Calenberg, Herman van (ca. 1420-1500/02)

Herman van Calenberg, knape, heer van Lichtenau, Wettesingen en Westheim, burgemeester van Warburg (1468, 1470-1473, 1479), raadsheer in Hofgeismar (1488, 1500), zoon van Reineke van Calenberg en Judith van Schachten, geboren ca. 1420, overleden 1500-1502

Gehuwd met

Hildeborg van der Windelen, dochter van Frederik van der Windelen en Ilseke van Brakel

 

Bronnen: 1) Hessische Familienkunde Band 23 Heft 2 1996 “Die von Calenberg zu Wettesingen” von Pfarrer Jacobus Pannekoek, 2) “Het geslacht van Diepholt in het Sticht en Westfalen en hun verwantschap aan de graven van Buren: een prosopografische verkenning van enkele onbekende telgen van de noord-Nederlandse adel in de 16e eeuw”, Francesco Uys Rootenberg, 2015, 3) archive.nrw.de, 4) Internet-Portal “Westphälische Geschichte” (lwl.org), 5) arcinsys.hessen.de

Op 19 november 1445 dragen de landheer Reineke van Calenberg en zijn zoon Hermann, met toestemming van hun neef Johann van Calenberg, hun halve boerderij in Wettesingen, genaamd der Starkenberg, over aan Konrad Messers de Oude van Wettesingen en zijn vrouw Gese voor 32 Rijnse guldens, maar behouden zich het recht voor deze terug te kopen.
Op 22 november 1445 dragen schildknaap Reineke van Calenberg en zijn zoon Hermann, met toestemming van hun neef Johann van Calenberg, aan Konrad Messers de Oude van Wettesingen en zijn vrouw Gese twee mouters graan van Warburgse maat, half rogge en half haver, voor 20 Rijnse gulden over uit hun halve hoeve in Wettesingen, die momenteel wordt gebruikt door Klushenke, waarvan al twee mouters graan korenrente aan Messers zijn verpand. De van Calenbergs behouden zich het recht voor om terug te kopen.
Op 24 november 1445 verkopen schildknaap Reineke van Calenberg en zijn zoon Hermann, met toestemming van hun neef Johann van Calenberg, aan Konrad Messers de Oude van Wettesingen en zijn vrouw Gese vier mout graan, half rogge en half haver, voor 40 Rijnse gulden uit hun halve boerderij in Wettesingen, die momenteel wordt gebruikt door Klushenke, evenals hun halve boerderij genaamd der Starkenberg, ook in Wettesingen, voor 32 Rijnse gulden. De kopers ontvingen hiervoor drie verzegelde akten. De van Calenbergs bevestigen de ontvangst van 20 Rijnlandse goudguldens die nog openstaan van de betaling en behouden zich het recht van terugkoop voor, waarbij de laatste genoemde 20 guldens vooraf moeten worden terugbetaald.

Op 29 juli 1453 ‘dominica proxima post diem sancti Jacobi apostoli’ verkopen Reijneke van de Calenberge en Herman, zijn zoon, een schildknaap, met toestemming van hun neef Johann van de Calenberge aan Olrike Russen, zoon van wijlen Herman Russen, een burger van Wartberg, hun halve boerderij gelegen in Wormelon, die Johann Tucketappen momenteel gebruikt, voor 50 Rinsche gulden. De koper krijgt het recht om het land te gebruiken en erover te beschikken. Recht van terugkoop voorbehouden. Ook bij overlijden van neef Johann van de Calenberge is de koopakte bindend.
Op dito verkopen de schildknaap Reineke van Calenberg en zijn zoon Hermann, met toestemming van hun neef Johann van Calenberg, de helft van hun erf bij Wormeln aan Ulrich Reussen, zoon van de overleden Warburgse burger Hermann Reussen, voor 50 Rijnlandse goudguldens. De koper krijgt het recht om de Meier aan te stellen en te ontslaan; de verkopers behouden zich het recht voor om terug te kopen. De koopakte is ook bindend bij overlijden van Johann van Calenberg.
Op 21 november 1453 beloven Bernhard VII en Simon van der Lippe, de schildknapen Wilhelm, Lubbert, Friedrich, Ludeke en Dietrich, broeders en neven, evenals de neven Herman en Johan van de Kalenberg enerzijds en de mijnwerkers Hermann Spiegel, Ulrich, Volmar en Rave, broers en neven van Brenken, en Rave van den Kanstein , met een bewaarplicht in Lemgo, Büren en Brakel, om voor de periode van 10 jaar geen vete te hebben en hun vijanden te schaden of te begunstigen. Compensatiebetalingen moeten worden gedaan aan de arbiters, de Paderborn Canon Otto van Twiste en Bernhard van Büren om te oordelen. Op dezelfde dag en plaats, edele heer Bernhard van Büren, de mijnwerkers Dietrich von Niesen en Guntram Schencke evenals de Paderborner Kanunnik Otto van Twiste als arbiters met advies van pastoor Johann Rodewigh, kanunnik Cord van Elmerinchusen en de mijnwerkers Wulf van Sundenberch en Johan van Heyen, om het contract te hebben bemiddeld.

