Lippe, Bernhard (VII) van (1428-1511)

Bernhard (VII) van Lippe, alias Bellicosus, heer van Lippe (1429-1511), maarschalk van Westfalen (1477), zoon van Simon (IV) van Lippe en Margaretha van Braunschweig-Grubenhagen, geboren 4 december 1428, overleden 2 april 1511, begraven in de kloosterkerk van Blomberg (D)

Gehuwd in 1452 (huwelijkse voorwaarden 27 juli 1452) met

Anna van Holstein-Schaumburg, dochter van Otto van Holstein-Schaumburg en Elisabeth van Honstein-Lohra-Klettenburg, geboren ca. 1435, overleden 23 september 1495, begraven in de kloosterkerk van Blomberg (D)

 

Bronnen: 1) Stammliste des Hauses Lippe. Op: de.wikipedia.org, 2) Bernhard VII. (Lippe). Op: de.wikipedia.org, 3) Simon V. (Lippe). Op: de.wikipedia.org, 4) Jobst I. (Hoya). Op: de.wikipedia.org, 5) Johann I. (Rietberg). Op: de.wikipedia.org, 6) Johann II. (Nassau-Beilstein). Op: de.wikipedia.org, 7) arcinsys.niedersachsen.de, 8) archive.nrw.de, 9) Lippische Mitteilungen und Geschichte und Landeskunde, 81. Band, 2012. Verlag für Regionalgeschichte Bielefeld 2012

Bernhard VII van Lippe is geboren op 4 december 1428 als zoon van Simon IV van Lippe en Margaretha van Braunschweig-Grubenhagen. Zijn geboorte vindt plaats in een tijd van politieke instabiliteit en feodale twisten in het Westfaalse gebied. Zijn vader overlijdt als Bernhard nog geen jaar oud is, waardoor hij samen met zijn broer Simon onder voogdij komt van hun oom Otto van Lippe, oudoom Diederick van Moers (aartsbisschop van Keulen) en ambtsman Johan van Mollenbeck. Deze voogden zijn verantwoordelijk voor het beheer van de familiebezittingen, het regelen van erfkwesties en het beschermen van de jonge edelen tegen externe dreigingen.

Op 15 september 1443 wordt een huwelijkscontract gesloten tussen Otto, graaf van Holstein en Schaumburg, en Bernhard van Lippe, waarin de voorgenomen huwelijkssluiting met Otto’s dochter Anna werd geregeld. Dit contract omvatte een verloving met verplichting tot huwelijk binnen vijf jaar, toewijzing van kasteel Brake als lijftocht voor Anna, een bruidsschat van 2.500 Rijnlandse gulden en de stad Rinteln als onderpand.
Bernhard trouwt in 1452 met Anna van Holstein-Schaumburg, dochter van Otto van Holstein-Schaumburg en Elisabeth van Honstein-Lohra-Klettenburg. Het huwelijk wordt voorafgegaan door uitgebreide onderhandelingen over de bruidsschat, lijftocht en de rechten van Anna. Anna krijgt onder meer kasteel Brake als lijftocht en een aanzienlijke bruidsschat.
Naast kinderen uit zijn huwelijk heeft Bernhard minstens twaalf buitenechtelijke kinderen bij drie verschillende vrouwen, zoals van de dienstmaagd Ilseke. Enkele van deze kinderen worden erkend en kregen een bruidsschat of andere voorzieningen, zoals Lyse, die in 1491 in huwelijk werd gegeven aan Albert van Exterde en een bruidsschat van 500 Rijnse gulden ontvangt.

Foto rechts de graftombe van Bernhard VII van Lippe en zijn vrouw Anna van Holstein-Schaumberg in de kloosterkerk te Blomberg (D).

