Sijbrecht van Eijll, ridder, zoon van Willem van Eijll en Christine van Kessel, overleden 1433-1439
Gehuwd met
Stijne van Ulft
Bronnen: 1) Heerlijkheid Spraeland-Oostrum, hare historie en heeren van de vroegste tijden tot aan de Fransche omwenteling. In: Publications de la Société historique et archéologique dans le duché de Limbourg 1896-1897, 2) Van de Loo – Van der Loo. Hertogdom Kleef, J.A.M. v.d. Loo. In: Nederland’s Patriciaat, 51e jaargang (1965), 3) archive.nrw.de, 4) historischcentrumlimburg.nl
Op 14 mei 1393 ‘des guesdages op ons heren hemelvaerts auent’ dragen vrouwe Crijstine van Kessel, weduwe van ridder Willems van Eijle, en haar zonen Tilman en Sibrecht van Eijle een jaarlijkse cijns van 1 Malter rogge volgens Uerdinger maat over aan de abdij Kamp. Dit bedrag was verschuldigd uit het hof te Lopelem (Löpelheim) en dient als memorienstichting ter nagedachtenis aan de overleden ridders Tijlman en Willem van Eijle, en tevens voor het zielenheil van henzelf en hun dochter respectievelijk zus Johanna.
Op 1 februari 1398 ‘des donredaghes na Sint Pouwels dach conversio’ verklaren Zijbrecht van Eijl, ridder, en zijn broer Tijelman van Eijl dat zij hun hoeve te Leijverloe (Leveroij) ten overstaan van de abdis van Thorn hebben overgedragen aan het klooster “van Elsbe van de orde van Koelsdael”. Op 6 mei 1441 ‘opten sesten dach inden Meije’ oorkondt Jacob, heer van Huerne (horn), Altena, Corteshem (Kortessem) en Montangijs (Montigny), dat hij aan het klooster St. Elisabethsdal, tot verbetering van de hof te Levelroide (Leveroij) die het van Sibrecht van Eijle zaliger gekocht heeft, aandeel in het gebruik van de gemene gronden in de bank Wessem toestaat.
Op 30 april 1403 ‘crastino b. Philippi et Jacobi’ abt Adolf heeft Sifried von Eijll beleend met de helft van het Hof Lauersfort onder het dienstmansrecht.
Op 29 juni 1411 ‘up seint Peter und Pauls dag’ wordt de losmaking van de helft van het hof op de Berg (te Kaldenhausen) voorbehouden aan Siebert von Eill, samen met Reinhart Paschman als mede-koper. Op 13 juli 1411 ‘ipso die Margaretae virginis’ verkoopt Arndt Spede het genoemde hof op de Berg (te Kaldenhausen), samen met andere goederen, aan Siebert von Eill, ridder.
Op 31 oktober 1411 ‘in vigilia omnium sanctorum’ abt Adolf heeft Stina, de echtgenote van ridder Sibert von Eill, de helft van het huis Lauersfort met alle toebehoren als lijftocht toegewezen, waarmee hij was beleend. De andere helft werd als dienstmansgoed toegewezen aan Henrick van Oefte, vanwege zijn vrouw.
Op 9 november 1417 ‘ feria tercia ante festum b. Martini ‘ abt Adolf heeft Diedrick Krakau, de onwettige zoon van de graaf van Moers, beleend met de hof Hagenwinkel in het kerspel Friemersheim onder dienstmansrecht. Dit hof was eerder vrijgegeven door Gerhard van Oesterhem. Diedrick heeft trouw gezworen, en dit vond plaats in Moers, in aanwezigheid van Guntram van Grafschaft, proost van Werden, Sibert van Neukirchen, pastoor bij Werden, ridder Sibert van Eill, Henrick van Oefte, Henrick van Marten, Johan van Xanten, Diedrick Horleick.
Op 22 augustus 1426 sluiten bisschop Heinrich van Moers en Johann van Gemen enerzijds, en hertog Adolph van Kleef en Gerrit van Culenborch anderzijds, een verzoeningsverdrag met de uitwisseling van gevangenen en een schuld van 6.000 Rijnse gulden. Als medeondertekenaars worden genoemd Dr. jur. Peter van Reness, Johan van der Grave, ridder Sijbert van Eijl, Johann van Loerspeck (Lorsbeck), huismaarschalk Goddert Fürstenberg, Frederick van den Husen (Hausen), en Frederick van Saarwerden.
