Lubbert Vrancken, schepen van Amersfoort (1380-1389), overleden > 11 januari 1391
Bron: archiefeemland.nl
Op 8 mei 1388 maakt Florentius van Wevelichoven, bisschop van Utrecht, bekend dat hij, met toestemming van deken en kapittel van de parochiekerk van sanctus Georgius te Amersfoerde en van burgemeesters, schepenen, raden en de gehele gemeente van genoemde stad, op verzoek van de parochianen van genoemde kerk, in tegenwoordigheid van de getuigen magister Arnoldus van Tricht, proost van het kapittel van St. Jan te Utrecht, Gijsbertus de Nijdenrode, de gebroeders Stephanus en Fredericus van Zuijlen, ridders, Iacobus van der A, burger van Utrecht en anderen, heeft gesticht een kapel gewijd aan God, de Heilige Maagd Maria en alle heiligen, in het bijzonder Johannes de Doper en Johannes de Evangelist, gelegen binnen genoemde parochie, op de plaats genaamd Pothof; dat hij het bestuur van genoemde kapel heeft opgedragen aan de broederschap van St. Jan te Amersfoerde, bestaande uit Iohannes Meije, zoon van Gherwinus, Gerardus Seijbert, Reijnerus Keijl, Iacobus Nennijncus, Gerardus Soes, Gerardus Swolman, Gerardus zoon van Egbertus van den Campe, Iohannes Goeden soen, Lambertus Gheije, Iacobus de Vloewijc, Gerardus Pijelman, Rijcoldus Steenwerper, Gerardus Nagel, Lodewicus zoon van Hermannus, Iohannes zoon van Iordanus, Gerardus Keteler, Iohannes Carreman zoon van Wolterus, Lubbertus zoon van Franck, Petrus Hoeffliet, Ricoldus zoon van Iohannes Goud, Hermannus Snijder, Gerardus Borre, Iohannes Taetze, Lubbertus Taetze, Wilhelmus zoon van Everardus, Lambertus zoon van Lambertus, Theodericus Gout, Gerardus Duwer, Everardus zoon van Lambertus, Nijcolaus Gheel, Godefridus de Birket, Wolterus Koelhof, Lubbertus zoon Iohannes, en Wolterus de Hagenouwen zoon van Giselbertus, burgers van Amersfoerde; dat de kapel als beneficium wordt geincorporeerd in de St. Joriskerk en een vicaris ambt wordt ingesteld, waarvan genoemde broederschap van St. Jan het collatierecht ontvang.
Op 19 juli 1390 oorkondt Matthias van Hokelen, notaris, dat Aleijdis, weduwe van Goswinus filius Walteri, heeft verklaard dat zij een altaar sticht in de Mariakapel van de St. Joriskerk met vier missen en voor onderhoud van de priester het goed Netelenberch in de parochie Eembrugge schenk, zoals kanunnik Hermannus Bot op verzoek van Aleijdis heeft verklaard, met aanwijzing van Wolter Berensoen, Lubbertus Franconis en Nijcolaas Jacobszone, als executeurs-testamentair, en om de stichting van het altaar bevestigd te krijgen van de bisschop als kerkelijk beneficium. Mocht echter dit testament niet mogelijk zijn, dan een codicil betreffende een algemene schenking voor een godsdienstig doel of een godsdienstige plaats.
Op 1 februari 1436 ‘des woensdages op Onser Vrouwen avont Purificacio’ oorkonden Evert van Stoutenburch, schout, Bertout Peters soen, Willam Heinrix soen, Johan van Bemel, Rutger Meijnsen soen, Goesen Bosche Willams soen, Eliis van Wede en Gode Kade, schepenen te Amersfoirde, dat heer Bertout vanden Hove, priester, met Heinric Bot, zijn gekoren voogd, als kerkmeester gemachtigd door zijn medebroeders van Zante Johan, heeft opgedragen aan Ghiisbert van Bemel ten behoeve van Zante Matheus altaar in Zante Johans capelle een jaarlijkse rente van 1 pond uit een hofstede gelegen op de Visscherie, zoals Lubbert Vrancken soen had gegeven ten behoeve van de kapel.
Kinderen:
2 Zwaneld Lubbert Vrancken, overleden < 17 mei 1411