Op 1 oktober 1457 legt  Herman van den Calenberg, knape,  uit dat Cort Tucketappe hem een ​​schuld in Klein Hardehausen en een uitgesteld pensioen heeft nagelaten. Als hij dit acceoteert, moet hij het volgens afspraak op zijn eigendom zetten, zodat Cort en zijn vrouw Rijxe het kunnen gebruiken om hun lijftochten te weigeren.

In 1460 krijgen Hildaberga, haar man Hermann van Calenberg en hun kinderen 7/12 deel van het huis Stern overgedragen van haar moeder Ilseke, weduwe van Friedrich van Windelen, nu gehuwd met Johan van Niehausen. Gelijktijdig verwerft het paar 3/12 deel van het huis van Johann van Lamerden.

Op 26 juli 1462 ‘uf montag nach Jacobi apostoli’ beleent landgraaf Ludwig van Hessen de neven Hermann en Johann van Calenberg, met de helft van het dorp Wettesingen, met hof en diensten en de magistratuur, als mannenleen.

Op 4 februari 1468 beleent Simon, bisschop van Paderborn, Herman van Kalenberg Reijneken’s zoon met het burchtleen van Warburg, vier ‘kot’plaatsen in de hoeven voor St. Johanns Tor en het hof erboven, zes liter wijn op St. Martin’s avond uit de kasteelwijn, twee pfennig rente en een Fastelavendhuhn van de Orthuse in de bovenstraat in het oude centrum van Warburg nabij St. Johanns Tor, die vroeger toebehoorde aan Martin Store, twee pfennig rente en een Fastelavendhuhn uit het huis in de bovenstraat tussen Cord Kosters en Mertin von Nidensteyn, nu eigendom van Hans Nuelages, in het dorp Corbeke een hoefland dat jaarlijks een schepel tarwe brengt, twee hoeven in de Woestennyghe te Reen tussen het dorp Corbeke en Borgentreich, een hopheuvel voor Warburg naast de Neddermollen te Molhusen, lijftocht voor Hildeborg, de vrouw van Hermann en haar dochter Margarete.

Op 14 juni 1470 beleent Dietrich, bisschop van Paderborn, Herman van Calenberg met ‘schaftrift’ in Ossendorp en een ‘Anßedell’ en hoeven daar op het kerkhof, lijftocht voor Hermann’s vrouw Hildeborg.

Op 4 juni 1477 ‘am mijtwecken unses heren lichames avende’ wordt een schikking getroffen in de geschillen tussen ridder Otto v. d. Malsburg en zijn broer Reijnhard enerzijds, en Steben, Dietrich en Gerlach, broers v. d. Malsburg anderzijds, opgesteld door Gerd Spiegel tot de Desenberg en Hermann van Kalenberg.

Op 25 april 1479 maken Hermann van Calenberg en Dietrich van Schachten, baljuw van Gieselwerder, bekend dat een bedrag dat Gertrud van der Malsburg, priorin van Hilwartshausen, heeft geërfd, na haar dood naar de abdij zal gaan.

Op 23 oktober 1484 dragen Hermann van Calenberg de Oude, en Hermann, Friedrich en Reineke, zijn zonen, een brief van de gebroeders Rave en Cord van Papenheim over aan de Kalandsbroederschap in Warburg tegen betaling van 100 Rijnse guldens als losgeld voor 8 mouten graan.

