Johan van Diepholz, heer van Diepholz (1376-1422), beheerder van de kerk Sint Hülfe in Nutlo, zoon van Konrad van Diepholz en Armgard van Waldeck, geboren ca. 1345, overleden 20 november 1422
Gehuwd met
Kunigunde van Oldenburg, dochter van Konrad van Oldenburg en Kunegonde NN
Bronnen: 1) arcinsys.niedersachsen.de, 2) Stammliste des Hauses Diepholz. Op: de.wikipedia.org, 3) Konrad IV. (Rietberg). Op: de.wikipedia.org
Op 6 maart 1356 Konrad, Rudolf, Konrad, Heinrich, Otto en Johan, edelheren van Diepholz, samen met Arnold en Ludolf Rodewald, over de schenking (dotatie) aan het Heilig-Kruisaltaar in de kapel van het kasteel Diepholz.
Op 29 juni 1367 verkopen Konrad, Rudolf, Konrad, Heinrich, Otto, Johan en Ludwig, edelheren van Diepholz, aan Rudolf Gogreve en diens vrouw Lutmode een hof in Stemshorn (ook wel Stemmeshorne genoemd).
In 1375 verkopen Konrad (Cordt), edelheer van Diepholz, en zijn zoon Johan, aan Klaus van Warpe en diens zoon Rembert, evenals aan de kinderen van zijn broer Bernhard, een derde deel van hun tiendrecht in Barver. Zij beleenden hen met het volledige tiendrecht, onder de voorwaarde dat zij de resterende twee derde van Dettward van der Ecke zouden aankopen.
Op 25 mei 1375 verpanden de edelheren Konrad en Johan van Diepholz aan Johan (Henneke) Toleking een kamp (akkerland) bij het veehuis bij de Huntebrug.
Op 31 mei 1376 ‘in deme hillegen avende tho Pincsten’ verklaart edelheer Johan van Diepholz dat Gerd van der Horst, zoon van wijlen Gerd, een huis in Marl (ook wel Merle genoemd), dat eerder door Abel Wijllerink was bebouwd, heeft overgedragen aan het klooster Burlage.
Op 11 augustus 1376 verpanden de edelheren Konrad en Johan van Diepholz aan Johan van Aschen en diens vrouw Metteke enkele huizen in Aschen, Osterdrebber en Düste.
Op 18 maart 1377 geven de edelheren Konrad en Johan van Diepholz toestemming aan Heinrich Hagen, ook wel “de Kleine” (clene) genoemd, om een huis in Ihlbrock over te dragen aan Konrad Clatte.
Op 25 juni 1378 draagt edelheer Johan van Diepholz een hof in Holle toe aan edelheer Konrad van Diepholz, diens vrouw Gertrud en hun zoon Gerhard.
Op 11 september 1378 sluit graaf Johan van Diepholz een schuldakte van 80 mark af en verplicht zich ertoe de stad (? welke stad) bij elke aanval te helpen.
Op 28 oktober 1378 verkopen de gebroeders Ballant een hof in Beckstedt (ook wel Bekesten genoemd) aan edelheer Johan van Diepholz.
Op 2 februari 1379 bekrachtigt Johan, edelheer van Diepholz, de verkoop van een tiendrecht in Holtorpe aan het stift Wildeshausen.
Op 14 februari 1379 verkoopt Johan, edelheer van Diepholz, aan de kerk Sint Hülfe in Nutlo, in vertrouwen via haar beheerders Konrad, edelheer van Diepholz, en Abeken Schof, het Bungenershuis in het dorp Nutlo voor 40 mark penningen in Osnabrückse munt. De bewoners van het huis betalen jaarlijks 2 mark op Sint-Michiel (29 september) en 16 schilling met Pasen aan rente. Een jaarlijks terugkooprecht is voorbehouden.
Op 17 april 1379 verkoopt Johan, edelheer van Diepholz, zijn huis Spreeclo in het kerkgebied Drebber aan de kerk Sint Hülfe in Nutlo, in vertrouwen overgedragen aan haar beheerders Konrad, edelheer van Diepholz, en Abeken Schof, bouwmeester, met alle bijbehorende rechten, voor 20 mark penningen in Osnabrückse munt. De bewoners van het huis, Frederking, Rabbeke (zoon van Ribbeken) en diens vrouw, betalen jaarlijks 1 mark met Pasen en 20 schilling op Sint-Michielsdag als rente. Een jaarlijks terugkooprecht met Pasen is voorbehouden.
