Jan van Broeckhuijsen, heer van Broekhuizen, Waardenburg en Amersoijen, erfhofmeester van Gelre (vanaf 1451), zoon van Gheraert van Broeckhuijsen en Walravina van Brederode, geboren ca. 1435, overleden 15 oktober 1468 (’s nachts om 2 uur aan de pokken)
Gehuwd ca. 1456 met
Elisabeth van Haeften, vrouwe van Varik, dochter van Walraven van Haeften en Henrica van Varick, overleden 31 oktober 1504
Gehuwd met
Gerrit van Vlodrop, zoon van Willem van Vlodrop en Cecilia van Hamell en Elderen, overleden 1481
Uit dit huwelijk:
1 Anna van Vlodrop, overleden 19 september 1531. Gehuwd in 1497 met Joist van Hemert, overleden 1497-1500. Gehuwd 1500-1502 met Johan Scheiffart van Merode, heer van Hemmersbach en Clermont, ambtman te Liedberg, zoon van Werner Scheiffart van Merode en Maria van Alpen, overleden > 15 juni 1531
Gehuwd met
Willem van Aeswijn, ridder, drost te Hattem (1493), raad van maarschalk van Hertog Karel van Gelre, erfhofmeester van Gelre
Bronnen: 1) archiefbroekhuizen.com, 2) archieven.nl, 3) geldersarchief.nl, 4) historischcentrumlimburg.nl, 5) archiefroermond.nl, 6) onsvoorgeslacht.nl, 7) Leenhoven van de heren van Vianen, 1292-1666, J.C. Kort. In: Ons Voorgeslacht, jrg. 40-43 (1985-1988), 8) archive.nrw.de
Links het zegel van Johan van Broeckhuijsen in de functie van erfhofmeester van Gelre op 20 januari 1457. Randschrift: —/ VEERDE WE-ERT–B. Voorstelling: wapenschild gevierdendeeld: I in viar. II en III leeg. IV vair gepaald, gewende steekhelm met vlucht. Twee leeuwen als schildhouders (Bron: Geldersch Archief, Archief Huis Ammerzoden, nummer 0372-59-44-1).
Op 30 november 1445 ‘des Diinxdaichs na sente Katherijnendaighe’ beleent Arnolt, hertog van Gelre etc, Johan van Waardenburg met Broekhuizen, Waardenburg en Ammersoijen c.s. en de tienden te Driel, Rossem en Herwaarden, en met de goederen welke hem na den dood van zijn vader zijn toegevallen.
Op 1 juni 1452 ‘des Dinxdaiges nae Sente Urbanus dach’ beleent Johan heer tot Broichusen, Weerdenborch en Amerzoijen, erfhofmeester van Gelre, Derick van Blitterswick met de keurmedige lieden die Arnt van Blitterswick, zijn vader, van hem te leen had gehouden, ten overstaan van de leenmannen heer Johan van Arendail, ridder heer tot Well, en heer Johan van Vijanen, ridder.
Op 20 januari 1457 verklaren Johan, heer van Broechusen en Werdenborch, erfhofmeester van Gelre, Walraven van Broechuijsen, heer van Ammersoijen, en Reijnout van Broechuijsen, broeders, dat zij in overleg met Ghiisbrecht van Brederode, domproost en proost van oud Munster te Utrecht, Reijnolt, heer van Brederode, Vijanen en ter Ameijde, Steesken van Broechuijsen en van Werdenborch en Aernt die Kock van Opijnen, een boedelscheiding aangaan waarbij Walraven van zijn broeder Johan die heerlijkheid en het slot Ammersoijen tegen betaling van 1000 rijnsche guldens verkrijgt, terwijl Reijnout 150 malder rogge s’jaars uit de heerlijkheid Broechuijsen en 100 oude schilden ’s jaars uit de heerlijkheid Werdenborch zal ontvangen.
Op 28 januari 1457 verklaart Johan van Broichuijsen dat hij zijn broeder Walraven beleend heeft met het slot en de heerlijkheid Amerzoijen. Walraven van Broichuijsen, heer tot Amerzoijen, erkent onder insektie van een oorkonde van zijn broeder Johan van Broichuijsen tot Weerdenborch, van dezen het slot en de heerlijkheid van Amerzoijen in leen ontvangen te hebben.
