Brienen, Johan van (-1498/1502)

Johan van Brienen, ridder, heer van Biessel, ambtsman van de abdij Abdinghoven op de Veluwe en de abt van Paderborn, schepen (1465) en burgemeester (1480) van Harderwijk, zoon van Henrick Jansz van Brienen en Johanna NN, overleden 1498-1502

Gehuwd met

Elisabeth van Kershoff, dochter van Wolter van Kershoff en NN de Wilde

Gehuwd met

Peter van Benthem, heer van Spaldorp, zoon van Johan van Benthem en Geertruida van Bijlandt, overleden < december 1452

 

Bronnen: 1) Het Veluwsche geslacht Van Brienen, Mr. P.C. Bloys van Treslong Prins. In: De Nederlandsche Leeuw, 27e jaargang, 1909, pg. 195-199, 2) Register op de leenaktenakten van het vorstendom Gelre en graafschap Zutphen. Het kwartier van Arnhem, Mr. J. J. S. Baron Sloet en Dr. J. S. van Veen. S. Gouda Quint, 1917, 3) Het oud-archief der gemeente Harderwijk, P. Berends. Drukkerij Flevo (v.h. Gebr. Mooij), Harderwijk, 1935, 4) geldersarchief.nl, 5) snwv.nl

NB: Mr. P.C. Bloys van Treslong Prins geeft in de publicatie in De Nederlandsche Leeuw uit 1909 Lebert van Brienen als vader van Johan van Brienen. Dat klopt niet met de informatie uit de Stichtse leenakten.

In 1454 ‘dat goet tot Bijssel, met sijnen tobehoren, op Veluwe gelegen in den kerspel van Dorenspijck, tot eenen Stichtschen leensrechte ontfinck’ Johan van Brienen erve sijnes vaders Henrix’. Idem anno 1465. Op 25 september 1473 idem vernijt eedt van den goede ende erve tot Bijssel, in den kerspel van Dorenspijck gelegen, als dat Sweder van Wijnbergen van Bernt Hadekinck te halden plag uut den hoff tot Averhoff, bij Hattem gelegen, daer westwert naest gelant is Aleijt van Doirninck ende Wolff Wouterssoon, oostwert an erve Wolft’ Wouters ende Heijn Stael ende voort alomme an erve Johans van Brienen voors. Helt tsamen 28 mergen haverlants, tot Stichtschen leenrechten. Op 4 september 1481 idem vernijt eedt. In 1492 idem vernijt eedt. In 1502 Wolter van Brienen, erve sijnes vaders Johans.

Op 28 mei 1457 Johan van Brienen, ambtman in de Veluw van den Abt van Paderborn ten eenre, en Liefart- en Wilt Voeth voor Rikold van Horseler ten andere zijde, geven eene nadere verklaring van hun uitspraak in het geschil tusschen den Abt en Ricold, voor zoover zij betreft de vraag of alleen hij die de ‘Soolweer’ erft versterfrecht aan den Abt moet betalen of dat alle erfgenamen dit recht verschuldigd zijn.

Op 6 juni 1483 is beleend met het goed (later genaamd Goede Herberts), in Bijssel onder Doornspijk op de Veluwe, met het recht op de hofstede Egbert Godenz, en lossing van de kamp. Op 13 augustus 1492 Evert Zoudenbalch voor Maria van Brienen, zijn vrouw, bij overdracht door Johan, haar vader.

Op 17 januari 1494 heeft Johan van Brienen, ten overstaan van de gemeene Schepenen, renten geschonken voor eene mis die een door hem of zijn erfgenamen aan te wijzen priester alle Maandagen zingen moet op het altaar van de Heilige Drievuldigheid en voor eene wekelijksche uitdeeling van brood, boter, spek of haring aan 25 huiszittende armen, die een ’teijken’ zullen dragen en verplicht zijn de bedoelde mis bij te wonen en te bidden voor de ziel van den stichter. Verder heeft hij het voortbestaan dezer fundatie met goedvinden van Wolter van Brienen geregeld.

 

Uit dit huwelijk:

Wolter van Brienen, heer van Biessel, ridder, burgemeester van Zwolle. Gehuwd met Bertha ten Water, dochter van Seina ten Water

Maria van Brienen

Johanna van Brienen. Gehuwd in 1493 met Willem van Culemborg (de Jonge), dedingsman, drost van Weert, heer van Renswoude (1502), zoon van Gerard van Culemborg en Margaretha Taets van Amerongen, overleden ca. 1516