Op de foto het zegel behorende bij de verkoopakte van 17 april 1379 (bron: arcinsys.niedersachsen.de).
Op 13 januari 1380 ‘des achtenden dages na twelftt’ bevestigt de edelheer Johannes van Diepholz aan de burgmannen en burgers van Diepholz hun rechten en vrijheden.
Op 20 januari 1380 verpandt edelheer Johann van Diepholz enkele hoeven in Wehdem, Oppendorf en Haldem (Halem) aan Ludwig van Westrup (ook wel Westorpe genoemd), Ludwig Lodermann, Johan Kijlefoeijsse en Abeken van Schnathorst.
Op 25 februari 1380 verkoopt Johan, edelheer van Diepholz, aan de kerk Sint Hülfe in Nutlo, in vertrouwen via haar beheerder, de burgemeester van Diepholz Abeken Schof, zijn huis in Ossenbeke, dat bewoond wordt door de molenaar Herman Henghel de Oude en diens vrouw Metteke, voor 40 mark penningen in Osnabrückse munt. De bewoners betalen 2 mark op Sint-Michiel (29 september) en 16 schilling met Pasen als jaarlijkse rente. Een jaarlijkse terugkoopmogelijkheid op Pasen is voorbehouden. Tevens verkoopt Johan, edelheer van Diepholz, aan de kerk Sint Hülfe in Nutlo, in vertrouwen via haar beheerder Abeken Schof (Scove), burgemeester van Diepholz, zijn hof en zijn huis ‘tho der hede’, dat bewoond wordt door Ludeke zur Heijde en diens vrouw Taleke, met alle bijbehorende rechten, voor 32 mark penningen in Osnabrückse munt. De bewoners betalen jaarlijks 20 schilling op Sint-Michielsdag en 1 mark met Pasen als rente. Een jaarlijkse terugkoopmogelijkheid met Pasen is voorbehouden.
Op 18 maart 1380 dragen edelheer Johan van Diepholz, Richard Gropeling, Johan van Hegen, priorin Jutta van Burlage, Gerhard van Wede, Albert Meijghenberg, Bernhard Gropeling en anderen hun rechten op twee ‘haren’ in het Krammoor over aan Heinrich van Bar (ook wel de Bere genoemd).
Op 15 juni 1380 verkoopt Johan, edelheer van Diepholz, aan de kerk Sint Hülfe in Nutlo, in vertrouwen via haar beheerder, de burgemeester van Diepholz Abeken Schof, zijn hof in Drebber, genaamd de Vrijgmanneshof, die wordt bewoond door Henken en diens vrouw Tilen, met alle bijbehorende rechten, voor een bedrag van 2 mark minus 15 penningen in Osnabrückse munt. De bewoners betalen jaarlijks 3 mark op Sint-Michiel (29 september) en 20 schilling met Pasen aan rente. Een jaarlijks terugkooprecht met Pasen is voorbehouden.
Op 2 juli 1381 hebben Heinrich Hagen (ook wel Haghone genoemd), bijgenaamd de kleine knaap, en zijn vrouw Grete de knaap Dethart Doringhelo beleend met het Brocmanneshus in Nottenstede. Doringhelo heeft dit goed vervolgens voor 12 mark penningen Diepholzer munt, met alle bijbehorende rechten, verpand aan de kerk Sint Hülfe in Nutlo, in vertrouwen overgedragen aan haar beheerders Johan, edelheer van Diepholz, en Albert Schof, burger van Diepholz. Een jaarlijks terugkooprecht op Sint-Jakobusdag is voorbehouden.
Op 21 april 1383 ‘feria tertia post dominicam… Cantate’ sluiten bisschop Heinrich (Heidenreich) van Münster en edelheer Johan van Diepholz een overeenkomst inzake de rechtspraak in Goldenstedt (ook wel Goldenstede genoemd).