Op 21 januari 1485 belenen de schildknapen en neven Hermann en Heidenreich van Calenberg, met toestemming van respectievelijk Wolf en Raven van Calenberg, hun broer en neef, Godert Schnarmann, burgemeester van Paderborn, en zijn zoon Ludolf met de helft van de tienden van Flessingen, gelegen bij Marsberg, die vrijgekomen waren door de dood van hun broer en neef Gerlach Schnarmann. Op 14 maart 1502 belenen de schildknapen en neven Wolf en Hermann van Calenberg, met medeweten van respectievelijk hun broer en neef Raven van Calenberg, de oude Paderbornse burgemeester Ludolf Schnarmann met de helft van de tienden van Flessingen bij Marsberg. Op 22 maart 1518 belenen de schildknapen en neven Raven en Hermann van Calenberg, met medeweten van hun neven, de broers Eberhard, Heidenreich en Wolf van Calenberg, Ludolf Schnarmann, burgemeester van Paderborn, met de helft van de tienden van Flessingen bij Marsberg.
Op 21 december 1485 ‘ipso die beati Thome apostoli’ verkopen Hermann van de Kalenberghe de Oudere en Hermann, zijn zoon, aan Johann van Roide en Johann Luttermanne de Oude, deken en hoofd van het “Gerber”ambt in de oude stad Wartbergh, ten beho(e)ff van 8 Schilling Wartberscher penninge uit hun huis, erf en ‘Kottstätte’, gelegen in de Nedderen Huffe voor Warburg jegen sunte Johans dore, tussen de huizen van Diderich Schers en Thomass Benedicamus, voor 12 Mark van voornoemde valuta. Het huis is onbezwaard met uitzondering van gen. heffing. De kopers krijgen het recht om het huis te gebruiken en te vervreemden in overeenstemming met de oude schuld. Recht van terugkoop voorbehouden.

Op 19 november 1486 zijn Hermann van Calenberg de Oude, zijn zonen Heidenreich, Wolf en Rabe van Calenberg, ook zijn neven, de broers Hermann, Friedrich en Reinecke van Calenberg, beleend met de helft van het dorp Wettesingen met rechtbank en diensten en de bevoegdheid om samen met Philipp van Gudenberg de rechter van Wettesingen te benoemen. Op dito beleend landgraaf Willem de Oude van Hessen Hermann van Calenberg met een boerderij in het dorp Wettesingen, die de familie van Wijndeln eerder van de familie van Nether had gehad, als leengoed.

Op 6 augustus 1487 ‘die Sixti pape martiris’ beleent Graaf Otto van Waldeck Hermann van de Kalenberg de oudere, zijn zonen Hermann, Friedrich en Reineke en zijn neven Heidenreich, Wolf en Rabe met landerijen, rechten en boerderijen in Amerungen, Nordheim, Dorenhagen, Beken, Lichtenau, Osterholz, Adershausen Ober- und Nieder-Ratesungen, Westheim, Felsberg, Aspermarke, Holzheim, Witmar enz.

Op 25 januari 1490 ‘conversionis Sancti Pauli’ beleent prinses Auguste van Anhalt, abdis van het wereldlijke klooster van Heerse, Hermann van Calenberg en zijn zonen Hermann, Friedrich en Reincke en zijn neven Heidrich, Wulf en Rabe van Calenberg, broers, met landerijen en weiderechten in Wettesingen, Wolfhagen en andere plaatsen.
Op 1 april 1490 ‘am dornstag na de Sontag Judica’ beleent aartsbisschop Bertolt van Mainz Hermann van Calenberg voor zichzelf en zijn neven met talrijke kerken en landgoederen in en rond Wettesingen, Calenberg, Herlingshausen, Holzhausen en andere als leengoed.

Op 11 november 1498 verkopen de gebroeders Wolf en Rabe van Calenberg, knapen, en hun neven Hermann de Oude en Hermann en Friedrich van Calenberg zijn zonen, aan Hermann Engelhardes, rector van de Sint-Catharinaleen in de Lieve Vrouwenkerk in de oude stad Warburg, en Henrich Brendekens, hoofd van het armenziekenhuis, voor 100 Rijnse guldens en 7 mouten graan jaarlijks hun kleine boerderij in Wettesingen, die Johann Bake in gebruik heeft.

 

Uit dit huwelijk:

Margarethe van Calenberg, overleden > 2 mei 1518. Gehuwd met Arnt van Uffeln, raad en hofmeester van gravin Christine, overleden > 2 mei 1518

Herman van Calenberg

Friedrich van Calenberg, overleden > 1505

Reincke van Calenberg, overleden 1493-1498