijns heren wegen van een wtdoen.
Op 28 februari 1450 ‘des Saterdages na sant Mathijs dage Apostoli’ erkennen Bisschop Roedolph, Coenraet van Diepholt en acht anderen mede betrokken te zijn bij de schuld van 500 Rijnsche guldens, die Gijsbert die Gruter, Peter Graewert, Goedert die Koenig en Lodewich die Wael voor het gerecht van Utrecht erkend hebben aan Mr. Wouter Graewert, deken, en Jan van Boeloes van Trislonge, kanunnik van Oudmunster, schuldig te zijn, en beloven gelijkelijk met hen eventueele schade te zullen dragen.

Op 31 oktober 1451 akte van machtiging door de H. Drievuldigheidsbroederschap in de Buurkerk te Utrecht van Ghijsbert die Gruter en Hendrik van Scherpenborch tot overdracht van alle goederen, erfenissen, huis en opstallen van de broederschap in het kerspel Rhenen, die Arent Gerrijtssoen in gebruik heeft.
Op 6 december 1451 heeft Gijsbert die Gruter kwestie met Herman Coevoet roerende van sess mergen lantz gelegen in den Wael in den gerichte van Vreeswijck, wijst Gerit van Zulen van Bliekenborch bij guetduncken ridderen ende knapen dat die ridderen ende knapen willich zijn dat Herman voirscreven en naeskomende rechtdage brenge brieve van den copie die hie gehtoent heeft dair mede te bewijsen gelijck hie hem vermeth in sijnre dinctael. Op 9 juni 1452 Hermen Coevoet 1 boet tegens Gijsbert die Gruijter soe hie vellich gewesen is van ridderen ende knapen dair omme dat hie geen bewijs gedaen en heeft als hie sick vermeten hadde.

Op 5 februari 1454 ‘des Dijnxdages nae onser liever Vrouwen dage tot Lechtmissen’ verpandt Bisschop Roedolph alle inkomsten van het rentambt van Utrecht aan Gijsbert die Gruijter voor 2859 Arnhemsche guldens 8 kromstaarten, die deze heeft voorgeschoten ter betaling van ’s bisschops huishoudelijke kosten te Utrecht en ter Horst sedert St. Mertensdag in den Wijnter (November 11) 1453.

Op 1 oktober 1455 ‘op sunte Remigius dach’ verpacht de elect en ruwaard Gijsbrecht Van Bredenrode met goedvinden der vijf kapittelen aan Gijsbert Die Gruter de land- en watertollen te Utrecht, Vreeswijk, Geijn en buiten St. Catharijnenpoort (te Utrecht).
Op 10 december 1455 geven de vijf kapittelen hunne toestemming tot de door den elect en ruwaard Ghijsbrecht Van Brederode gedane verpanding van het rentmeestersambt van Utrecht aan Gijsbert Die Gruijter voor 3200 Rijnsche goudguldens.
Gijsbert die Gruiter, rentmeester ’s land van Utrecht, belooft het rentambt, nadat hij zich daaruit gedurende 4 jaren jaarlijks 800 gouden Rijnsche guldens betaald heeft in afdoening der door hem aan het Sticht verschotene 3200 gouden Rijnsche guldens, te zullen teruggeven.

Op 29 juni 1456 ‘op sinte Peter ende Pouwels dach in Junio’ beloven Jan Van Juthfaes, Jacob Proijs, Jan Van Lichtenberch en Gijsbert Die Gruijter het kapittel schadeloos te zullen houden voor den door hetzelve gestelden borgtocht voor de betaling van 1000 Rijnsche goudguldens, aan het sticht geleend door Wouter Stellinck, Rodolph Van Berverden en Gerijt Van IJselmuijden,

In 1457 verkoopt Goessen van Schadick Willemsz aan Gijsbert de Gruter vier akkers land op de Lage Eng tussen de Trechtweg en het Woerdel te Bunnik.