Op 12 juli 1461 ‘op Sinte Margrietenavondt’ erkent Rheijnalt van Broechuijsen en van Waerdemborch dat zijn broeder Johan, heer tot Broechuijssen en tot Waerdemborch, erfhofmeester der landen van Ghelre, hem overgegeven heeft hetgeen hem bij broederscheiding na doode van hun ouders in toebedeelt, en beloofd zijn broeders Johan, Walraven, Wilhem en Adriaen hierover nooit lastig te zullen vallen.
Op 25 juni 1462 ‘des Vrijdachs naer Sinte Johansdach baptista tho Midtsomer’ verklaren Johan van Vijaenen, ridder, Staijss van Broichuijssen en van Werdenborch, Rheijnalt van Broichuijssen en van Werdemborch, en Johan van Broichuijssen en van Werdemborch, bastaard, dat zij tusschen Johan, heer tot Broichuijssen en Werdemborch, erfhofmeester ’s lands van Gheldre, en Wilhem van Broichussen en Wardemborch, kanunnik ten Dom te Uuijtrecht, gebroeders, een scheiding hebben gemaakt, waarbij aan Wilhem een rente van 50 oude schilden ’s jaars wordt toegekend, welke rente gehalvereerd zal worden, als hij lid van het kapittel worden mocht, terwijl hij afstand doet van hetgeen toevallen zal van Ghosen Stecke vanwege hun tante.
Op 5 april 1463 ‘des dinxdaiges nae den heiligen Palmdach’ deelt Johan van Arckell, rechter van de hertog van Gelre en Jülich, graaf van Zutphen in Tielreweerde, mee aan Hugo van Oesterwijck, vrijgraaf van Eijckrode in hetVest Rekelinckhuijsen, dat Johan heer van Broichusen en Weerdemborch, erfelijk meester van het land van Gelre, hem als rechter heeft bericht dat hij (de erfelijk meester) door Johan Steckelinck, procurator Rutger Schrijvers vander Horst, in naam van Thijss van Eijll, ridder, voor hem voor de geheime rechtbank is gedaagd (mijt den heijmelicken gerichte aengelangt ende bevordert). Hij heeft deze (Thijss) nu voor zich als rechter gedagvaard (verbaeden), opdat de rechtszaak en het proces voor de hertog of zijn hof, waar het proces van rechtswege dient te worden gevoerd, worden gebracht. Hij (de rechter) heeft gezworen en toegezegd dit te doen, en hij zal het uitvoeren zoals het zijn plicht is. Hij en de schepenen Arnt van Haefften en Johan van Schonouwen verzekeren de erfrentmeester daarom dat zijn zaak en actie voor de hertog en zijn rechter zal worden behandeld en voortgezet zoals het hoort volgens de wet. Hij wenst daarom de geheime rechtbank op te heffen (dat heijmelijke gerichte aff te stellen nae den keijserlijken reformacien) en de zaak voor de vorst (lantheren) en zijn rechter te laten, zoals het hoort, tenzij het geregeld wordt. Omdat de zaak geen dagvaarding waardig was, moest hij afzien van het uitbrengen van de dagvaarding. Hij wenste een antwoord te ontvangen zodat de erfhofmeester zou weten wat hij voor de rechter moest doen.
Op 18 maart 1465 belooft Johan, heer tot Broeckhuijssen en Waerdemburch, erfhofmeester ’s lands van Gheldre, aan zijn broeder Willem van Broeckhuijssen, ingevolgde de uitspraak van heer Johan van Vijanen, ridder, Stees van Brouckhuijssen en Rheijnolt van Broeckhuijssen, zijn neve, oom en broeder, een rente van 5 oude schilden ’s jaars uit de goederen van Seevenhoven in Heijcoop, die zijn moeder bij huwelijksvoorwaarden gekregen had. Aansluitend verklaart Willhem, broeder tot Broeckhuijssen en tot Weerdenborch, dat hij akkoord gaat met de scheidingsakte van 25 juni 1462.
