NN, Albert

Albert NN

 

Bron: archiefeemland.nl

In hun testament van 2 juli 1615 vermaken Jan Jansz, snijder, en Aeffgen Alberts, krank te bedde liggende, borgers van Amersfoort, elkaar de lijftoch van hun bezit tot wederhuwelijk toe en langer niet, uitgezonderd hun clederen. Aeffgen prelegateert aan Petertgen Jans, haar zuster Grietgen Alberts dochter, een grauwe rock, een honscote schort, een silveren scroeff, een tasse met een zilveren ketten en knoop, een buijdel met silveren knoopen, dewelke Petertgen terstonts na haar dood zal genieten. Zij legateert, onverminderd de lijftocht, nog aan Willem, Dieltgen, Cornelisgen en Cunertgen, kinderen van Gosen Albertszn haar overleden broeder, elk een pond vlaams van 6 gulden, aan Willemtgen, dochter van zaliger Jan Albertszn haar overleden broeder, insgelijks 6 gulden, Evert Albertszn en Marrichgen Alberts, haar halve broeder en zuster, elk 6 guldens. Al hetgeen zij boven de voornoemde legaten en prelegaten met de dood zal nalaten, heeft zij vermaakt aan haar broeder Lubbert Albertszn, mitsgaders Petertgen Jans, dochter van Grietgen Alberts, haar overleden zuster, elk voor de helft. Indien een van beiden zonder kinderen overlijdt, erft de langstlevende van beiden of diens kinderen. Indien beiden sterven zonder kinderen na te laten, dan erft de naaste bloede van comparante, welverstaande datgene dat intussen niet verkocht of verteerd is. Hiermee institueert zij Lubbert Albertszn en Petertgen Jans tot haar erfgenamen. Indien enig van de zeven legatarissen komt te overlijden, voor of na de comparante aleer de lijftochyt ware geexpireert, dan vererft de 6 gulden op diens kinderen, indien zonder kinderen overleden, dan vererft het op de andere legatarissen.

Op 19 juni 1621 stelt Aeffgen Albertsdr, weduwe van Jan Jansz,, een nieuw testament op. Daarin bemaakt zij al haar na te laten goederen aan haar broeder Lubbert Albertsz, wonende tot Gouda, voor de ene helft, Willemtgen Jans, huijsvrouw van Thijs Corsz, de dochter van haar broeder Jan Albertsz zaliger, voor de andere helft. Of aan hun nalatende geboorte in geval van overlijden en op conditie dat zij, ieder voor de helft, haar uit en doodschulden zullen betalen en de legaten. Mocht Willemtgen Jans voor of na de comparante komen te overlijden, dan zal deze helft van de erfenis erven op Lubbert Albertsz, resp diens kinderen. Zij legateert aan, indien zij ten tijde van haar overlijden in leven zijn, haar broeder Evert Albertsz 6 carolus gulden, haar zuster Marrichgen Alberts 6 carolus gulden, de drie kinderen van Gosen Alberts, genaamd Willem, Deijltgen en Cunertgen elk 6 carolus gulden, Cornelisgen Gosen Albertsdr 1 gulden, Evert Evertsz, de zoon van Cornelisgens broeder 5 gulden.

Op 25 juni 1632 herroept Aeffgen Alberts dit testament weer. In een nieuw testament vermaakt zij thans al haar bezittingen aan Lubbert Albertszn, haar broer te Goude, of bij zijn overlijden, zijn kinderen voor de ene helft, en Willemtgen Jans, dochter van zaliger Jan Albertszn, haar broer, huijsvrouw van Thijs Corszn, of bij haar overlijden, haar nalatende kinderen, voor de andere helft. Ze prelegateert aan Willemtgen Jans comparantes ‘cleerkasse en halff kasgen’ en al het linnen, wol, kussens, goud, zilver en geld dat in de twee kassen ten tijde van comparantes overlijden bevonden zal worden en 4 tinnen schotels op het ‘halffgen kasgen’ staande. Zij legateert aan de kinderen van zaliger Marrichgen Alberts, haar overleden zuster, samen 10 guldens en aan Deijltgen en Cunertgen Gosen Albertsdr elk 6 gulden, en aan Meijntgen, moeder van Willemtgen Jans, comparantes dagelijkse kleren en aan Cornelisgen Gosen Albertsdr een gulden. Op 16 oktober 1638 wordt ook dit testament herroept door Aeffgen Alberts, zwak van lichaam te bedde liggende. Zij vermaakt aan Tijs Corneliszn, drager, en Willemtgen Jans, zijn huijsvrouw, en haar nalatende geboorte al haar bezittingen. Voorwaarde is dat zij al haar uit- en doodschulden zullen betalen en haar ook haar leven lang zullen onderhouden in cost, dranck, licht, vuur en alles wat zij in haar zwakheid en oudheid des lichaams van node hebben zal. Zij verklaart dat zij nu gedurende twee maanden lang in haar sieckte van henluijden grote diensten en hulp gehad heeft. Tijs en Willemtgen beloven dit aan hun moeij haar leven lang te doen. Voorwaarde is dat Tijs en Willemtgen aan Lubbert Alberts, erflaatsters broer wonend te Gouda, zullen laten behouden de f 25 die zij hem geleend heeft en die hij onwillig is te restitueren.

 

Kinderen:

Jan Albertsz, overleden < 2 juli 1615

Lubbert Albertsz, kleermaker te Gouda, overleden > 1639

Aefje Alberts, overleden > 16 oktober 1638. Gehuwd met Jan Jansz, snijder, overleden 1615-1621

Gosen Albertsz

Grietje Alberts, geboren te Amersfoort. Ondertrouwd op 17 november 1596 en gehuwd op 25 november 1596 te Amersfoort met Jan Peterssen, smid, geboren te Weert

Evert Albertsz. Ondertrouwd 6 juni 1603 en gehuwd 16 juni 1603 te Amersfoort met Grietgen van Brakel

Marrichgen Alberts, overleden 1621-1632