Op 16 mei 1384 ‘feria secunda in Rogacionibus’ verklaart edelheer Johan van Diepholz dat Rudolf van der Horst, knaap en zoon van wijlen Dietrich van den Hintkempe, samen met zijn vrouw Lutmodis en hun kinderen Rabodo en Elseke, een hoeve in Marl (ook wel Merle genoemd), die door Henke Rus bebouwd wordt, heeft overgedragen aan proost Johann van Heghe en het convent van het klooster Burlage. Met de opbrengsten uit deze hoeve wordt door het klooster een jaarlijkse mis gehouden.
Op 6 juni 1384 ‘crastino b. Bonifacii pape et mart.’ verklaart edelheer Johan van Diepholz dat de ongehuwde en kinderloze knaap Johan van Wede een hoevestuk in Marl (ook wel Merle genoemd), gelegen bij Mudden Huis en aan de weg, alsook een weide boven het Honbroke, heeft overgedragen aan proost Johann van Heghe van het klooster Burlage. Met de opbrengsten hiervan richt het klooster een memoria op voor Johan, zijn vrouw Talen en zijn ouders.
Op 29 september 1384 verpanden Arnd Nijnkerken, burchtman in Diepholz, en zijn vrouw Benedicte hun akker, gelegen bij Ludeke Voghes akker, aan de kerk Sint Hülfe in Nutlo, in vertrouwen overgedragen aan haar beheerders Johan, edelheer van Diepholz, en de raadsleden. De pandsom bedraagt 6 mark penningen in Osnabrückse munt. Zij betalen jaarlijks 6 schilling rente op Sint-Michiel (29 september), waarbij terugkoop pas na drie jaar is toegestaan.
Op 5 maart 1385 verpanden de graven Konrad, Johan en Moritz van Oldenburg aan edelheer Johan van Diepholz een hof met toebehoren in Bümmerstede.
Op 12 maart 1385 verkoopt abt Otto van Iburg en het convent van Iburg een hof in Goldstedt (ook wel Goldenstede genoemd) aan edelheer Johan van Diepholz.
Op 12 september 1385 sluit graaf Erich van Hoija met edelheer Johan van Diepholz een verbond voor de duur van hun beider levens.
Op 10 oktober 1386 verkoopt Herman Brawe namens Erp Clawenbeck aan edelheer Johan van Diepholz een hof (boerderij) bij Grashorne.
Op 15 augustus 1387 ‘ipso die Assumptionis b. virg. Marie’ verklaart edelheer Johan van Diepholz dat Johan van Stemmeshorne en zijn vrouw Geseke aan de kloosterzuster Geseke Ghozes in Burlage een opslagruimte op het kerkhof van Burlage hebben verkocht, voor 3½ mark Osnabrücks geld.
Op 13 oktober 1387 ‘in profesto Kalixti pape et mart.’ verklaart edelheer Johan van Diepholz dat Reineke Razehorn voor een bedrag van 3 mark aan proost Johan van Heghe en het convent van het klooster Burlage de eigenhorige Everke Slaggen en diens kinderen heeft verkocht.
Op 13 december 1387 ‘ipso die Lucie virg.’ verklaart edelheer Johan van Diepholz dat Rolf van der Horst, zoon van Dietrich, samen met zijn vrouw Lutmod en hun kinderen Rabodo, Elseke en Metteke, voor 18 Osnabrückse mark Haledems huis in Marl (ook wel Merle genoemd), dat door Henke Russche en diens vrouw Greteke wordt bebouwd, heeft verkocht aan de kloosterzuster Geseke Ghozes in Burlage.
Op 22 maart 1388 ‘in dominica die Palmarum’ bevestigt ddelheer Johan van Diepholz de verpanding van kerkelijk bezit op de Stemweder Berg door bisschop Otto van Minden.
Op 28 mei 1388 ‘ipso die corporis Christi’ sluit bisschop Dietrich van Osnabrück met edelheer Johan van Diepholz een verbond en een overeenkomst betreffende de kapel in Nutlo, de visserij in de Dümmer See en de visbelasting in Hunteburg.
