Henric van Krieckenbeck van Baerle, ridder, heer van Baerle (1394), ambtman van Salland (1387-1391), zoon van Henric van Krieckenbeck van Baerle, geboren ca. 1340, overleden < 1404
Bronnen: 1) archieven.nl, 2) historischcentrumlimburg.nl, 3) archiefroermond.nl, 4) archive.nrw.de, 5) collectieoverijssel.nl, 6) hetutrechtsarchief.nl, 7) archieven.nl, 8) genwiki.nl
NB: Er is in deze periode sprake van zowel een Hendrick van Baerle als een Hendrick van Krieckenbeck waarbij het voor mij lijkt alsof dit verschillende personen zijn. Het is niet duidelijk hoe dit zit, mogelijk zijn het neven of slaat de vermelding op zijn vader met dezelfde naam. Er is een Henric van Criekenbeeck die dienaar is van de bisschop van Münster en Utrecht, en de ander van de hertog van Gelre. Beide machtshebbers leefden op gespannen voet met elkaar.
Op 10 oktober 1363 ‘op dach sente Victoers ende sijne gesellen des helijgheer martelleer’ verplichten ridder Arnt van Crijkebeec, als provinciaal zaakwaarnemer en borg voor Otto van Bueren, heer van Arcen, evenals de borgstellers ridder Willarius van Baerloe, Sweder van Vlijn, Henric Spede van Wancheijnn, Henric Rost, Johan Rost, Sven van Crijkenbeec, Henric van Crijkenbeec, Arnts broer en knape Johan van Crijkenbeec, zich om aan Arck van Huemen, diens zoon Arnt en echtgenote op St. Victorsburg over een periode van drie jaar een bedrag van 500 oude goudschilden te betalen. Binnen deze drie jaar zal jaarlijks een voorschot van 50 oude schilden worden betaald. Bij niet-nakoming van deze verplichting geldt een straf voor de schuldenaar. Indien een van de borgstellers in de tussentijd overlijdt, moet de groep zich aanvullen door middel van dorptatie.
Op 23 oktober 1366 verplicht Henric Rost van Kriekenbeek, knape, zich zijn vrouw Gertrude, dochter van Willem van Wijsschel, ridder, een leeftocht te stellen van 50 oude schilden ’s jaars. Borgen: Henric van Crijckenbeke, ridder, Johan van Kessel, ridder, Floerken Roffart, knape, Henric Spede, knape, Johan van Eijke, knape, Wijenke van Eijke, knape.
(?) Op 14 december 1369 ‘in crastino Lucie virginis’ is Henricus de Krekenbeke getuige bij de verkoop van de hoeve Lenderinch in het district Altahlen (in de parochie van de oude kerk in Alen), gelegen in Berhorst, als vrij bezit met alle bijbehorende rechten door Florencius, bisschop van Münster aan heren Rutgherus de Ramesberghe en Tydericas de Wytenhorst, domheren, en Gerwinus Alebrandinch, thesaurier van de kerk van St. Martini, die als executeurs-testamentair optreden voor de overleden domheer Hermannus Haken.
(?) Op 10 november 1370 ‘in vigilia beati Martini episcopi’ is Henric van Crekenbeke getuige bij de beslechting van de geschillen tussen de bisschop van Münster en burggraaf Johann van Stromberg.
(?) Op 16 november 1370 zijn onder de lieden, die oorvede zweren aan de administrateur van het aartsbisdom Keulen wegens de vete en nederlaag van Reinald van Valkenburg: Johan van Bicht, Roger heer te Bicht, Hendrik van Kriekenbeke, Dietgin van der Nuwerstat, Walraven van Valkenburg, heer van Born en Sittard, Godfried van Loon, heer van Heinsberg, Johan heer van Petersheim, Loef heer van Horn (Oorvede was een middeleeuwse eed van vrede, vaak afgelegd door personen die betrokken waren bij een conflict, waarbij ze beloofden geen wraak te nemen en zich te houden aan de opgelegde voorwaarden).
(?) Op 21 februari 1372 ‘sabbato post dominicam invocavit’ is Henric van Crekenbeke getuige bij de verklaring van Herman van Velen dat hij zijn burcht Belen opdraagt als een open huis en een rechtmatig leen aan de bisschop van Münster en het kapittel.
(?) Op 8 april 1372 ‘des achten dages in aprili’ is Henric van Crekenbeke een van de bemiddelaars bij de belening van de knaap Gottfried de jongere van Vechtorpe door bisschop Florenz van Münster.
(?) Op 28 september 1376 ‘dominica post Mathei apostoli et ewangeliste’ is Henric van Crekenbeke getuige bij de verklaring waarbij Wennemar van Oldendorpe zijn zijn burcht Asne in Lipborch, inclusief alle toebehoren, opdraagt als een open huis aan zijn heer, bisschop Florenz van Münster, en diens kapittel.