Kerk

Bernhard VII leeft in een tijd waarin de relatie tussen adel en kerk essentieel is voor sociale status, politieke invloed en het zielenheil. Bernhard treedt op als beschermheer van diverse kloosters. Hij schenkt land, inkomsten en privileges aan kloosters zoals Blomberg, Möllenbeck en het Heilige Geest Hospitaal bij Detmold. In ruil daarvoor worden hij en zijn familie opgenomen in gebedsbroederschappen en wordt hun zielenheil verzekerd. Hij regelt ook de toelating van familieleden tot kloosters, zoals zijn dochter Elisabeth, die abdis werd van Herford:

  • Klooster Hardehausen. Op 1 januari 1449 werden Bernhard en Simon van Lippe opgenomen in de gebedsverbroedering van het klooster Hardehausen. Dit hield in dat het klooster voor hen en hun familie zou bidden en hen zou opnemen in hun goede werken. In ruil beloofde Bernhard bescherming aan het klooster en zijn onderhorigen,
  • Kartuizerklooster St. Barbara te Keulen. Op 18 november 1452 laten prior Johannes en het convent van het kartuizerklooster St. Barbara te Keulen hun weldoeners, graaf Bernhard van Lippe en diens echtgenote Anna van Holstein-Schaumburg, delen in al hun goede werken. Na hun overlijden zullen er heilige missen voor hen worden opgedragen,
  • Trinitarierorde. Op 9 april 1468 verleent frater Radulphus, maior minister van de Trinitarierorde, een aflaatbrief waarin hij Bernhard van Lippe en vrouwe Anna opneemt in de broederschap van de orde. Dit geeft hen recht op aflaten en gebeden voor hun zielenheil,
  • Franciscaner Observanten. Op 28 november 1480 neemt Guillermus Bartho, generaal-vicaris van de cismontane provincie van de franciscaner observanten, Bernhard van Lippe, diens vrouw Anna van Schaumburg, en hun kinderen op in de confraterniteit van de orde. Dit betekent dat zij delen in de gebeden, missen en goede werken van de orde,
  • Klooster Marienfeld. Op 11 oktober 1484 neemt Johan, abt van het klooster Marienfeld, Bernhard van Lippe en diens vrouw Anna op in de broederschap van het klooster en verleent hun het recht op herdenkingsvieringen. Op 7 november 1495 wordt Anna van Schaumburg postuum in de broederschap opgenomen,
  • Klooster Blomberg. Bernhard schenkt land en goederen aan het klooster Blomberg en wordt opgenomen in de gebedsbroederschap van het klooster. Ook worden missen voor hem en zijn familie opgedragen na hun overlijden. Zijn grafmonument bevindt zich in de kloosterkerk van Blomberg.

Bernhard en zijn vrouw ontvangen diverse kerkelijke privileges:

  • Biechtvader naar eigen keuze. Op 13 november 1460 verleent Bessarion, bisschop van Tusculum en pauselijk legaat, Bernhard en zijn vrouw het recht om een biechtvader naar eigen keuze aan te stellen, die hen van alle zonden mag ontslaan, behalve die waarvoor alleen de paus absolutie kan verlenen,
  • Pauselijke aflaat. Op 20 oktober 1500 verleent paus Alexander VI Bernhard het recht om een geschikte biechtvader te kiezen die hem met dezelfde macht als de paus zelf van alle zonden kan vergeven. Verder wordt hem de genade verleend om, onder bepaalde gebedsverplichtingen, ook buiten Rome de volledige aflaat van het jubeljaar te ontvangen.

Netwerk en bondgenootschappen

Bernhard VII van Lippe staat bekend om zijn uitgebreide netwerk van relaties met andere edelen, zowel binnen als buiten zijn eigen regio. Zijn leven en regeerperiode worden gekenmerkt door een voortdurende interactie met graven, hertogen, bisschoppen en stedelijke elites. Bernhard gebruikt familiebanden strategisch om zijn positie te versterken. Zijn huwelijk met Anna van Holstein-Schaumburg is niet alleen een persoonlijke verbintenis, maar ook een alliantie tussen het huis Lippe en het huis Holstein-Schaumburg. Door zijn kinderen uit te huwelijken aan andere adellijke families, zoals de graven van Hoija, Rietberg, Diepholz, Bronckhorst en Waldeck, verbindt hij zich dynastiek aan invloedrijke huizen in Westfalen, het huidige Niedersachsen en daarbuiten. Deze huwelijken gaan vaak gepaard met uitgebreide contracten, bruidsschatten en lijftochten, waarbij Bernhard persoonlijk toezag op de naleving en bescherming van de belangen van zijn kinderen en schoonfamilie.

