Brinck, Jan Woutersz (ca. 1555-1624)

Jan Woutersz Brinck, kerkmeester van Onze Lieve Vrouwenkapel te Amersfoort, geboren ca. 1555, overleden 24 mei-19 augustus 1624

Ondertrouwd op 29 december 1583 te Amersfoort (#) met

Goutgen Jacobs, dochter van Jacob Saren en Aeltgen Everts, geboren ca. 1560, overleden > 4 juni 1627

 

Bron: archiefeemland.nl

Op 9 juni 1587 verkoopt Elisabeth weduwe van zal. Jan de Bruijn, met Cuul Kotter haar gekozen momber in deze en bij consent van Jan Cornelissen alhier present, de voorste camer van de vier cameren verdeeld met het hofje daar achteraan, strekkende tot aan Jan Philipens hof toe aan Goort Lambertsen en Yoel Jacobsen zijn vrouw en hun erven. Staande op de hoek van de Breesteegh. Vrij zonder lasten, beheltelick de pacht delgen ende alsulx. Comparerende Jan Woutersen Brijnck als kerkmeester van de kapel van O. L. Vrouwe en heeft de ontvangers beliet met de voorste camer op de lasten van troierendeel van twee en eenhalve stuiver jaarlijks, gemortificeerde onlosbare rente uit deze camer, volgens de brieven en registeren hiervan gaende.
Op 27 december 1587 is een overeenkomst gesloten tussen het stadsbestuur en Jan Woutersz Brinck inzake de muur bij het kerkhof achter Zevenhuizen.

Op 10 februari 1589 een betaalopdracht voor Jan Woutersz Brinck, ontvanger van de Onze Lieve Vrouwekapel, ten behoeve van dominee Rutgerus Topander.

Op 2 september 1592 verkopen Jacob Saeren, Jan Woutersz als man ende voocht van Goortgen sijn huijsvrouwe, Goort Jacobsz, Willemtgen Jacobs dochter ende Derickgen Jacobs dochter mit voornoemde Goort haer gecosen momber in dese saecke, allen kijnderen van Jacob Saeren, seeckere stuck lants gelegen buijten die Utrechtse poert, soe die ontfangers ’t selve tegenwoordich gebruicken.

Op 15 maart 1608 doet het stadsbestuur uitspraak na verslag van de commissarissen in het geschil tussen Jan Woutersz Brinck en Reijer Claesz Buijs, waarbij bepaald wordt dat het afdak, door Reijer geplaatst, afgebroken zal worden en opnieuw gemaakt gevelsgewijs, volgens aanwijzingen van de commissarissen, voor gezamenlijke kosten en met gebruik van het oude materiaal.

Op 1 juni 1609 verklaren Willemtgen van Snuel, weduwe van Evert van der Maeth, oud omtrent 57 jaar, Beatris Taets, vrouw van Wouter Meijnsz, cameraar in 1606-1607, omtrent 50 jaar en meester Jan van der Maeth, omtrent 60 jaar, op verzoek van Catharina, voor het gerecht dat zij weten dat Catharina ongeveer 28 jaar gelden, toen tien of elf jaar oud, naar Amersfoort is gekomen. Dat zij een aantal jaren gewoond heeft bij haar oom, Jan Woutersz Brinck, en dat zij de kost verdiend heeft met te dienen bij goede leiden en zich altijd eerlijk en goed heeft gedragen. Dat zij de dochter is van meester Cornelis Brinckius, overleden te Antwerpen, zoon van Wouter Claesz Brinck, burger alhier. Willemtgen en Beatris verklaren ook dat zij wel gekend hebben Wouter Claesz Brinck. Ook bevestigt Goert Jansz Brink, oud omtrent 70 jaar, de vorige verklaringen en voegt daaraan toe dat zijn broer Herman Jansz Brinck, toen wonende te Brugge , Catharina van Brugge, waar ze bij haar grootmoeder woonde, gebracht heeft naar Amersfoort.
Op 7 juni 1609 verkopen Evert Claesz, portier, en Jan van Dael, oud-kerkmeester van de kapel in plaats van Jan Woutersz Brinck, kerkmeester, een huis, hof en hofstede met al wat aard- en nagelvast is op de Kamp aan Cornelis Aertsz, smid, en Gijsbertgen zijn vrouw, op last van 400 gulden aan de Sint Joriskerk en 50 gulden aan Jacobgen Paesschen.
Op 12 november 1609 verkopen Adriaen Jansz Roemer en Belijtgen Jacobs zijn vrouw voor de helft, Atris Jans Roemer met Rijck Bosch haar momber voor de andere helft, en Jan Woutersz Brinck, kerkmeester van de Onze Lieve Vrouwekapel, een huis, hof en hofstede achter de Kamp in de Zochstraat, aan Gerrit Aertsz, zijn vrouw en hun erven, op last van 200 gulden aan Gerrit Aertsz, 27½ stuiver per jaar aan de Onze Lieve Vrouwekapel.
Op 29 december 1609 is de weduwe van Jan Paesschier geordonneerd aan Jan Woutersz Brinck, kerkmeester van de O.L.Vrouwekapel, te betalen de som van 18 gulden, 10 stuivers en 14 penningen, die Jan Paesschier schuldig is gebleven bij het slot van zijn rekening over 1598.

Op 5 juli 1613 is uit het voorgedragen dubbeltal voor een jaar door het stadsbestuur gekozen tot ouderlingen Jan Woutersz Brinck en Nicolaes Brinck en tot diakenen Jacob Woutersz en Carel Chaudron.
Op 16 oktober 1613 is het de buren tussen de Varkensmarkt en het Hellebruggetje en bij Jan Woutersz Brinck verboden hout of mest te deponeren op het nieuwe straatje.

