Broeckhuijsen, Gheraert van (ca. 1415-1444)

Gheraert van Broeckhuijsen, heer van Broekhuizen, Waardenburg en Ammersoijen, erfhofmeester van Gelre, zoon van Johan van Broeckhuijsen‘ en Adriana van Brakel, geboren ca. 1415, overleden 3 november 1444 te Linnich (D), begraven te Erkelenz (D)

Gehuwd (huwelijkse voorwaarden 6 april 1434) met

Walravina van Brederode, dochter van Walraven van Brederode en Johanna van Vianen

 

Bronnen: 1) Middeleeuwse heren van Broekhuizen, M. Flokstra. In: Publications 1997 de la Société historique et archéologique dans le Limbourg. Jaarboek van het Limburgs Geschied- en oudheidkundig Genootschap 1997, 2) archiefbroekhuizen.com, 3) geldersarchief.nl, 4) archiefroermond.nl, 5) archive.nrw.de, 6) onsvoorgeslacht.nl, 7) Leenhoven van de heren van Vianen, 1292-1666, J.C. Kort. In: Ons Voorgeslacht, jrg. 40-43 (1985-1988)

 Links het zegel van Gerrit van Broeckhuijsen op 4 oktober 1436. Randschrift: S GHER—-HUS. Voorstelling: wapenschild met vogel (Bron: Gelders archief, Oud Archief Arnhem, nummer 2000 – 5806-reg.no. 751/34).

Gheraert is omschreven als een ‘bruijn middelber man’.

Op 6 april 1430 is het goed van Zevenhoven in het land van Vianen en  het goed van Rodenburg, groot 52 morgen, in Scherpenswijk in het land van Vianen in Lexmond, toegewezen aan Walraven, zuster van Reinout, heer van Brederode, leenheer, voor haar huwelijk met Gerard, oudste zoon van Jan van Broekhuizen, heer van Waardenburg: zoals heer Jan van Schonauen.

Op 6 april 1434 ‘des Dijncxdaechs’ maakt Jan van Brouckhuijssen, heer tot Waerdemburch, voor zijn oudsten zoon Gherridt, huwelijksvoorwaarden met Rheijnolt, heer tot Brederode, Ghennipt, Vijanen en ter Ameijden, voor diens zuster Walraven. De bruidsschat bestaat uit 1100 Bourgondisch Philips scilde, de heerlijkheid Sevenhoven en 52 morgen land onder Lexmond. Gerrit brengt in een jaarlijkse rente van 250 schilden, erfelijke aanspraken op Broekhuizen, Ammerzoden en Waardenburg, en een joffer en een kamerlinck voor drie jaar.

Op 4 oktober 1436 ‘op Sente Franciscus dach’ verklaren Johan van Steenbergen Peters zoon van Steenbergen, Gelmar van Apelteren, Reijner van Tuijle, Willem van Aller, Wouter van Mekeren, Willem van Mekeren, Willem van Schonouwen, Reijner van Herwen, Riquijn van Camphusen, Johan Bentinck de onbescheiden, Johan Bentinck Engelberts zoon, Daem van Delen Brants zoon, Gerith te Boickhop, Jacob Toestenerhave, Engelbert die Quade, Arnt Huginck, Johan van Domseler, Evert van Domseler, zijn zoon, Hermen Wacker, Franck Haelwerff, Kasijn van Neckevelde Gerits zoon, Johan Schrassert, Broenijs van Meervelt, Noeude Rant, Arnt van Rade, Reijner Henrichs zoon, Jacob van Schaffeler, Wilhem ther Hunden, Huge ther Derenhorst, Gherit Schele, Gherit Setter, Willem Noerdinck, Johan Thuijn, Gherit te Broichusen, Herman the Ghoeij, Aelbert van Suderaes, Johan die Ruter, Aleff van Lijnp, Roeloff Ruerinck, Goesen van Sonnenberch en Johan van Venen, knechten en onderzaten van het land van Veluwen, het verbond tusschen ridderschap, knechten en steden van het land van Gelre te bezweren.