Bernhard is een meester in het sluiten van bondgenootschappen. Hij verbindt zich met:

  • Graven van Holstein-Schaumburg: Door zijn huwelijk en diverse verdragen, zoals het landvredeverdrag van 1464 en militaire bondgenootschappen, is er een nauwe samenwerking. Zijn zwagers Adolf, Erich, Otto, Heinrich, Anton en Johan zijn regelmatig betrokken bij gezamenlijke militaire acties en politieke afspraken,
  • Hertogen van Brunswijk-Lüneburg: Bernhard sluit meerdere vriendschapsverdragen en militaire verbonden met deze hertogen. Hij is betrokken bij conflicten en vredesregelingen, zoals het bondgenootschap van 1471 en de arbitrage over kastelen en leengoederen. De hertogen treden vaak op als bemiddelaars in zijn geschillen met andere edelen,
  • Bisschoppen van Paderborn, Osnabrück, Münster, Minden, Hildesheim: Bernhard onderhoudt intensieve relaties met deze kerkelijke vorsten. Zijn broer Simon is bisschop van Paderborn, wat de banden extra versterkte. Bernhard treedt op als raadgever, bemiddelaar en militaire bondgenoot. Hij wordt opgenomen in gebedsbroederschappen en kreeg privileges zoals het kiezen van een eigen biechtvader,
  • Graven van Spiegelberg, Bronckhorst, Waldeck, Tecklenburg, Rietberg, Diepholz: Door huwelijken, gezamenlijke militaire acties en het regelen van erfkwesties is Bernhard verbonden met deze families. Hij treedt op als bemiddelaar bij erfenissen, verdeelde bruidsschatten en regelt de overdracht van heerlijkheden en kastelen.

Bernhard onderhoudt nauwe banden met de stedelijke elites van Lemgo, Blomberg, Detmold, Horn en Lippstadt. Hij verleent privileges, bevestigt stadsrechten en sluit vriendschaps- en beschermingsverdragen. In ruil voor militaire steun en bescherming ontvangen de steden rechten op tolheffing, accijnzen en het innen van brug- en wegenbelasting. Bernhard treedt op als bemiddelaar bij stedelijke conflicten en grensgeschillen. 

Bernhard wordt vaak gevraagd als bemiddelaar bij conflicten tussen andere edelen. Zijn gezag en netwerk maken hem tot een gewilde arbiter bij erfkwesties, grensconflicten en geschillen over leengoederen. Hij treedt op als scheidsrechter in conflicten tussen bisschoppen, graven en steden, en weet door diplomatie en pragmatisme vaak tot een oplossing te komen. 

Conflicten

Deze bondgenootschappen waren niet alleen defensief, maar ook offensief van aard. Ze dienen om gezamenlijke vijanden te bestrijden, handelsroutes te beschermen en de landvrede te handhaven:

  • De Soester twist (14441449). Bernhard raakt al vroeg betrokken bij de Soester twist, een conflict tussen de stad Soest en de aartsbisschop van Keulen. Hij kiest de kant van hertog Adolf van Kleef-Mark. In 1447 wordt zijn land zwaar getroffen door plunderingen van Saksische en Boheemse troepen, waarbij Blomberg en Detmold worden verwoest. Na de vrede in 1449 vestigt hij zich op kasteel Blomberg en later in Detmold,
  • Hessen-Paderbornse twisten (14641471). Tussen 1464 en 1471 is Bernhard betrokken bij de twisten tussen de landgraven van Hessen en het bisdom Paderborn. Aanvankelijk steunt hij zijn broer Simon, bisschop van Paderborn, tegen landgraaf Lodewijk van Hessen, maar later helpt hij Lodewijk tegen diens broer Hendrik. Deze wisselende allianties tonen Bernhard’s pragmatische aanpak: hij kies tpartij op basis van dynastieke belangen en de kans op territoriale winst,
  • Conflicten met de bisschop van Minden. Bernhard voert herhaaldelijk strijd tegen de bisschop van Minden, die tevens zijn oom is. In 1468 roept hij de ambtlieden en ridderschap van het graafschap Ravensberg, evenals de steden Herford en Minden, op om hem te steunen in zijn fehde tegen de bisschop. Deze conflicten draaien om tolrechten, leengoederen en de controle over strategische kastelen. Bernhard weet door bondgenootschappen en militaire druk zijn positie te versterken, maar de strijd is langdurig en kent vele schikkingen en arbitrages,
  • Twisten en vetes met adellijke families. Bernhard voert talloze twisten (fehden) tegen andere adellijke families, zoals de familie Westfal, de graven van Spiegelberg, de familie van Zerssen en anderen. Deze twisten draaien om leengoederen, tolrechten, tienden en de controle over strategische dorpen en kastelen. Bernhard mobiliseert ruiters, belegert kastelen en voert veldtochten uit om zijn belangen te verdedigen.