Op 25 juli 1388 ‘ipso die Jacobi apostoli’ draagt edelheer Johan van Diepholz het tiendrecht van een huis in Broke over aan de kerk St. Crucis te Barnstorf, in ruil voor het tiendrecht van een huis in Walzele.
Op 1 november 1388 verkopen Johan van Dinklage en zijn vrouw Enghele aan de kerk Sint Hülfe in Nutlo, in vertrouwen via haar beheerders, de raadsleden en Johan, edelheer van Diepholz, hun huis in Drebber, dat bewoond wordt door Henko Middendorp, met alle bijbehorende rechten, voor 38 mark penningen in Osnabrückse munt. Het terugkooprecht is vijf jaar lang jaarlijks mogelijk met Kerstmis. Johan van Dinklage en Johannes Mester hebben het huis formeel overgedragen in aanwezigheid van Gerd Cnobbe, rechter in Drebber.
Op 28 december 1388 bevestigt Johan, edelheer van Diepholz, dat zijn ambtman in Diepholz, Rolef van der Horst, veertien stukken land op de Esche van Diepholz heeft verkocht aan de kerk Sint Hülfe in Nutlo, in vertrouwen overgedragen aan de raadsleden, voor 15 mark penningen in Osnabrückse munt. Een jaarlijks terugkooprecht op Sint-Michielsdag (29 september) is voorbehouden.
Op 9 maart 1393 verkopen Arnd van Stumpenhusen en zijn vrouw Drude, evenals hun zoon Gerd en diens vrouw Lucke, aan de kerk Sint Hülfe in Nutlo, in vertrouwen via de priesters Heinrich van Woltorpe en Bernd van den Buijen, de raadsleden en Johan, edelheer van Diepholz, twee huizen in Gastorpe in het kerkgebied Goldenstedt, genaamd Zudermanshus en Detbernshus, met alle bijbehorende rechten, voor 30 Rijnlandse gulden. Er geldt een terugkooprecht binnen zes jaar, telkens op Sint-Michielsdag (29 september).
Op 28 maart 1393 verplicht hertog Wilhelm van Jülich zich om een dochter van edelheer Johann van Diepholz 500 gulden als bruidsschat te schenken.
Op 16 april 1393 ‘die dominica, qua cant. Misericordia Domini’
Op 15 juli 1393 verkopen Heinrich Hagen (ook wel Hagene genoemd), bijgenaamd de kleine knaap, zijn vrouw Grete en hun kinderen Gerd, Fredank, Johan, Willeken en Beate, hun huis in Drentwede, met alle bijbehorende rechten, voor 17 mark penningen in Osnabrückse munt aan de kerk Sint Hülfe in Nutlo. De overdracht geschiedt in vertrouwen aan haar beheerders de raadsleden Heinrich van Wolteege en Bernd van den Buijen, alsook Johan, edelheer van Diepholz. De formele overdracht vond plaats in het afgebakende gerecht, voor de Logenbank in Diepholz, in aanwezigheid van de rechter van Diepholz, Ulrich van Droten.
Op 29 november 1393 bevestigt Johan van Schagen, knaap en rechter, dat de broers Herman, Ewert en Lippold van Sutholte, zonen van Statz en diens vrouw Tale, een meierhof in Natenstedt in het kerkgebied Heiligenloh (Hilgenlo) met alle bijbehorende rechten hebben verkocht aan de kerk Sint Hülfe in Nutlo, in vertrouwen overgedragen aan haar beheerders Johan, edelheer van Diepholz, en de raadsleden Heinrich van Wolteghe en Bernd van den Buijen.
Op 21 december 1393 verkopen Everd van der Wisch, knaap, en zijn vrouw Fige hun huis in Goldenstedt, dat eerder jaarlijks 3 schilling rente aan de heerlijkheid Diepholz opleverde en nu wordt bewoond door Burkhard to Osten, aan de kerk Sint Hülfe in Nutlo. De overdracht gebeurt in vertrouwen via haar beheerders de raadsleden Heinrich van Woltegge (Woltecge) en Bernd van den Buijen, en Johan, edelheer van Diepholz. De koopprijs bedraagt 3 Osnabrückse mark, en voortaan gaat de jaarlijkse rente aan Sint Hülfe. Er is een jaarlijks terugkooprecht met Pasen voorbehouden.
