Greeff, Gerrit Balten de (ca. 1655->1714)

Gerrit Balten de Greeff, zoon van Baltus Cornelisz van der Stel en Petertje Arien Chielens, geboren ca. 1655, overleden >14 april 1714

Gehuwd met

Gerrigje Willems, overleden 1701-1707

 

Bron: hetutrechtsarchief.nl

Op 27 augustus 1678 verklaren Gerrit Baltesz en Maria Baltes dat het begraven van hun vader Baltes Cornelisz van der Stel geschiedt zonder aanvaarding van de nalatenschap (#).

Op 15 maart 1684 huurt Gerrit Baltuss de Greeff, wonende op de Achterweteringe, van Johan Frederick Mamuchet van Houdringen 8 mergen bouw- en weijlandt aen off bij de Carremelcxdijck in de Veenviertels onder Oostveen. Op 8 november 1690 huurt Gerrit Balte de Greef, echtgenoot van Gerrichje Willems, een ‘hofstede, boerenhuijs en 35 mergen bouw en weijlanden’ gelegen in Achterweteringe (#). De huur wordt verlengd op 20 april 1695 (#). Op 19 februari 1701 wordt de huur verlengd, waarbij is opgenomen een zekerstelling door de huurder van hun aandeel in 9 morgen land onder Westbroek en Oostveen (#). Ook op 24 februari 1707 wordt de huur verlengd (#). Op 5 april 1704 koopt Gerrit de helft van ‘ses mergen lants’ gelegen aan de Binenwechsdijck van Meijns Willemsz. Hij is dan al eigenaar van de andere helft (#).

Op 9 oktober 1705 treedt Gerrit Balten de Greeff op als voogd over Aert Berentsz en Dick Berentsz, kinderen van Berent Aertsz en Neeltje Dircks, bij de uitkoop van beide kinderen uit de boedel van de overleden Berent Aertsz door hun moeder Neeltie Dircks. Hij assisteert dezelfde Aart Berentze op 27 januari 1706 bij het opstellen van diens huwelijkse voorwaarden Op 26 oktober 1709 treedt Gerrit op als voogd over de kinderen van Aert Jansz en Adriaentie Jacobs bij de scheiding van de boedel van Aert Jansz en Adriaentie Jacobs Hoek. Op 6 november 1709 staat Gerrit Baltussen de Greeff samen met Jan Willemssen Holl, Cornelis Willemssen, Peter Jacobssen, Arris Willemssen, Teunis Hendrikssen en Arien Gerritssen Bijll, borg voor betaling van de pacht van huis en hofstede de Mortier door de kinderen van Meijns Willemssen en Neeltie Willems aan Catharina de Goijer, weduwe van Weijer van Overmeer, in leven raed in de vroetschap van Utrecht. Op 11 februari 1710 treedt Gerrit Baltussen de Greeff op als voogd over de kinderen van Mijns Willems bij de verhuur van seven mergen soo bouw als weijlant aan de Maartensdijckzeweg aan Pieter de Leeuw.

Op 16 december 1713 assisteert Gerrit Balten de Greef, wonende aan de Agterweeteringe te Oostveen, zijn dochter Judith Gerrits de Greef bij het opstellen van de huwelijkse voorwaarden met Herman Hendrikse.

Op 14 april 1714 verkoopt Gerrit Balten de Greef ‘woonende aan de Agter Weeteringe onder den Geregte van Oostveen’ het geheel van ‘seekere ses morgen weij ende hoijland gelegen onder den geregte van Westbroek in ’t binnenweg streckende van den heerenweg tot aan het binnewegsdijkje’ voor het bedrag van ‘ses hondert Carr. guldens ad 20 stuijvers ’t stuk aan Cornelis Willemse (#). Den 21 april 1714 transporteert Gerrit Balten de Greef ten behoeven van Aart Cornelis Willemse seekere ses morgen weij- ende hoijland gelegen onder den Geregte van Westbroek binnewegh.

 

Uit dit huwelijk:

Crijntje Gerrits de Greef, gedoopt 13 januari 1684 te Westbroek

Petertje Gerrits de Greef

Neeltje Gerrits de Greef, gedoopt 28 maart 1697 te Maartensdijk (get: Maijgje Willemsz)

Hendrikje Gerrits de Greef

Judith Gerrits de Greef. Gehuwd met (huwelijkse voorwaarden 16 december 1713) met Hermen Hendrikse, zoon van Henrick Joosten en Neeltien Egberts, gedoopt 30 oktober 1684 te Utrecht, overleden > april 1746