Op 26 juli 1380 ‘des anderen daegs nae sent Jacobsdach des heijligen apostels’ is Heinrich van Crieckenbeeck, ridder, medebezegelaar voor de hertog en hertogin van Gelder.
(?) Op 18 oktober 1381 ‘op sente Lucas dach’ doen Goessen van Rossem, Henric van Crekenbeke, Henric die Suer en Henric van Essen de Jonge als arbiters uitspraak in het geschil tusschen den bisschop (voor de buren van Archem) eenerzijds en Everd van Essen anderzijds, over de grens tusschen Eerder- en Archemer-mark, en bepalen, dat de bisschop vóór Lichtmisse e. k. de grens zal laten trekken door twaalf personen, wier goederen het naast daarbij liggen.
(?) Op 24 april 1382 ‘des naesten dages nae sente Georgiusdach’ is Henric van Crekenbeke getuige bij de belening Herman van Hunloe met de Vrijesenstede, gelegen in het kerspel Wije in de Wechterholter marke, door Florens, bisschop van Utrecht (is tevens bisschop van Münster).
In 1383 Hendrik van Wickrath, ambtman van Kriekenbeck, en de ridderschap aldaar: Gerhard van Wambeck, Hendrik van Kriekenbeck, Helmich van Swewick, Gerard van Merwick, Willem Budel, Otto van Kamphausen, Reiken van Buerloe, Engelbrecht van dem Berge, Loeff van Rade, Claes Schriver, Dederik van Beeke, Hoemijddach, Frederik de Grüter, Willem Coster en Peter Greve, in de strijd tegen de gebroeders Gerard en Rutger van Alpen.
In de herfst van 1387 zendt Philips hertog van Bourgondië 500 lansen te velde tegen de hertog van Gelre. Deze troepen bezetten Gangelt en Waldfeucht. De ambtman van Kriekenbeck roept zijn ridderschap op: Willem, Arnt en Johan van Kriekenbeck, Herman, Gijsbrecht en Johan van Bocholtz, Wolter en Sweder van Wachtendonk, Sweder van Vlein, Alart van Tisch, Sibrecht, Hendrik, Arnken en Goetsen Spede, Emont van Pardelaere, Sander en Tilman van Wevelinghoven, Dederik en Johan ingen Rode, Willem Budel, Hendrik van Baerle, Willem van Brede, Goessen op den Kelre, Vlecken, Peter Greve, Wolter van Nersdum, Goddart Ruffart, Henken van Heeswick, Jacob van Leisteren, Lemken van Roggel en Frederik de Grüter. Viersen en het land van Kriekenbeck trekken 600 gulden uit voor de verdediging (31 riddermatigen dan wel leenmannen tot krijgsdienst verplicht). Hendrik van Wickrath, ambtman van Kriekenbeck, ligt met 15 lansen en gezellen 4½ week te Caster. Zijn gezellen zijn Herman van Issem, Willem van Kriekenbeck, Erken en Goetsen Spede, Johan inghen Rade, Johan van Bocholz, Sweder van Vlein, Willem Budel, Emont van Pardelaer (woont te Wankum), Hendrik van Baerle, Dederik Spuelre, Willem van Brede, Tilman van Wevelinghoven, Henken van Heeswick, Wessel, Bouwer, Frederik de Grüter en Peter Greve.
Op 11 januari 1394 beleent Willem van Gulik, hertog van Gelre, Heinric van Baerle Heinricsoen met de hof tot Baerle c.a. Hij is opvolger van Johan van Baerle, ridder, mogelijk zijn oom. Opvolger van Hendrik in 1404 is zijn zoon Hendrik van Baerle. Op 11 januari 1394 is Hendrick van Krieckenbeck beleend met de hof tot Alden Krickenbeke c.a. en de hof te Heijnsbeke, die ‘Haids plach to zijn’.
Op 6 juli 1395 ‘op andach sent peters en de pauwelsdach apostelen’ verklaren Johan van Kessel, ridder, Mathijs van Kessel zijn zoon, en Henric van Baerle, dat aangezien Johan van Kessel aan Arnold Neutken en zijn echtgenote Lise, burgers van Roermond, heeft overgedragen de hof genaamd groet Maris, gelegen in het kerspel van Helden, zij vrijwaring verlenen wegens aanspraken tot een jaar na de dood van Johan van Kessel.
Uit dit huwelijk:
1 Hendrik van Krieckenbeck van Baerle, ridder, dedingsman, heer van Baerle (1404), overleden < 22 februari 1451. Gehuwd met Elisabeth Krenkens, overleden < 22 februari 1451
2 Willem van Krieckenbeck van Baerle
3 Arnt van Krieckenbeck van Baerle, overleden > 3 mei 1438