Op 4 november 1438 ‘dinsdag na alle Gods heiligendag’ oorkonden Wolter van Mekeren en Johan Helmichzoen namens Herman ten Bussche en zijn vrouw Gheertruijd aan de ene kant en Steven Maeszoen van Eesschede en Gheert van Broechusen namens proost en convent van Clarenwater aan de andere kant, als moetsoenslieden dat ze een scheiding tussen partijen hebben gemaakt zodat het klooster krijgt toegewezen de helft van zes morgen land in het kerpel Terwolde, die het klooster kreeg van zuster Trude to Bursen en haar overleden moeder Aliide en wat hertog Aernt in de klaring van Enghelreholte hen toegeklaard heeft, geheten die Hacht en een klein stukje land daarbij het Kerkenlant, terwijl Herman en Gheertruijd de andere helft zullen behouden. Zij zullen ook alle brieven die gaan over het bezit van zuster Trude in de stadskist van Deventer deponeren ten behoeve van het klooster of van Johan Redinc, wie maar het meeste recht daarop heeft. Hiermee zijn partijen gescheiden behoudens de hofstede.

Op 7 juli 1442 ‘des sater daiges na onser liever vrouwendage visitationis’ verklaart Arnolt, hertog van Gelre en Gulick, graaf van Zutphen, leenheer, Gerit, heer van Broickhusen, Werdenberg en Amersoijen, zoon van wijlen Johan, te hebben beleend met het erfhofmeesterambt van het hertogdom Gelre. Op 7 juli 1442 ‘des Saterdaiges na onser Lieven Vrouwendage Visitacionis’ beleent Arnolt, hertog van Gelre etc, Gerit, heer tot Broichusen, Weerdenborgh en Amersoijen, met de goederen welke dezen na den dood van zijn vader zijn toegevallen. Op 30 november 1445 ‘des Diinxsdaichs na sente Katherijnendaighe’ beleent Arnolt, hertog van Gelre etc, Johan, heer tot Broichuijsen, Werdenborch en Amerzoijen, met de goederen welke hem na den dood van zijn vader zijn toegevallen.

Op 1 april 1443 ‘des Kanendages na den heijligen Sonnendach als men singet in der kerken Letare’ oorkonden Jacop van Berck en Ghiisbert Egbertsz, schepenen in Amersoijen, dat Aernt en Dielis Egbertsz, de goederen, vermeld in de oorkonde van 1399 Augustus 12, aan Gherit, heer tot Bruechusen, Weerdenborch en Amersoijen, verkocht hebben.
Op 23 juni 1443 ‘op sunte Jansavont Nativitas te Midsomer’ oorkonden Egbert die Ruter en Jacop van Berck, schepenen in Amersoijen, dat Egbert die Ruter Goessensz. en Liisbet Goessensvrouw van Aken de goederen, vermeld in de oorkonde van 1418 Juni 19, waardoor deze is gestoken, aan Gherit, heer tot Bruechusen, Weerdenberch en Amersoijen, verkocht hebben.
Op 29 augustus 1443 ‘op Sinte Jansdach decollatio’ oorkonden Johan van Hemert, Vranck Pijeck en Otte van Malsen dat zij een accoord tot stand gebracht hebben tusschen Gerrijdt, heer tho Broechuijssen tot Waerdemburch en Immerzoijen, en heer Jan Olm van Olmen, heer tot Bochoven, inzake hun geschil over een waard aan de Huesdensche zijde.
Op 28 september 1443 ‘des Saterdages nae sunte Mauriciusdach’ oorkonden Jacop van Berck en Ghiisbert Egbertszoon, schepenen in Amersoijen, dat Bertout Lambertszoon 8 hont land op het Sceijselerland aan Gherit, heer tot Bruechusen, Weerdenberch en Amersoijen, verkocht heeft.
Op 1 november 1443 ‘op alre heilighen dach’ belooft Gheraert, heer tot Broechuijsen tot Weerdenburch en tot Amersoien, erfhovemeister der lande van Ghelre, om Ghijsbrecht, heer tot Hemert, schadeloos te zullen houden voor de 1500 alde Vranciicsche scilde, die laatstgenoemde zich verbonden heeft te betalen aan Vrederic van Rutenberch.