Op 8 juni 1458 verklaart Jacob van Gaesbeke aan bisschop David van Bourgondië zolang hij – Jacob – leeft over te geven het beheer en gebruik der sloten van Apcoude en Duerstede en van de stad Wijck, alsmede van enige tienden en goederen in het Sticht, voor 935 vrancr. schilden. Hiertoe stellen zich borg Adriaen van Borssel, heer van Brugham etc, en Ghijsbert die Gruijter, rentmeijster, en Henrick Valckenaer, tollenaer te Rienen.
Op 12 juni 1458 verklaren Adriaan van Borsele, heer van Brigdamme, Gijsbert de Gruijter, rentmeester, en Hendrik Valkenaar, tollenaar te Rhenen, dat zij met een aantal knechten en rijpaarden in Antwerpen in gijzeling zullen gaan, indien bisschop David van Bourgondië in gebreke blijft in het betalen van de pacht die hij verschuldigd is aan Jacob van Gaasbeek voor het gebruik van de stad Wijk bij Duurstede en de kastelen Duurstede en Abcoude.

Op 19 maart 1459 verpacht Bisschop David aan Gijsbert die Gruijter, rentmeester van Utrecht, de tollen te Utrecht, op die Nijwevaert, te Gheijn en buiten sant Katherinenpoerte voor zes jaren tegen 200 Rijnsche guldens ’s jaar.

Op 2 mei 1466 is Willem van Snellenberg voor Anna, weduwe Gijsbert de Gruter, beleend met het goed Vogelpoel in het kerspel Wijk, groot 18 morgen, met huis, hofstede, gracht en timmering. Op 11 november 1474 Gijsbert de Gruter bij overdracht door Johan de Koning voor heer Johan de Gruter, kanunnik, zijn broer.

In het register van morgengeld van Werkhoven uit 1470 is vermeld: Gijsbert die Gruters erfg. 16 m, s Dirc van Oestrum 16 st.

Op 6 oktober 1472 St. Franciscusdach vindt de scheiding plaats van de nalatenschap van Ghijsbert de Gruter en zijn tweede vrouw Anna. Genoemd zijn Johan de Gruter, kanunnik ten Dom, Gijsbert de Gruter, Anthonijs de Gruter, Koenraet de Gruter en Jfr Alijt Gijsbertsdr de Gruter, al Gijsbert de Gruters kinderen bij Jfr Anna, zijn naewive, noch Reijnier Willams en Peter Trinde als voogden van Roeloff en Jonge Johan Gijsbertssoenen de Gruter, die hi oock hadde bij Jfr Anna voorschreven. Verder nog genoemd Heijmen de Gruter, geprofessijde St. Katharinen als broer etc. Anthonis de Gruter ontvangt een halve hoeve te Werckoven geheten Witkinshoeve op Herickwijck, die Derick Henrickx van Oistrum nu gebruikt en daer St. Bertelmeeusgasthuijs de ander helft van heeft. Johan krijgt de erfpachtcanons uit een huis in den Regenboog en uit het huis die Sterre en Gijsbert krijgt het goed Vogelspoell, leen van de heer van Utrecht. De andere kinderen krijgen goederen te Utrecht, Lage Weijde, Swesereng en Gerwerscop.

 

Uit het 1e huwelijk:

Margriet de Gruter

Uit het 2e huwelijk:

Johan de Gruter, kanunnik in de Dom te Utrecht (1465-1491), overleden 17 september 1499

Gijsbert de Gruter, rentmeester van Utrecht (1459), raad van Utrecht (1481-1482), overleden 1485. Gehuwd met Alijt Stevens van Zulen (van Natewisch), dochter van Steven van Zuijlen van Natewisch, overleden < 24 mei 1485

Anthonis de Gruter, overleden > 6 oktober 1472

Koert de Gruter, raad (1484-1485), heemraad (1518-1521) en schepen (1514-1519, 1522-1523) van Utrecht, ouderman van het gilde der smeden (1520-1521), overleden 1523-1524. Gehuwd met Lijsbeth Jans van Loenresloot, overleden > 21 juli 1541

Heijmen de Gruter, geprofessijde St Katherinen, schepen (1483-1493), raad (1495-1496) en eerste kameraar (1494-1495, 1498-1505) van Utrecht, overste ouderman van het gilde van marslieden (1488-1490), overleden 1504-1505. Gehuwd met Mechteld Willems van Alendorp, dochter van Willem van Alendorp en Mechteld Bollen, overleden < 18 januari 1491

Alijt Gijsberts de Gruter

Roeloff de Gruter

9  (jonge) Johan Gijsbertsz de Gruter