Sijtze Sibrechtsz van Bree, geboren ca. 1375, overleden < 16 juni 1451
Gehuwd < 9 maart 1407 met
Heijlwich NN, overleden > 16 juni 1451
Bronnen: 1) archiefroermond.nl, 2) geldersarchief.nl
NB: Het is mogelijk dat de Zeetse uit 1396 en 1401 een neef is van Sijtze Sibrechtsz van Bree, zoon van zijn mogelijke oom Brant van Brede.
(?) Op 4 april 1396 verklaart Wilhelm Brant van Brede met toestemming van zijn broer Zeetse, dat hij een erftijns van 36 oude groten Tournoois, die zij te vorderen hebben uit Holtappels goed en erf gelegen te Holtblerijck in het kerspel Blerijck, heeft verkocht aan Johan Greveraede den Kremer en zijn vrouw Katherijna. Met zegels van Willem Brant van Brede, Zeetse van Brede en Rutger van Brede.
(?) Op 7 juni 1401 ‘octaaf van sacramentsdag’ koopt Seetze van Brede van Johan die Roever en Griet, dochter van Brant van Brede, echtelieden, een erfpacht van een malder rogge.
(?) Op 10 juni 1401 ‘des achten daghes na des heijligen sacramentsdach’ verkopen Johan die Roever en Griet, dochter van Brand van Brede, echtelieden, aan Zeetse van Brede Zibrechtssoen, een jaarrente van 1 malder rogge erfpacht ‘venscher maten’, jaarlijks op St Andries te leveren door Johan Stoter die voor deze levering een bunder heide achter zijn schuur te Maasbree als onderpand heeft gesteld, die laatgoed is van de verkopers. Namens de vrouw zegelt haar oom Rutger van Brede.
Op 18 oktober 1403 ‘des derden dages nae sunte lenartsdage des heiligen marsscalck’ verkopen Johan van Borla en Elisabeth, dochter van Johan van Lockum, echtelieden, aan Seijtze van Brede een erfrente van 6 malder rogge. Medezegelaar is Sander Vijnck. Op dezelfde dag ‘des derden dages nae sunte lenartsdage des heiligen marsscalk’ belooft Jan van Borla aan Setsse van Brede en diens erfgenamen te houden in een erfrente van 6 malder rogge te Holthusen. Medezegelaar is Jan van Dert.
Op 9 maart 1407 ‘des derden dach von Gregoriusdach des confessiors’ verklaart Egbert van Holthuijsen voor schepenen van Maasbree aan Seetze van Brede en diens vrouw Heijlwich 400 Gelderse guldens schuldig te zijn en stelt als onderpand de halve molen te Rijnkensvoert te Maasbree.
Op 15 maart 1407 ‘des derden dachs nae gregoriusdach des confessoirs’ verklaart Egbert van Holthuijsen aan Zeetse van Brede en Heijlwich, echtelieden, 400 Gelderse guldens schuldig te zijn en stelt als onderpand de halve molen te Rijnkensvoert. Oorkonders zijn de schepenen van Maasbree en medezegelaar is Rutgher van Brede.
Op 3 juli 1415 verkoopt Egbert van Holthuijsen Geretssoen aan Seetze van Brede, een erfrente van 14 malder rogge venlose maat gaande uit zijn molen de Rijnkensvoert te Maasbree, die hij in erfpacht houdt van de hertog van Gelre. Dierick van der Heiden, schout, zegels namens de schepenen van Maasbree, die geen zegel hebben.
Op 11 november 1415 ‘op Sente Mertijns dach Episc’ verkoopt Mathijs van Holthuijsen Geretszoon aan Seetze van Brede 7 malder rogge venlose maat ’s jaars uit zijn halve molen te Rijnkensvoert te Maasbree wegens 27 Gelderse guldens à 13 alde vlaams per malder betaalde hoofdsom. Mathijs van Holthuijsen, Goedert van der Voert en Gheraet van Honthuijsen, bastaard van Gherit van Honthuijsen, verklaren de hoofdsom aan Seetze te zullen lossen. Op 11 november 1415 ‘op sente mertijnsdach episcopus’ verklaren Mathijs van Holthusen, Goedert van der Voert en Geraert van Honthusen Gheritzoon, aan Ziets van Brede 7 malder erfrogge schuldig te zijn.
Op 20 december 1415 ‘op sente domaesavont’ verkoopt Egbrecht van Honthusen Geretssoen aan Zietsen van Breij een erfrente van 14 malder rogge, gaande uit de halve windmolen te Maasbree toe Rinkensvoert. Oorkonders zijn Dierick van der Heiden, scholtis en schepenen van Maasbree.