Uitgebreid gedocumenteerd is het geschil tussen de gebroeders Bernhard en Simon van Lippe en Friedrich de Wendt in 14621463 waarbij zij elkaar over en weer beschuldigen van onrechtmatigheden:

  • Op 22 september 1462 wordt een procedureverloop overeengekomen. Beide partijen dienen hun wederzijdse aanklachten schriftelijk binnen een termijn van zes weken te bezorgen in Blomberg respectievelijk Varenholz. Daarna moeten de partijen binnen zes weken schriftelijk antwoorden op de aanklachten en deze inzenden aan de Lemgoer burgemeesters Engelbert Floreken en Johan Catheman. Vervolgens zal de gezworen raad van de edellieden binnen zes weken beide partijen uitnodigen voor een zittingsdag in Lemgo, met het doel het geschil daar te verzoenen. Indien verzoening niet slaagt, zal de gezworen raad binnen zes weken een vonnis uitspreken,
  • Op 29 oktober 1462 dient Friedrich de Wendt zijn aanklacht in. De aanklacht betreft een reeks van onrechtmatige toe-eigeningen, belemmeringen en schulden, zoals de toe-eigening van de horige familie Kulman, het goed Weddentorpe te Wessendorpe, een goed onder de Bonnestapell, het goed te Entrup, een veld onder Varenholz, een vijver genaamd Udendijck in het ambt Heerse, een molen en vijver bij de Specken te Varenholz, de zuster van Hancke en haar kinderen te Velde, het meenemen van de klokken van zijn kerk te Lüdenhausen, van zijn horigen de kinderen van Bertold Meysolle en van Henneke uppe dem Broke, belemmering van zijn glasblazerij te Kalldorf, belemmering van zijn houtrechten in het kerkelijk gebied Hohenhausen en te Holthusen, belemmering bij Selbroke in het ambt Heerse, toe-eigening van een derde deel van de molen te Hohenhausen, van zijn gerechtelijke rechten te Talle, Lüdenhausen, Hohenhausen, Heiden en Hillentrup, onrechtmatige heffing op zijn mensen en koeien, schulden van de edellieden ter waarde van 100 Rijnse gulden, waaronder 14 gulden voor 7 kruisboogwapens en 32 gulden voor een paard van Bernd van Wijnse, en gewelddadige onderdrukking van zijn horigen, knechten en verpande mensen waaronder personen die door het Sticht Minden verpand waren te Veltheim en Eisbergen,
  • Op 1 november 1462 volgt het klaagschrift van de edellieden van Lippe. De kernpunten van hun betoog is dat Friedrich de Wendt zich in het conflict tussen de stad Münster en de overleden bisschop Walram van Moers aan de zijde van de stad heeft geschaard, tegen de edellieden van Lippe, en heeft daarmee grote schade toegebracht aan het land. Daarnaasst heeft hij de verpande ambten Eidinghausen, Echtorp en Rehme die hem met Varenholz waren toevertrouwd, ontvreemd. Hij heeft verpande hoeven in de genoemde dorpen, en vooral in het Kalletal en langs de Weser, onrechtmatig aan de bisschop van Minden verleend. Hij heeft ingegrepen in rechtsgebieden van de dorpen Talle, Hohenhausen, Langenholzhausen en Lüdenhausen en de eigendomsrecht in de dorpen Holzhausen en Lüdenhausen aangetast. Hij heeft het dorp, de tiend en de Meierhof te Tevenhausen, en het dorp en de Meierhof te Overenholthusen afgenomen. Hij heeft vrije mensen in het ambt Varenholz onderdrukt, onder andere door het eisen van knechtgelden. Tot slot heeft hij steun tgegeven aan de tegenpartij in conflicten tussen de bisschop van Minden en hertog Heinrich van Braunschweig tegen de belangen van de Lipperse edellieden,
  • Op 26 augustus 1463 sluiten Bernhard van Lippe en de jonkheer Friedrich de Wendt, zoon van Heinrich, een overeenkomst. Friedrich doet afstand van de ambten van Eidinghausen, Rehme en Echtorp. Bernhard behoudt het recht op tolheffing en het gebruik van de weg langs de Weser. Er wordt een regeling getroffen over de verdedigingswerken aan de Weser en de noodpoort bij de steengroeve van Varenholz. Friedrich mag de horigen behouden waarvan hij het eigendomsrecht kan aantonen. Met betrekking tot het gerecht te Lüdenhausen, het goed van de familie van Bega, de huizen op de Rekesbroke bij Varenholz en andere betwiste goederen, moeten beëdigde verklaringen van oude lieden worden ingewonnen en oorkonden worden overgelegd. Wat betreft het gerecht te Hohenhausen, moet Bernhard aantonen dat zijn ouders tijdens de verpanding aan de familie de Wendt de rechtsmacht uitoefenden. De houtmarkten en de inkomsten uit varkensmest rond Varenholz zullen gezamenlijk worden gebruikt of verdeeld. De leenbezittingen van Minden mag Friedrich behouden, voor zover Bernhard geen rechten daarop kan aantonen. Friedrich doet afstand van de gerechten te Hillentrup en Heiden, van de klok van Lüdenhausen, en van de schuldbrief van de familie van Kallendorf betreffende het ambt Barkhausen. Er wordt ook een regeling getroffen over het gebruik van vijvers en aanverwante zaken in Varenholz. Wat betreft de goederen van de familie van Dehme, geeft de leenbrief uitsluitsel die Friedrich van zijn heer heeft ontvangen.