Op 19 maart 1430 ‘dominica post Reminiscere’ trouwde de Kleefse maarschalk Johann vamme Loe met Christina, dochter van ridder Sifrid van Eijle, en ontving als bruidsschat 1800 gulden, met de bepaling dat deze som zou terugvallen aan de erfgenamen indien Christina kinderloos zou overlijden. Hertog Adolf van Kleef verleende leenrechtelijke goedkeuring dat dit bedrag werd verzekerd op het Huis Vondern, inclusief de molen aldaar, het goed Radeland en de visserij in de Emscher, die door Wessel vamme Loe als leen van de hertog werd gehouden. Dit zou blijven gelden totdat Wessel of zijn erfgenamen het bedrag hadden terugbetaald
Op 29 maart 1430 ‘des neisten gudensdaigs naden sonnendaige, als men in der missen singet Letare Jherusalem’ voor Rosijer van Westerheim, rechter te Reckelinchusen, alsook Rutger vander Knijppenborgh, Henrick van Bacheim, Johan van Vonderen genaamd vander Hoeven, Tonnijs vander Lijnden genaamd Boetell en Diderick van Westerheim, leden van het gerecht, alsmede Johan Mommert, beëdigd gerechtsdienaar aldaar, verklaren Wessell vanden Loe en zijn vrouw Elseken, alsmede hun beider zoon Johan vanden Loe, dat zij aan Stijne van Eijle, de vrouw van genoemde Johan vanden Loe, het huis te Vondern (-deren) met alle toebehoren (gebouwen, kampen, weiden, akkers en brandhout), twee korenmolens (kiernmalen) en visrechten, alsmede het vruchtgebruik daarvan, gelegen in het ambt Recklinghausen, tot haar lijftocht hebben gegeven. Dit omvat in het bijzonder het hof ten Roedelande met toebehoren, het hof te Oestervelde met toebehoren, het hof ten Roebkampe, twee goederen te Averleicke, een vijfde van het hof te Vondern met toebehoren, een katerstede (katen) bij de kerk van Osterfeld, genaamd Herman Molners Kate, een weide bij de Knijppenborgh, het goed Loedewiges te Wennentorpe, het goed Hugen te Wennentorpe, de Hannephaeff, de Eichhaeff, het hof te Naerttorpe, het hof te Knoesteren, de helft van de Willdouwen met toebehoren, Schaephennekens Kate, een hoeve te Lijeverinchusen, het goed Hugen te Lewen, tiendplichtig op de dag van St. Agatha (5 februari), Middelmans-goed te Lewen, tiendplichtig op dezelfde dag, het goed te Nederassen, eveneens tiendplichtig, het goed te Caelchusen, eveneens, het goed te Maickvelde, eveneens, Tabengoed te Sutheim, tiendplichtig om de drie jaar op het veld, het goed te Lijnden, het goed te Drever, twee goederen te Bertellswich, het goed ten Vagelsange, een goed genaamd ‘dat Raidt’, het Groote Huis, twee katersteden te Rige, het goed des Huijssvaicken, de Brienc-Kate, de Havestaids-Kate, de Kate van de Wegener, de Kate van de Schult van Loetreden, de Smijtbelen Kate, het goed te Huppelswick, twee goederen te Oelde, Noeldekens goed, het goed ther Woert, het Vulenbroick, het goed te Vaernhoilte, een katerstede te Vaernholte, het goed te Avervelderinch, Dammansgoed, en een katerstede te Dichusen. De waarde van deze hoeven, goederen en katersteden bedraagt 3600 Overlandse Rijnlandse gulden, wat de tucht en medegave (bruidsschat en levensonderhoudsrecht) van Stijne uitmaakt.
Voorts wordt bepaald dat indien een van deze goederen in het ambt leengoed is, dienen Wessell, Elseken en Johan ervoor te zorgen dat Stijne daar wettelijk mee beleend wordt. Indien Wessell of diens erfgenamen het huis Vondern met toebehoren na het overlijden van zoon Johan terug tot zich willen nemen, dan dienen zij aan Stijne in het land Dinslaken gelijkwaardige goederen toe te wijzen, na overleg tussen Wessell en Sijbrecht van Eijle, ridder, ter waarde van opnieuw 3600 gulden.