Op 22 februari 1394 verleent Johan van Münch (ook wel Monnick genoemd), bijgenaamd Strobbere, aan Johan, edelheer van Diepholz, een leengoed in Erbergen.
Op 5 maart 1396 bevestigt Ulrich von Droete, rechter in Diepholz, dat Engelbert van Smerten en diens zonen Brand en Heinrich hun huis in Notenstedt, in het kerkgebied van Heiligenloh (Hiligenlo), genaamd Marquardinch, met alle bijbehorende rechten voor 12 Osnabrückse mark penningen hebben verkocht aan de kerk Sint Hülfe in Nutlo, in vertrouwen overgedragen aan haar beheerders Heinrich van Woltegge (Woltegghe), Bernd van den Buijen, Johan de Koke, raadsleden, en Johan, heer van Diepholz. Bovendien doen zij afstand van alle aanspraken op een huis in Ellinchusen, dat inmiddels eigendom is van Sint Hülfe.
Op 16 april 1396 ‘die dominica, qua cant. Misericordia Domini’ verklaart Burkhard van Schmelte, gezworen rechter van de heerlijkheid Diepholz, dat Burkhard van Rüssen (ook wel Russen genoemd) in zijn rechtsgebied zijn huis “Borcherdingh” en een kotten (klein boerenhuisje) aldaar heeft verkocht aan het heiligdom St. Hülfe te Nutteln (Nutlo), vertegenwoordigd door de Ratlude van St. Hülfe en de jonker Johan van Diepholz, voor een bedrag van 14 mark penningen.
Op 5 juni 1396 verklaart Gerd Knoppe, beëdigd rechter in de heerlijkheid Diepholz, dat in een afgebakende rechtszitting en in aanwezigheid van jonker Johan van Diepholz te Cornau, Gerd van Stumpenhausen, zoon van Arnd, de huizen van Suderman en Derbern in Gastrup heeft verkocht aan Bernd van Buijen en Johan de Kock, raadsleden van de kapel Sint Hülfe te Notlo. Arnd van Stumpenhusen en zijn vrouw Drude bevestigen dat hun zoon Gerd en diens vrouw Lucke, met hun toestemming, twee huizen in Gastorp met alle bijbehorende rechten hebben verkocht aan de kerk Sint Hülfe in Nutlo, in vertrouwen overgedragen aan de beheerders Bernd van den Buijen en Johann de Koke, raadsleden, en Johan, edelheer van Diepholz.
Op 5 juni 1396 ‘Bonifacii ep. et m.’ verklaart Gerd Knobbe, rechter van de Heerlijkheid Diepholz, dat Gerd von Stumpenhausen de huizen van Sunderman en Dukeren te Gastorpe in het kerkelijk gebied Goldenstedt heeft verkocht aan het heiligdom St. Hülfe te Nutteln (Nutlo), ten behoeve van de edele jonker Johan van Diepholz, voor een bedrag van 35 Osnabrücker mark. Op dezelfde dag verkoopt Johann Duzink een hof in Ambergen aan Johann de Koke, ten behoeve van edelheer Johan van Diepholz.
Op 13 januari 1398 maakt Johan Hake aan zijn leenheer, edelheer Johan van Diepholz, de aankoop van de tiendrechten in Rene bekend.
Op 24 april 1399 wordt een huwelijksverdrag gesloten tussen graaf Konrad van Rietberg en de dochter Ermengard van edelheer Johan van Diepholz.
Op 25 juli 1401 bevestigt Johan de Vrese, ambtman in Wildeshausen, dat Johan de Vrese, zoon van Heinrich, samen met zijn vrouw Vredeke, hun zoon Eler en Willeke van Almeslo, voogd van Eler, een meierhof in Aldorf, gelegen in het kerkgebied van Wildeshausen, voor 80 Rijnlandse gulden heeft verkocht aan de kerk Sint Hülfe in Nutlo, in vertrouwen overgedragen aan de beheerders Bernd van den Buijen en Johan de Koke, raadsleden, en aan Johan, edelheer van Diepholz.