Op 3 mei 1418 sluiten Gerard van Vlodrop, ridder, erfvoogd van Roermond, Rabold van Brempt, ridder, Willem van Broekhuizen, erfhofmeester van Gelre, Willem van Kriekenbeek, Rutger van Vlodrop, Dirk van Wickrath, Johan van Oijst, Willem van Kessel, Johan Hermanszoon van Boedberg, Steven van Brempt, Gerard van IJshem, Arnold van Blitterswijk, Bernard van Eijle, Tilman van Eijle, Rutger van Brede, Winrick van Wijdrade, Johan van Wachtendonk, Johan van Boedberg, Johan van Boecholt, Hubrecht van Broekhuizen, Goswijn Spede, Karel van Boedberg, Heinric van Blitterswijk, Zander van Boedberg Hermanszoon, Reinard van Brempt, Seger van der Horst, Zietze van Brede, Willem van Elmpt, Johan van Vrijmershem, Gerard ingher Oe, Heinric van Baerle, Gadert van Bucholt, Zweder van Wachtendonk, Heinric van Wachtendonk, Emont van Pardelaer, Elbrecht Everarszoon van Eijle, Giselbert van Karken, Zeger Johanszoon van Kessel, Johan van Daswijlre, Arnolt Scriver van Kessel, Godert Roffaert van Kessel, Gerard Roffaert, Andries Heithuizen, Heinric Fransoijcs, en Willem van Kessel, bastaard, knapen des lands van Gelre van der Niersen opwaarts, en burgemeesteren, schepenen en raad der steden Roermond, Geldern, Goch, Venlo, Erkelenz, Nieuwstad, een verbond om een eendrachtig te blijven, ook met de andere drie kwartieren, de rechten te handhaven indien de hertog van Gulik en Gelre zonder wettige nakomelingen zal overlijden.
Op 5 juni 1424 ‘op sent boenefaciidach confessoeris’ verklaren Bernt inghen Hoef en Greijt, dochter van Zeitse van Breij, echtelieden, af te zien van goederen, die hun mochten toevallen van Zeitse van Breij en Heilwich, echtelieden. Oorkonders zijn de schepenen van Bree, zegelaar is Johan den Roever, richter.
Op 12 maart 1427 ‘op sint gredoriusdaech’ beleent Jan de Roever, ridder, Seetse van Brede met 26 malder rogge die Jan in leen hield van het goed tgen Hoeve te Brede, in het dorp gelegen. Medezegelaars zijn Wilm van Kessel, neef, en Johan van Eijck, zwager, leenmannen van de oorkonder.
In 1429–1430 is er een geschil tussen Seets (Zeets) van Brede, bezitter van de windmolen te Rijnkensvoirt (Rinkesfort onder Maasbree), en Dirk van Lienden, over de uitoefening van de molendwang in het kerspel Helden door eerstgenoemde.
Op 3 juli 1430 keurt Arnold, hertog van Gelre, goed dat Alert van Bueren en Fije, echtelieden, aan Sietze van Brede en Helwig, echtelieden, verkopen de windmolen van Rijnkensvoert te Maasbree, onder voorbehoud van de erfpacht die de hertog geniet. De molen is banmolen voor die van Helden onder boete van 5 mark voor de hertog en op verbeurte van het meel voor de molenaar. De banaliteit wordt bevestigd door getuigenverklaringen van 1429. De hertog zal niet toestaan dat er nog een molen gebouwd wordt tussen Sevenum en Kessel. Op 20 december 1430 verklaart hertog Arnold dat hij instemt met de verkoop door Allard van Bueren en zijn vrouw van de windmolen te Rijnckensvoirdt (Rinkesfort) onder Maasbree in het Land van Kessel, met recht van molendwang te Helden, aan Seets (Zeets) van Brede en diens vrouw Heilwich, behoudens de hertogelijke pacht.
Op 16 juni 1451 ‘des guedensdaghs nae den heijlige pijnxtdage’ delen Peter en Sijbrecht, zonen van wijlen Zeetze van Brede en Heijlwige, echtelieden, diens goederen. Peter verkrijgt het hof IJnkenvoirt te Baarlo en goederen te Oijen, Broekhuizenvorst, Blerick en Maasbree. Sijbrecht krijgt de hof op Westeringe (te Maasbree), een hof te Blitterswijck en goederen te Sevenum, Grubbenvorst, Kessel en Helden.
Uit dit huwelijk:
2 Sijbrecht Zeetsesz van Bree, overleden 1474-1476. Gehuwd < 1416 met Margriet van Kriekenbeck van Baerle, dochter van Willem van Krieckenbeck van Baerle en Elisabeth van Pardelaer, overleden < 1 april 1476
3 Greijte Zeestes van Bree. Gehuwd < 5 juni 1424 met Bernt inghen Hoeff
4 Elisabeth Zeestes van Bree, overleden > 1479. Gehuwd met Gijelis van Horrich, zoon van Gilles van Horrich, overleden > 25 juli 1474