Diverse sites vermelden dat Gerrit sneuvelt in de Slag bij Linnich of Slag van St. Hubertus op 3 november 1444, terwijl andere vermelden dat hij gevangen is genomen en sterft te Erkelenz op 5 november 1444. De slag bij Linnich ofwel ‘den strijt bij Broeckelen inde Randelbroede’ gaat tussen Gelre en Gulik. Aan de Gelderse zijde worden onder andere Willem van Egmond, broer van de hertog van Gelre, Jacob, heer van Horn, Jan van Broekhuizen, ridder, erfhofmeester van Gelre, Arnold van Blitterswijck, Goswin van Spee, Willem van Arkel, Evert van Wilp, Hendrik Bentinck, Steven van Lijnden en Hendrik van Meer, gevangen genomen. Als gesneuvelden zijn onder andere vermeld Gerrit van Broekhuizen, heer van Waardenburg, en Gerard van Culemborg.

Op 20 januari 1457 verklaren Johan, heer van Broechusen en Werdenborch, erfhofmeester van Gelre, Walraven van Broechuijsen, heer van Ammersoijen, en Reijnout van Broechuijsen, broeders, dat zij in overleg met Ghiisbrecht van Brederode, domproost en proost van oud Munster te Utrecht, Reijnolt, heer van Brederode, Vijanen en ter Ameijde, Steesken van Broechuijsen en van Werdenborch en Aernt die Kock van Opynen een boedelscheiding aangaan, waarbij Walraven van zijn broeder Johan de heerlijkheid en het slot Ammersoijen tegen betaling van 1000 rijnsche guldens verkrijgt, terwijl Reijnout 150 malder rogge s’jaars uit de heerlijkheid Broechuijsen en 100 oude schilden ’s jaars uit de heerlijkheid Werdenborch zal ontvangen.

Op 12 juli 1461 ‘op Sinte Margrietenavondt’ erkent Rheynalt van Broechuijssen en van Waerdemborch dat zijn broeder Johan, heer tot Broechuijssen en tot Waerdemborch, erfhofmeester der landen van Ghelre, hem overgegeven heeft hetgeen hem bij broederscheiding na doode van hun ouders is toebedeeld, en beloofd zijn broeders Johan, Walraven, Willhem en Adriaen hierover nooit lastig te zullen vallen.

Op 15 oktober 1473 oorkondt Jan Stoop, secretaris van den hertog van Boirgoingnen en griffier in de Raadkamer van Brabandt, en thnas stadhouder van de lenen van Gheldre en Zutphen, dat Walraeven van Broichuijssen en Weerdenborch, heer tot Ammerzoijen, het slot te Ammerzoijen ca. in leen ontvangen heeft, zooals hem dit is aanbestorven van zijn vader Gherrit van Broechuijssen en van Waerdenborch.

 

Uit dit huwelijk:

Jan van Broeckhuijsen

Rheijnalt van Broeckhuijsen, heer van Broekhuizen (1465), ridder (1468), bevelhebber van de Gelderse strijdtroepen (1473), ruwaard in het land van Vianen, overleden 1493-1496. Gehuwd (huwelijkse voorwaarden 1460) met Ermgard van Groesbeek, dochter van Johan van Groesbeek, overleden > 25 april 1500

Walraven van Broeckhuijsen, heer van Ammersoijen (1457, 1473, 1486), jonker, overleden 1486-1491. Gehuwd met Elsken Sloijsen, overleden < 11 oktober 1476. Gehuwd (huwelijksverdrag 21 december 1486) met Cunera van Bijlant, dochter van Ott van Bijlant

Willem van Broeckhuijsen, kanunnik van het kapittel ten Dom te Utrecht

Adriaen van Broeckhuijsen, student aan de Universiteit te Leuven (1462), kanunnik van Oudmunster te Utrecht