In 1477 wordt Bernhard benoemd tot maarschalk van Westfalen door aartsbisschop Ruprecht van Keulen. Hij krijgt de helft van de kastelen Arnsberg en Eversberg in pandgebruik. Deze functie brengt hem in conflict met andere edelen en leidt tot langdurige geschillen over de inkomsten uit deze kastelen. In 1481 laat Bernhard een conflict over de opbrengsten uit deze kastelen bemiddelen door hertog Johan van Kleef en landgraaf Heinrich van Hessen. Uiteindelijk worden de kastelen teruggegeven aan de aartsbisschop van Keulen, maar pas na langdurige onderhandelingen en militaire druk.

Tot aan zijn dood in 1511 blijft Bernhard betrokken bij militaire conflicten. In 1510 voert hij nog een campagne tegen de graven van Spiegelberg over leengoederen in Lügde. Hij roept zijn ridders en steden op hem te steunen en arresteert dienaren van zijn tegenstanders. Deze laatste fehde wordt pas na zijn dood definitief bijgelegd. 

Geld, bezit en belening

Als Bernhard VII in de jaren 1440 de leiding over het huis Lippe op zich neemt, bevindt hij zich in een regio waar oorlog, politiek en economie onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Zijn economische beleid is geen doel op zich, maar een instrument om zijn dynastie te beschermen, zijn militaire campagnes te financieren en zijn invloed in Westfalen te vergroten. 

Al in zijn vroege jaren, rond 14311432, zien we Bernhard en zijn broer Simon actief met het verpanden en verkopen van familiebezit, zoals de voogdij over de ‘bovenhof’ te Lückhausen en de tol te Blomberg en in 1443 het tiendrecht te Salzuflen voor 1300 Rijnse gulden. Dit is een tijd waarin contant geld schaars is, maar land, rechten en tienden als onderpand kunnen dienen voor leningen.

In 1449 verpanden de broers voor 1100 Rijnlandse gulden de helft van hun kasteel Lipperode aan hun leenheren, een som die waarschijnlijk wordt gebruikt om militaire uitgaven of schulden te dekken. Ook in 1449 verkoopt hij een hoeve te Bentrup aan een burger uit Lemgo. In 1450 verkoopt Bernhard zijn hof te Oestrup in de parochie Cappel voor 120 Rijnse gulden, en in 1452 volgen meerdere hoeven en landerijen. In 1491 verkoopt hij zelfs de hele heerlijkheid Rheda aan de graven van Tecklenburg voor 7200 Rijnse gulden, een van de grootste transacties uit zijn leven. Dit gebeurt met instemming van zijn familie en de Lippische steden, wat aangeeft dat zulke beslissingen breed gedragen moeten worden.