Op 14 april 1465 Adolph, hertog van Gelre etc., beleent Johan, heer tot Broickhuijsen, Werdenborch en Amerozijen, met het huis en de heerlijkheid Werdenborch, met het slot en het dorp Amerzoijen met het hooge en lage gerecht, met de leenmannen en met de tienden te Driel, Rossem en Herwerden, volgens Zutphensch leenrecht.
Op 23 oktober 1465 draagt Jan, heer van Waardenburg, alle goed in Scherpenswijk over aan de leenheer behalve 12 morgen, die hij Gerard van Hagehuis en Adriaan, diens zwager, verkocht.
Op 28 juni 1466 verlengt Vincent, graaf van Meurs, de vrede en wapenstilstand tussen Adolf, hertog van Gelre, en Gerard, hertog van Gulik, en Willem van Loon, heer van Gulik, tot 11 november 1476. In de vrede is begrepen Johan graaf van Nassau, heer van Heinsberg en Leeuwenberg, en de stad Keulen. De ambtmannen van Montfort, Geldern, Goch, Straelen, Erkelenz en Kriekenbeck (van Gelre), van Jülich, Caster, Grevenbroich, Randenrath, Wilhelmstein (van Gulik) zullen het houden. Idem de hoofdsteden Nijmegen en Zutphen en de steden Geldern, Venlo, Goch en Erkelenz (van Gelre), Jülich, Düren, Münstereifel, Euskirchen, Caster, Grevenbroich, Gladbach, Randenrath, Ratingen en Düsseldorf (van Gulik en Berg). Aanwezig onder andere de zegelaars Gisbert van Bronkhorst, heer te Batenburg en Anthalt, Johan, heer te Wisch, Hendrik van Meer, heer te Stevensweerd, Johan van Arendal, heer te Well, Thijs van Eijll, Winand van Arnhem, Adriaan van Broekhuizen, Johan van Broekhuizen, heer te Werdenburg en erfhofmeester van Gelre, Seger van Groesbeek, heer te Hoemen, Malden en Beck, Reinald, heer te Broekhuizen, Dederick Schenk, heer te Arcen.
Op 24 november 1480 ‘op Sinte Catharijnenavont’ oorkondt Heijnrick van Zoelen Lottumsz., stadhouder van de lenen van den aartshertog van Oostenrijck etc, hertog van Gheldre, in het hertogdom Gheldre en de graafschap Zutphen, dat Gherridt van Broeckhuijssen, heer tot Waerdenburch, het huis en de heerlijkheid Waerdenburch c.a. in leen ontvangen heeft, zooals hem dit is aanbestorven van zijn vader Jan van Broeckhuijssen, en tevens het huis en de heerlijkheid Ammerzoijen, op grond van een scheiding tusschen zijn vader en zijn oom Walraven van Broeckhuijssen.
Op 3 oktober 1488 verkoopt Willem van Vlodrop, erfvoogd, c.s. zijn ¼ van die hof aan Johan van A, ter lossing van 200 rijnsguldens hoofdsom die Elisabeth van Haifften, vrouw van wijlen Gerard van Vlodrop, beloofd heeft voor het zieleheil van Gerard.
Op 29 juli 1496 ‘op vrijdach na sent Jacobz dach apostoli’ verklaart Hertog Karel dat voor hem en nader genoemde leenmannen, Otto van Arkel, heer van Heukelom en zijn vrouw Walraven, tot zekerheidsstelling voor een jaarrente voortvloeiend uit een erfmagescheid tussen beide echtparen aan Willem van Aeswijn, erfhofmeester en zijn vrouw Elisabeth van Haeften en van Vlodorp, aan hem de nader omschreven goederen in de heerlijkheid van Waardenburg hebben overgedragen en dat hij de andere partij daarmee beleend heeft, onder voorbehoud door eerstgenoemden van het recht van gebruik en van wederinlossing door afkoop.
Uit dit huwelijk:
2 Gerrit van Broeckhuijsen, heer van Weerdenburg (1470) en Ammersoijen, erfhofmeester van Gelre, overleden 1494