Op 20 januari 1620 verkopen Clemens Andriesz voor zichzelf en voor de erfgenamen van Anthonia Brincken zijn overleden vrouw voor drie delen en Jan Woutersz Brinck voor zichzelf en zijn vrouw voor een vierde deel de helft van een huis op de hoek van de Zevenhuizen aan de Korenmarkt aan Evert van Mulenborch, als curator van de desolate boedel van Adriaen Jansz Romer. Belast met 75 gulden hoofdsom toekomende de weduwe van Frans Louwen en het gilde van “bijluijden”. De helft van dit onroerend goed was eerder eigendom van Adriaen Jansz Roemer.

Op 4 september 1621 worden de huwelijkse voorwaarden opgesteld. Aanwezig zijn naaste vrienden, magen en huwelijksluiden van het bruidspaar, ter ene zijde Jacob Peters, timmerman, Henrick van Estvelt, Neeltgen Henricxs met haar zoon Roeloff Henricxs toekomende bruidegom, ten andere zijde Clemens Andrijes, Jan Peters van Oppoeteren, Jan Wouters Brijnck en zijn dochter Nellitgen Brijncken toekomende bruid. De naaste vrienden, magen en huwelijksluiden hebben de volgende voorwaarden opgesteld voor het huwelijk. De bruidegom brengt in een hoofdsom van 300 gulden sprekende op Jacob Peters, timmerman, volgens de obligatie van 24 december 1616, een hoofdstom van 100 gulden sprekende op Johanna van Voordt, weduwe van de overleden scholt Mr Cornelis van Duverden waarvoor Neeltgen Henricx zich garant stelt met haar zwager Jacob Peterss als haar gekozen momber in dezen, 25 gulden voor zijn vaders goed die Neeltgen aan haar zoon belooft te betalen, 57 gulden 8 stuivers en 6 penningen in gerede gelden, de helft van twee naast elkaar staande huisjes met de hoff en hofstede staande in de Bolderstraet waarvan de andere helft in bezit is van zijn zuster Henrickgen, het vierde part van de schuurberch die daarbij staat op de grond behorende bij de huisjes waarvan zijn zuster eveneens een vierde part bezit en zijn moeder de helft. Al deze percelen zijn de bruidegom aanbestorven van zijn bestevader en bestemoeder (grootouders) en van zijn vader welke door het maaggescheid tussen hem en zijn zuster en dat de vorige dag is gepasseerd en onder Mr Elias van Weede berust, aan hem is toebedeeld. Jan Wouters Brijnck geeft zijn dochter mee een bed met toebehoren en haar portie van de erfenis van Nellitgen nagelaten door Thoentgen Wouters, haar moeije, waaraan Clemens Andrijes zolang hij leeft de lijftocht heeft. Jan Wouters Brijnck belooft zijn dochter Nellitgen niet te zullen onterven, maar haar als zijn dochter in zijn na te laten goederen te zullen laten erven. Mocht een van hen beiden te komen overlijden zonder na te laten blijkende geboorte, of zonder wedergeboorte dat dan de ingebrachte goederen zullen gaan naar de andere zijde en linie waarvan deze gekomen waren. Wanneer er wel geboorte wordt nagelaten bij overlijden van een van hen beiden dan zal deze de goederen krijgen die de overledene bezat of waren aanbestorven, en de langstlevende behouden de goederen die hij had ingebracht of waren aanbestorven. Ten laatste eventueel te komen op de zijde waar deze goederen vandaan waren gekomen. Winst en verlies staande huwelijk verkregen gerekend half en half, erfenis wordt niet als winst gerekend. In alle gevallen gaan de klederen en cleijnoden van de bruidegom naar zijn zijde en die van de bruid met de trouwelschat aan haar zijde.

Op 6 mei 1622 is Andries Reijersz, olieslager, door het stadsbestuur van Amersfoort geordonneerd de weg tussen hem en zijn buurman Jan Woutersz Brinck, de Herenstraat, naar behoren te maken.

Op 24 mei 1624 verkopen Dirck van Geijn en zijn vrouw Grijetgen van Sijll een boomgaard buiten de Bloemendalse Poort in de Eerste Steeg aan Jan Mom, zijn vrouw en hun erven. Belast met 500 gulden hoofdsom aan Aert Verhell; 300 gulden aan Jacob Thonis Gelensz; 15 stuivers per jaar aan Jan Woutersz Brinck.
Op 19 augustus 1624 verkopen Goutgen Jacobs, weduwe van Jan Woutersz Brinck, Aeltgen Jacobs, weduwe van Wouter Jansz Brinck als moeder van hun kinderen, Roeloff Henricksz Elinck en Nellitgen Jans zijn vrouw, samen erven van Jan Woutersz Brinck hun grootvader en vader, een huis in de Langestraat aan Dirck Meijnsz en Geertgen zijn vrouw op last van 200 gulden aan het onmondige kind van Roeloffgen van Dashorst.

 

Uit dit huwelijk:

Wouter Jansz Brinck, gedoopt 19 februari 1585 te Amersfoort (get: Lambert Woutersen, Jacob Saren), overleden 1614-1616. Gehuwd op 17 november 1607 te Amersfoort met Aeltgen Jacob Gijsbertssen, geboren te Amersfoort, overleden > 31 maart 1632

Evert Jansz Brinck, gedoopt 24 juni 1587 te Amersfoort (get: Peter van Grootvelt, Goert Jacopsz, Aeltgen Jacops), overleden < 19 augustus 1624

3  Nelletje Jans Brinck