Vaak wordt bij deze transacties een terugkooprecht bedongen, zodat de goederen bij betere financiële tijden weer kunnen worden teruggekocht. Dit systeem biedt Bernhard flexibiliteit, hij kan snel aan geld komen zonder definitief afstand te doen van zijn familiebezit.

Bernhard is een meester in het beheren van schulden. Hij leent geld bij burgers, andere edelen en kloosters, en gebruikt zijn bezittingen als onderpand. In 1444 leent hij 600 Rijnse gulden, met het slot Sternberg als onderpand. In 1455 is hij 400 Rijnse gulden schuldig aan Johan de Lichte, waarvoor hij de helft van kasteel Lipperode verpandt. Dit patroon herhaalt zich door zijn hele leven: schulden worden afgelost door nieuwe verpandingen of verkopen, en als het financieel weer beter gaat, worden de goederen teruggekocht.

Bernhard VII van Lippe wordt tijdens zijn leven regelmatig beleend door hogere heren en kerkelijke autoriteiten. Dit betekent dat hij bepaalde kastelen, steden, dorpen of rechten niet als absoluut eigendom bezit, maar als leen ontvangt van bijvoorbeeld een bisschop, hertog of landgraaf. Dit is in de middeleeuwen gebruikelijk en heeft grote politieke en juridische betekenis: het bevestigt zijn positie binnen het feodale systeem en brengt hem in een netwerk van wederzijdse verplichtingen en loyaliteiten. Belangrijke beleeningen van Bernhard VII van Lippe zijn:

  • Belening door de landgraven van Hessen. In 1471 verleent landgraaf Ludwig van Hessen aan Bernhard het kasteel en de stad Blomberg als erfelijk leen, zoals eerder ook door zijn vader was gedaan. Dit betekent dat Bernhard Blomberg niet als allodiaal bezit had, maar als leen van Hessen, met bijbehorende verplichtingen en rechten. In 1481 bevestigt Heinrich, landgraaf van Hessen, als voogd van zijn neven Wilhelm en Wilhelm, broers en landgraven van Hessen, opnieuw het leen van kasteel en stad Blomberg aan Bernhard. Dit gebeurt op dezelfde wijze als eerder door de vader en broer van Heinrich aan Bernhard verleend is, met gedetailleerde bepalingen over het gebruik in oorlog en vrede. In 1484 verleent landgraaf Wilhelm van Hessen, ook namens zijn broer, opnieuw het leen over Blomberg aan Bernhard, waarmee de band tussen Lippe en Hessen wordt bevestigd,
  • Belening door de aartsbisschop van Keulen, In 1494 wordt Bernhard door aartsbisschop Herman van Keulen beleend met de grote hof te Liemke, de Bodinghof in het ambt Rheda, de heerlijkheid Lippe (inclusief het wereldlijke gerecht), de hof Anreppen in het ambt Delbrück, twee hoeven in Hiddesen bij Detmold, en het dorp Elverdissen bij Lügde. Deze leengoederen zijn al eerder door Bernhards voorouders als leen gedragen,
  • Belening door de bisschoppen van Osnabrück en Paderborn. In 1510 wordt Bernhard door Erich van Braunschweig-Grubenhagen, bisschop van Osnabrück en Paderborn, beleend met de kastelen Falkenberg en Horn, de stad Horn, de Rottzehnten in de Biester Mark, het hof te Bochem, het Sulveslo en 50 mark rente uit goederen, hout en landerijen die hij van de familie von Stapel had gekocht, evenals drie hoeven in Druffeln in de parochie Neuenkirchen,
  • Belening door de bisschop van Paderborn (familieband). Zijn broer Simon is bisschop van Paderborn en kan als landsheer van het sticht Paderborn lenen uitgeven aan Bernhard. Zo wordt Bernhard in 1489 door Simon beleend met de kastelen Falkenburg en Horn, de stad Horn, de Rottzehnten in de Bisteren Mark, het hof te Bochem, het Sulveslo en andere rechten.