Op 26 juli 1401 koopt edelheer Johan van Diepholz van Johann Cordewacker, diens vrouw Liutgard en hun kinderen Johann, Ulrich, Dietrich, Kijneke en Beke een kamp (akkerland) bij Diepholz.
Op 20 september 1401 ‘in vigilia Mathei apostoli’ sluiten edelheer Johan van Diepholz, proost Gerhard Buck van Sint Johan in Osnabrück en Friedrich van Callendorf een verbond ter bescherming van de kerkelijke gemeenschappen Rahden, Wehdem (Wedehamm) en Dielingen.
Op 21 juli 1403 maakt Johan, edelheer van Diepholz, bekend dat Herman Vering een kamp (akkerland) op de dam bij Lemförde (Levenvorde) heeft gekocht van Alhard Timmerman.
Op 1 augustus 1403 belooft graaf Otto van Hoija aan Johan van Diepholz de terugbetaling van een schuld.
Op 29 november 1403 ‘feria quinta proxima post festum beati Katerine virginis’ zweren Gotteke, zoon van Immeken, en Herberns Wittemese een eed (urfehde) aan edelheer Johan van Diepholz, ambtman Johan Frese, en de gemeenschappelijke burgmannen, raadsleden, burgers en gemeente van Wildeshausen vanwege de gevangenschap die zij hebben ondergaan wegens de aan Klusman verschuldigde penningen.
Op 8 september 1406 verlenen de edelheren Johan, Konrad, Rudolf en Johan van Diepholz aan Gerhard, edelheer van Diepholz, leenrechten op goederen in Aschen, Ossenbeck, Wetschen (ook wel Weddeschen genoemd) en Drebber.
Op 31 oktober 1406 ‘in vigilia omnium sactorum’ verkopen Johan, Konrad, Rudolf, Johan, Ermegard en Johan, edelheren en edelvrouw van Diepholz, aan het kapittel in Wildeshausen twee boerderijen en huizen in Goldenstedt.
Op 14 februari 1407 verpandt graaf Otto van Hoija het kasteel Freudenberg aan edelheer Johan van Diepholz.
Op 28 juni 1407 ‘vigilia sanctorum Petri et Pauli apostolorum’ bevestigt edelheer Johan van Diepholz (ook wel Deipholte genoemd) aan Otto Sloren Kleinen en diens geslacht al het goed dat zij van hem in leen hebben, in het bijzonder het tiendrecht in Bösel (Borzell), in het kerkelijk gebied Altenoijthe (Oijte).
Op 10 juni 1408 bepaalt graaf Julius van Wunstorf enkele goederen als leengoed voor zijn vrouw Jutta, edelvrouw van Diepholz, dochter van Johan en zus van Konrad en Rudolf, edelheren van Diepholz.
Op 16 juni 1409 maken Johan en Konrad, edelheren van Diepholz, bekend dat Gerhard, eveneens edelheer van Diepholz, en Sophie, weduwe van Johann Weddesche, een huwelijksafspraak hebben gemaakt.
Op 4 juli 1409 ‘ipso die beati Odelrici confessoris’ verklaren de broers Bertold, Kort en Johan van Mandelslo dat zij alle schade, onenigheid (scheel) en onwil die ze hadden met de burgemeester, de raad en de hele gemeente van Wildeshausen in onderlinge eensgezindheid hebben bijgelegd en beëindigd. Als bemiddelaars (verdragslieden / degedinges lude) traden op de edele heren en jonkers Erich, graaf van Hoija, Johan, heer van Diepholz, en diens zonen Kort en Rolf.
Op 11 november 1409 ‘hilgen dage zunte Mertens’ beloven Johan van Diepholz en zijn zonen Konrad en Rudolf aan de deken en het kapittel van de kerk van Bremen dat zij hun verpande bezit van het kasteel, het ambt en het wigbold Wildeshausen in het komende decennium niet zullen opzeggen.
Op 14 juni 1410 geven Johan en Konrad, edelheren van Diepholz, een hof in Wehdem in onderpand aan Johann Wandscherer.
Op 13 januari 1411 wijzen Johan, Konrad en Rudolf, edelheren van Diepholz, een rente toe aan de kapel op het kasteel Diepholz.
