Willem van Eijll, ridder, zoon van (?) Tilman van Eijll, overleden 1392-1393
Gehuwd met
Christine van Kessel, overleden > 1417
Bronnen: 1) Heerlijkheid Spraeland-Oostrum, hare historie en heeren van de vroegste tijden tot aan de Fransche omwenteling. In: Publications de la Société historique et archéologique dans le duché de Limbourg 1896-1897, 2) archive.nrw.de, 3) historischcentrumlimburg.nl, 4) archiefroermond.nl
NB: In het jaarboek Limburg 1896-1897 wordt Alexander d’Eijll (Sander van Eijll) gegeven als vader van Willem van Eijll. Dit is ook zo overgenomen op genwiki.nl. Ik heb hiervoor geen bewijs gevonden. Ik vindt zelf Tilman van Eijl, leenman van de graaf van Gelre en Zutphen in 1326, een geschiktere keuze vinden. Hij is namelijk in 1326 beleend met de hof te Winterham, waar later ook Willem en, in 1394, diens zoon Tilman.
Op 8 maart 1386 ‘anno a nativitate Domini millesimo tricentesimo octuagesimo sexto mensis martii die octava’ oorkondt Margaretha van Horn, abdis van Thorn, dat zij de molen en bijbehorende rechten te Leijverloe (Leveroij) in erfpacht aan Godefridus van Hoernck overdraagt, nadat Wilhelmus van Eijle, in zijn betalingsplichten tekortschietend, door de schepenen van Thorn uit zijn rechten is ontzet. Genoemde Godefridus zal gehouden zijn jaarlijks tijdens de paasdagen, te beginnen in 1387, 4 malder rogge te leveren aan de abdis of haar rechtsopvolgers. Bepaald wordt verder dat Godefridus en zijn rechtsopvolgers de molen in goede staat zullen houden en zullen teruggeven, ingeval het in pacht houden van de molen niet langer gewenst is.
Op 26 mei 1390 ‘des neesten donresdaichs na urbani pape et martiris’ voor Willem van Eijle, ridder, leenheer, en Didderic van Eijle Sanderszoon en Johan van Leut (leenmannen) verkopen Henrick Hessel van Goch en Aleijt, echtelieden, aan Jutte, oudste dochter van Elbrecht van Eijle Everartszoon, het goed te Coelen in de voogdij van Gelre in de honschap Sevelen, leenroerig van Willem voornoemd.
Op 13 juli 1392 ‘op des hiligen sacraments dach’ verkoopt Henrick van Friemersheim, zoon van Bovo, aan Graaf Frederik van Moers de erfenis (erftale) van de heerlijkheid Friemersheim, inclusief hoge en lage rechtspraak, alle toebehoren en mannen, waaronder ridder Wilhelm van Eijle, Werner en Isebrand Ingenhaere, Johan van Merwick, Johan van Barle Tetger (-rg-), Johan Kerle, Jacob Struijtz, zoon van Krefeld, Gedarts zoon tot Nijnchen, Arnt van Wevort, Henrick van Galen en Herman van Hottorp. Hij behoudt echter de goederen van zijn moeder in Jülich en de Werdensche lenen, die hij heeft overgedragen aan Bernd, de vader van Johannis van Augsburg.
Op 14 mei 1393 ‘des guesdages op ons heren hemelvaerts auent’ dragen vrouwe Crijstine van Kessel, weduwe van ridder Willems van Eijle, en haar zonen Tilman en Sibrecht van Eijle een jaarlijkse cijns van 1 Malter rogge volgens Uerdinger maat over aan de abdij Kamp. Dit bedrag was verschuldigd uit het hof te Lopelem (Löpelheim). Deze overdracht dient als memorienstichting ter nagedachtenis aan de overleden ridders Tijlman en Willem van Eijle, en tevens voor het zielenheil van henzelf en hun dochter respectievelijk zus Johanna.
Op 16 februari 1394 beleent Willem van Gulik, hertog van Gelre, Taelman van Eijl met het goed an den Lulle, de hof tot Wijnternam en de hof tot Beerckt, de hof tot Rode, zoals Willem van Eil die hield.
Uit dit huwelijk:
1 Tilman van Eijll. Gehuwd met Bela van Ovelaker, dochter van NN van Ovelaker en Stijna van Eijll
3 Johanna van Eijll