Deze medegave dient aan Styne aldus te worden toegewezen: van de helft (1800 gulden) moet jaarlijks 90 gulden rente betaald worden (5% op 100 gulden), totdat het kapitaal van 1800 gulden volledig is afgelost door Wessell of diens erfgenamen. De betaling dient plaats te vinden in de steden Rheinberg (Bercke) of Moers (Moerse), naar keuze van Stijne. De andere helft van 1800 gulden lijftocht wordt tegen 4% verrekend, wat jaarlijks 72 gulden oplevert, samen dus 162 gulden per jaar. Pas wanneer deze renten op goederen in het land Dinslaken gerechtelijk zijn toegewezen en volledig zijn gewaarborgd, hoeft Stijne het huis te Vondern terug te geven, zoals Johan dat in zijn testament heeft bepaald.
Indien Johan of Stijne zonder nakomelingen overlijden, blijft de langstlevende in het volledige bezit van alle goederen die zij op de dag van overlijden gezamenlijk bezaten. Na het overlijden van de laatstlevende van hen, valt het gehele erfdeel en bezit terug aan de oorspronkelijke erfgevers, met uitzondering van de gezamenlijk aangekochte goederen, welke onder het landrecht vallen. Indien één van hen overlijdt en er zijn kinderen uit het huwelijk, dan behoudt de langstlevende het lijftochtrecht zonder hinder van de kinderen of anderen. Indien Johan, Stijne en hun kinderen allen zonder nakomelingen overlijden, keren de goederen terug naar waar zij vandaan komen. Indien Johan vóór zijn vader overlijdt en mannelijke nakomelingen nalaat, erven zij de volledige bezittingen van Wessell na diens dood. Indien er dochters zijn van Johan en Stijne, dan delen zij na Wessells dood diens goederen, zoals ook Wessells andere dochters, met inachtneming van Stijnes lijftocht.
Op 31 mei 1430 ‘feria quarta post ascensionem domini’ stemt hertog Adolf van Kleef, op verzoek van zijn leenman Wessel van den Loe en diens zoon Johan van den Loe, ermee in dat de echtgenote van Johann, Stijne van Eijlle, de lijftocht krijgt op het huis en hof te Vunderen, dat leenroerig is van hem en het hertogdom Kleef. Dit besluit werd genomen in aanwezigheid van de raden en leenmannen: Wessel, proost van Wissel, ridder Wilhelm van Reess en Lambert Paip.
Op 22 augustus 1433 ‘des neesten saterdages na onser lyever vrouwen dage Assumptio’ verkopen ridder Zijbrecht van Eijle, zijn echtgenote Stijne, en hun zonen Willem, Johan en Tijs van Eijle, aan de broers Heijnrich en Bernt van Oeijfft een halve hoeve akkerland in het Runelscenveld, genaamd Heer Zijbrechts halve hoeve. Uitgezonderd van de verkoop zijn: een ‘kaijtstat’ met een vijver, een tuin in Rumel in het dorp, een halve morgen weide bij de kuilen, en een perceel gelegen in de molenhoek. Deze onderdelen behoorden voor de verkoop nog tot de halve hoeve.
Op 24 februari 1439 verklaren Johan van Eijll, kanunnik te Xanten, samen met Willem van Eijll en Thijss van Eijll, dat zij Wessel van de Loe 200 Rijnse gulden schuldig zijn.
Op 25 mei 1448 ‘op sente urbaensdage pape’ verklaren Tilman, Johan en Willem van Eijll, broers, zonen van wijlen Tilman, Willem van Goer, heer te Vronenbroek, Willem en Thijs van Eijll, broers, wijlen Elbertzoons, Johan Petruszoon van Eijl en Elbert van Eijll, drost te Geldern, aan Johan van Boidberg Karlszoon 500 overlandse rijnsguldens schuldig te zijn.
Uit dit huwelijk:
1 Stijne van Eijll. Gehuwd (huwelijkse voorwaarden 29 maart 1430 voor het gerecht van Recklinghausen) met Johan van der Loe, ambtman en drost te Holten en te Zevenaar in de Liemers, bevelhebber en huishofmeester van de hertog van Kleef, zoon van Wessel van der Loe en Elseken van Averhuis, overleden zomer 1476
2 Willem van Eijll, leenman van de abt van Werden (1471), overleden > 9 juni 1478
3 Johan van Eijll, kanunnik van de St. Victorskerk te Xanten (1429-1483), overleden > 30 mei 1483