Op 3 februari 1411 maken Johan en Konrad, edelheren van Diepholz, bekend dat Grete van Westrup (ook wel Westorp genoemd) een goed heeft overgedragen aan haar zoon Robbeken van Westrup (Westorp).
Op 23 april 1411 een leenverklaring van Dietrich Schade aan Johan, edelheer van Diepholz, over een tiendrecht in Vinnen.
Op 15 augustus 1411 verkoopt de familie Cordewacker aan Johan en Rudolf, edelheren van Diepholz, het tiendrecht in Aldorf.
Op 4 januari 1412 verkoopt Johan van Lone aan Johan, edelheer van Diepholz, het gebied “Wedebrink” bij Ihorst.
Op 4 mei 1412 bekrachtigt Johan, edelheer van Diepholz, de verkoop van een tiendrecht in Holtorpe aan het stift Wildeshausen, met uitzondering van één mark aan jaarlijkse inkomsten, die de vicaris Johan van Bachem en zijn opvolgers daaruit blijven ontvangen.
Op 11 november 1412 verkoopt Burkhard van Schmolte (ook wel Smalte genoemd) namens Christine Rodewald een hof in Osterseelte aan Johan en Konrad, edelheren van Diepholz.
Op 6 december 1413 verkopen Johan en Konrad, edelheren van Diepholz, met het recht van terugkoop een opslagplaats in Dielingen aan Johann Schwacke.
In 1414 wordt Johann Hane door Johan, edelheer van Diepholz, beleend met het tiendrecht in Schwefingen (ook wel Schweningen genoemd) en Varloh (ook bekend als Varle).
Op 15 augustus 1416 ‘ipso die Assumptionis virg. Marie’ getuigen edelheer Johan van Diepholz en zijn zoon Konrad dat hun poortwachter Henneke Fennijnck zijn nalatenschap heeft geschonken aan het klooster Burlage in ruil voor een jaarlijkse graanrente. Uitgezonderd hiervan is het huis dat hij van Pachorste heeft gekocht, dat zijn dienstmeid Metke moet ontvangen, evenals een opslagruimte in Dielingen (Dilingen). Metkes dochter, Geseke Quebinck, mag in dat huis blijven wonen tegen betaling van een huur.
Op 2 januari 1417 sluit Johan Holleke namens Herman van Ahaus een overeenkomst met Johan en Konrad, edelheren van Diepholz.
Op 1 september 1418 ‘ipso die Egidii confessoris’ verklaren Johan, Kord en Roleff, edelheren van Diepholz, dat zij met de knaap Arnd Brawe, ambtman, alsook met de burgemeesters, de raad en de gehele gemeenschap van de stad Wildeshausen een overeenkomst en een verbond tot wederzijdse hulp hebben gesloten tegen bisschop Wulbrand van Minden en diens aanhangers.
Op 26 juli 1419 verkoopt Bernhard Gropeling namens Reinhard Rascher aan Johan en Konrad, edelheren van Diepholz, boerderijen in Wehdem (ook wel Wedham genoemd) en Haldem.
Op 2 februari 1421 verkopen Johan en Konrad, edelheren van Diepholz, een huis in Nutlo aan Gerhard, edelheer van Diepholz, en diens vrouw Sophie, voor 20 Rijnlandse gulden.
Op 5 maart 1421 verpanden graaf Otto van Hoija en diens zoon Otto aan edelheren Johan en Cord van Diepholz diverse goederen voor een bedrag van 324 mark.
Uit dit huwelijk:
1 Jutta van Diepholz. Gehuwd < 10 juni 1408 met Julius van Wunstorf, graaf van Wunstorf, zoon van Ludolf van Wunstorff en Richza van Homburg, overleden > 1 november 1463
4 Ermengard van Diepholz, overleden 24 maart 1426, begraven in het klooster Marienfeld (D). Gehuwd (huwelijksverdrag 24 april 1399) met Konrad van Rietberg, graaf van Rietberg (1389-1428), zoon van Otto van Rieberg en Adelheid van Lippe, overleden 21 juni 1428, begraven in het klooster Marienfeld (D)
5 Johan van Diepholz, overleden > 31 oktober 1406