Bernhard bezit als heer van Lippe wel een groot aantal kastelen, dorpen, boerderijen, tienden, molens en landerijen. Deze goederen kan hij als leen uitgeven aan ridders, burgers, familieleden en andere edelen. De leenman krijgt het recht om het goed te gebruiken en de inkomsten te innen, in ruil voor trouw, militaire dienst en soms een jaarlijkse betaling of pacht. Vaak zijn deze lenen erfelijk, zodat ze binnen een familie kunnen blijven, maar Bernhard behoudt altijd het recht om het leen terug te nemen of opnieuw uit te geven. Door lenen uit te geven aan bondgenoten, kan hij militaire steun organiseren en loyaliteit verzekeren. Soms gebruikt hij lenen als beloning voor bewezen diensten of als borg voor leningen. Voorbeelden van beleningen zijn:

  • 1432: Otto van Lippe, namens zichzelf en zijn neven Bernhard en Simon, beleent Cord van Lasterhusen met twee hoeven land vóór Lügde. Dit is een van de vroegste voorbeelden van Bernhards betrokkenheid bij het leensysteem,
  • 1445: Bernhard verleent Johan van Hondorp het leen over een goed te Wythem bij Geseke en over de kleine Moeschenstede voor de Lipperoder poort in Lippstadt,
  • 1446: Bernd, edelman van Lippe, beleent Johanne van der Borch met tienden en hoeven in Berchem, Vinsebecke en Belde,
  • 1467: Bernhard beleent Otto Vinke met het Meijerhof te Werther als manleen, en Henrik van Bühren met de tienden te Bijnnen. Ook worden diverse andere leenbrieven uitgegeven aan ridders en burgers voor landerijen, molens en tienden in de regio Lemgo, Steinheim, Horn en Detmold,
  • 1471: Landgraaf Ludwig van Hessen verleent Bernhard het kasteel en de stad Blomberg als erfelijk leen, zoals eerder ook door zijn vader is gedaan,
  • 1483: Bernhard sluit een verbond met de bisschoppen van Osnabrück, Paderborn en Minden, en beleent diverse edelen met landgoederen en rechten in het kader van deze samenwerking,
  • 1490: Bernhard beleent Arnd Fresze en zijn broers met zes huizen te Kleinen- en Großenging, een molen, huizen te Varbrügge en tienden te Borsele,
  • 1505: Arnd van Oeijnhausen ontvangt van Bernhard het dorp Sommersell, de helft van de tiendrechten van Oldenburg en Sebalinberg als leen,
  • 1510: Erich van Braunschweig-Grubenhagen, bisschop van Osnabrück en Paderborn, beleent Bernhard met de kastelen Falkenberg en Horn, de stad Horn, de Rottzehnten in de Biester Mark, het hof te Bochem, het Sulveslo en andere goederen.

Zijn leenbrieven en registers zijn zeer gedetailleerd, wat uitzonderlijk is voor zijn tijd. 

 

Uit dit huwelijk:

Anna van Lippe, overleden > 27 december 1533. Gehuwd (huwelijksverdrag 24 november 1470) met Otto van Hoija, graaf van Hoija, overleden 1497. Gehuwd in 1510 met Johan van Nassau-Beilstein, graaf van van Nassau-Beilstein (1499-1513), zoon van Heinrich van Nassau-Beilstein en Eva van Saijn, overleden maart-augustus 1513

Margaretha van Lippe, overleden > 3 april 1527. Gehuwd ca. 22 februari 1475 met Johan van Rietberg, graaf van Rietberg (1472-1516), zoon van Konrad van Rietberg en Jacobe van Neuenahr, geboren ca. 1450, overleden 1516

Elisabeth van Lippe

Irmgard van Lippe, overleden 24 augustus 1524. Gehuwd (huwelijksverdrag 4 juni 1482) met Joost van Hoija, graaf van Hoija, zoon van Johan van Hoija en Elisabeth van Diepholz, geboren ca. 1460, overleden 6 januari 1507

Simon (V) van Lippe (zie afbeelding links), heer (1511-1536) en graaf (vanaf 1528) van Lippe, geboren 1471, overleden 17 september 1536. Gehuwd (huwelijkscontract 5 november 1489) met Walburg van Bronckhorst, dochter van Giselbert van Bronckhorst, overleden 21 december 1522. Gehuwd met Magdalene van Mansfeld-Mittelort, geboren ca. 1500

Bernhard van Lippe, overleden 1513 te Brake. Gehuwd (huwelijkscontract 19 juni 1493) met Eva van Waldeck, dochter van Otto van Waldeck en Elisabeth van Tecklenburg, overleden juni 1493-januari 1496 aan de pest